IK BEN EEN CELLETJE OP MEZELF
INLEIDING
NEGENTIG
POLITIEK
LITERATUUR
DOOD
|
Toch ben ik benieuwd welke plaats het communisme inneemt - ook moreel gezien - als u de balans opmaakt. U was van 1936 tot 1971 lid van de CPN en dat heeft uw leven en werk in hoge mate bepaald.
"Ja. Toen ik begon met schrijven, in de jaren twintig, kwam ik terecht in de kring van Marsman, die ik erg bewonderde, en van het tijdschrift De Gemeenschap. Bij de jonge vitalisten en katholieken dus. Dat katholicisme heeft mij heel kort en voorbijgaand beïnvloed. Ik had mijn doopsgezinde geloof verloren en was op zoek naar een wereldbeschouwing. Ik had het gevoel dat je een idee moest hebben en dat idee moest volgen. Die idee werd mij aangereikt door de komst van het fascisme in Duitsland. Vooral na de machtsovername van Hitler in 1933 werd de vraag waar je stond radicaal gesteld. Ik wilde horen bij een grote groep mensen die een antifascistische overtuiging deelde. En die vond ik onder de tegenstanders van Hitler. In eerste instantie waren dat de sociaal-democraten, maar daar had ik niet zo veel fiducie in omdat hun verzet niet overtuigend was. Toen bleef er maar één alternatief over: het communisme.''
Kijkt u daar alleen maar met spijt op terug of heeft u er ook iets positiefs aan ontleend?
"Nee, zeker niet met spijt. Door mijn keuze voor het communisme, en doordat ik in 1937 vanuit Sneek naar Amsterdam verhuisde, heb ik kennis gemaakt met echte Amsterdamse communistische arbeiders en veel waardevolle ervaringen opgedaan. Mijn behoefte om solidair te zijn met anderen is toen voor een groot deel gerealiseerd. Dat was positief.
In de oorlog heeft zich dat verstevigd. In de oorlog was mijn overtuiging een bron van inspiratie voor het kunstenaarsverzet.''
|
NRC Webpagina's
25 april 1997
|