Europees landbouwbeleid
Het Europese kostenniveau van landbouwproducten ligt hoger dan dat op de wereldmarkt. Dit heeft te maken met de relatief kleine schaal waarop de gemiddelde Europese boer - vergeleken met bijvoorbeeld die in de VS, Australië en Nieuw Zeeland - produceert. Zou je de Europese landbouw blootstellen aan de concurrentie op de wereldmarkt, dan blijven er weinig bedrijven overeind. Een echte markteconoom zegt in zo'n geval: laat dat maar gebeuren, wij moeten ons dan toeleggen op producten die we wel concurrerend kunnen aanbieden. Daartegenover staan argumenten als: we moeten ons voor onze voeding niet afhankelijk maken van het buitenland. Wat gebeurt er met het landschap als het boerenbedrijf verdwijnt? Deze laatste argumenten gaven destijds de doorslag en we hebben onze landbouw afgeschermd van de wereldmarkt. Er zijn prijzen vastgesteld, zo hoog dat een gemiddelde EU-landbouwer het hoofd boven water kan houden.
De EU-landbouw en de wereldmarkt
De figuur geeft de toestand schematisch weer. Europa is voorgesteld als een eiland dat hoog oprijst uit zee. Het zeeoppervlak is het (woelige) wereldmarktprijsniveau. Het hoog daarboven liggend eilandoppervlak, stelt het EU-prijsniveau voor. Een product dat van buiten wil binnenkomen op de EU-markt moet tegen de steile klif klauteren. Die klif heeft in werkelijkheid de vorm van een invoerrecht dat de EU heft op agrarische producten van buiten. Een product dat van het eiland af wil, de wereld in, moet een sprong omlaag maken naar het veel lagere wereldniveau. Dit gebeurt met behulp van een exportsubsidie: de producent biedt zijn product aan op de wereldmarkt tegen de daar geldende - maar voor hem veel te lage - verkoopprijs. Het verschil tussen het Europese- en het wereldniveau krijgt hij uitbetaald door de EU-overheid. De bedoeling was hiervoor de opbrengsten van de geheven invoerrechten te gebruiken.
Als we een kijkje nemen op het eiland zelf, zien we daar een wonderlijk systeem van prijsvorming. Het agrarisch bedrijf is nogal afhankelijk van de weersomstandigheden. Als het weer kuren vertoont kan de productie soms plotseling oplopen of inzakken. Met als gevolg dat de prijzen vrij sterk schommelen. Wat erg lastig en -als het om inzakken gaat - soms fataal is voor de producent. Om de prijzen te stabiliseren op een bepaald niveau - dat dus ruimschoots boven het wereldmarktniveau ligt - zijn minimumprijzen vastgesteld.
In het EU-jargon spreekt men van interventieprijzen of garantieprijzen. Met als gevolg dat er aanbodoverschotten ontstaan: de melk-, olijfolie-, wijnplas en vlees- of boterberg.
Overschotten die tegen hoge kosten moeten worden opgeslagen. Dat is op zichzelf al vervelend, maar er gebeurt nog iets. Wat doet een producent die weet dat hij alles wat hij produceert tegen een vaste prijs bij het interventiebureau kwijt kan? Die breidt z'n capaciteit uit en voert de productie op. De minimumprijs heeft dus niet alleen een aanbodoverschot tot gevolg; hij zet ook aan tot extra productie, waardoor het aanbodoverschot groter wordt. Om te verhinderen dat de pakhuizen steeds verder uitpuilen, wordt het teveel op de wereldmarkt geloosd. Met een exportsubsidie om het prijsverschil te overbruggen. De EU-landbouw schermt zich af van de wereld, produceert kunstmatig teveel en zet het overschot op de wereldmarkt af. In de loop van de jaren tachtig is de EU op deze manier netto-exporteur geworden. De EU-landbouwkas komt geld te kort, omdat er meer aan exportsubsidies moet worden uitbetaald dan er aan invoerrechten binnenkomt. Het verschil betaalt de EU-burger/consument.
Een en ander leidt tot overbelasting van het milieu en het beschadigt producenten in ontwikkelingslanden, die hun producten hier nauwelijks kunnen slijten. De laatste jaren dringt langzaam het besef door dat dit een absurd systeem is. Er zijn inmiddels productiebeperkingen opgelegd; we kennen de melkquota en de superheffing als er teveel melk wordt geproduceerd; men kan premies ontvangen bij het braakleggen van grond.
Voor alle drie kwalen - de Europese consument die teveel belasting en te hoge voedselprijzen betaalt, de overbelasting van het milieu en het dumpen van overproductie - is één oplossing: Europa moet zijn overcapaciteit in de landbouw en daarmee zijn productie beperken. Daarbij zullen landbouwbedrijven moeten sluiten. De in 1992 door de toenmalige EU-commissaris voor Landbouw McSharry voorgestelde maatregelen waren een eerste stap. De in 1997/98 voorgestelde prijsverlagingen voor graan, rundvlees en melk (Agenda 2000) waren in het voorjaar van 1998 aan de orde bij de besprekingen over de uitbreiding van de EU-15 met een aantal Oosteuropese landen. (zie: Uitbreiding van de EU-15)
Europese landbouwers hebben in het algemeen grote moeite met het accepteren van de hervormingsmaatregelen. Ze uiten hun woede nogal eens met tal van publieke acties, die soms niet meer ludiek genoemd kunnen worden. Met name in Frankrijk weet men af en toe geen maat te houden. In afnemende volgorde van speelsheid: het veranderen van de Champs Elysées in een tarweveld, het loslaten van honderden lammeren in de tuin van de prefect, het blokkeren van verkeerswegen en McDonald's met tractoren, het storten van fruit op de snelweg, het met benzine vermengen van ingevoerde wijn, het spuiten met gier, het verbranden van vlaggen, het verbranden van buitenlandse goederen en vrachtwagens.
Dat de Europese boeren ontzettend kwaad zijn, is overigens wel te verklaren. Tientallen jaren lang zijn ze immers op het verkeerde been gezet. Ze zijn, en worden nog steeds, voor de gek gehouden door de bedenkers en uitvoerders van het Europese landbouwbeleid. Een beleid dat er voor heeft gezorgd dat ze jaar in jaar uit verkeerde prijssignalen ontvingen. Ondernemers reageren op verkeerde prijssignalen, met onjuiste beslissingen. In dit geval zijn ze door kunstmatig te hoog gehouden prijzen geprikkeld om steeds meer te gaan produceren. Ze hebben hun capaciteit uitgebreid en nieuwe technieken toegepast. Voor de benodigde investeringen hebben ze zich flink in de schulden gestoken. En dan is het na al die jaren opeens uit met de pret. De prijzen moeten omlaag en de productie moet worden beperkt. Dat is vragen om moeilijkheden.
zie 'Landbouwbeleid wordt voortgezet', NRC Handelsblad 16 juli 1997