Landbouwbeleid wordt voortgezet
Door onze correspondenten Birgit Donker en Ben van der Velden
De Europese Commissie heeft vanochtend in
Straatsburg haar Agenda 2000 gepresenteerd, met daarin voorstellen over
de toekomst van de Europese Unie. De voorstellen betreffen onder meer de
uitbreiding van de Unie met Polen, Tsjechië, Hongarije,
Slovenië en Estland. Verder staan de hervorming van het
gemeenschappelijke landbouwbeleid en de hoogte van de Europese
structuur- en cohesiefondsen op de agenda voor de komende jaren. De
Commissie wil de omvang van het cohesiefonds stabiliseren. De
landbouwuitgaven mogen met de economie meegroeien, maar blijven gebonden
aan het huidige plafond, 1,27 procent van het bruto binnenlands product.
De Europese Commissie wil in de eerste jaren van de volgende eeuw de in
1992 begonnen hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de
Europese Unie geleidelijk voortzetten. Dat betekent dat de
landbouwprijzen verder in de richting van die van de wereldmarkt zullen
dalen en dat boeren gecompenseerd worden met directe inkomenssteun.
Volgens de Agenda 2000 van de Europese Commissie is om verschillende
redenen voor deze benadering gekozen. Het risico bestaat dat nieuwe
overschotten van landbouwproducten ontstaan. Bovendien is er een nieuwe
onderhandelingsronde op komst in het kader van de
Wereldhandelsorganisatie (WTO), waarbij de EU onder druk komt te staan
landbouwprijzen te verlagen. Ook worden milieu-eisen strenger en wordt
de landbouw van de huidige lidstaten geconfronteerd met uitbreiding van
de EU met lidstaten waar op dit ogenblik tegen lage wereldmarktprijzen
wordt geproduceerd. De Commissie stelt voor om per boer aan de
inkomenssteun een grens te stellen. Wordt dit voorstel aanvaard, dan
krijgen grotere boeren de gevolgen daarvan te dragen.
Zonder hervorming van het landbouwbeleid zal in het jaar 2005 in de EU
een graanberg zijn ontstaan van 58 miljoen ton, heeft de Commissie
berekend. Om dat te voorkomen wil zij in 2000 de interventieprijs voor
graan verlagen van de huidige 119,19 ecu per ton naar 95,35 ecu per ton.
Daarnaast wil de Commissie verplichte braaklegging van grond stoppen.
De Commissie verwacht dat rundvleesvoorraden tot 2000 zullen dalen als
gevolg van de crisis in verband met de gekkekoeienziekte (BSE) en een te
verwachten tijdelijke daling van de rundvleesproductie. Maar als het
beleid niet verandert, zullen de voorraden daarna weer stijgen.
De Commissie wil in de jaren 2000-2002 het prijsniveau waarbij steun
voor rundvlees wordt gegeven laten dalen van de huidige 2780 ecu per ton
tot 1950 ecu per ton. Omdat de rundvleesprijzen op de Europese markt
hoger zijn dan dit geplande prijsniveau, zullen boeren gecompenseerd
worden met inkomenssteun. Die zal worden berekend op basis van het
aantal koeien per boer.
De Commissie wil voorlopig het systeem van melkquota tot 2006 handhaven.
Maar zij waarschuwt dat boeren niet de indruk moet worden gegeven dat
het huidige systeem eeuwig blijft bestaan. In de toekomst zullen
onzekere factoren, zoals een nieuwe onderhandelingsronde binnen de WTO,
ervoor zorgen dat het systeem alsnog ter discussie wordt gesteld. De
Commissie wil de uitvoering van het quotasysteem in de volgende eeuw wel
vereenvoudigen. Bovendien is het de bedoeling dat de prijssteun voor
melk tot 2006 met tien procent daalt.
De Commissie stelt voor om meer steun te geven voor
plattelandsontwikkeling, waarbij boeren een rol kunnen spelen als
beheerders van het landschap. Die plattelandsontwikkkeling moet net als
de steun voor achtergebleven gebieden in de EU voornamelijk worden
gefinancierd met geld uit de structuurfondsen.
De Commissie stelt voor om de huidige omvang van deze fondsen (0,46
procent van het bruto binnenlands product van de EU) te handhaven. Van
de 275 miljard ecu die daardoor in de periode 2000-2006 ter beschikking
komt wil de Commissie 45 miljard ecu besteden voor hulp aan de
ontwikkeling in nieuwe lidstaten. Om te voorkomen dat deze lidstaten het
geld niet kunnen verwerken stelt de Commissie voor deze hulp te beperken
tot maximaal 4 procent van het bruto binnenlands product van de
betrokken lidstaat.
De Commissie wil de huidige zeven doelstellingen waarvoor geld uit de
structuurfondsen kan worden gebruikt, terugbrengen tot drie. Daarbij
wordt steun voor de minst ontwikkelde gebieden beperkt tot regio's waar
het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking minder is dan
75 procent van het gemiddelde in de EU. Dat betekent dat steun voor
gebieden in rijkere EU-lidstaten, zoals op het ogenblik voor Flevoland,
niet meer mogelijk zal zijn.
Steun aan gebieden met grote economische problemen vormt een aparte
doelstelling voor de structuurfondsen. Het gaat om gebieden - dikwijls
in grote steden - waar de werkloosheid hoger is dan het gemiddelde van
de EU (in 1996 10,9 procent). De bedoeling is dat voor
scholingsprojecten en modernisering van arbeidsmarkten apart gelden
uitgetrokken worden. Volgens de Commissie is dit een van de uitwerkingen
van het hoofdstuk over werkgelegenheid dat in het Verdrag van Amsterdam
is opgenomen.
Voor de handhaving van het cohesiefonds in zijn huidige vorm, wat de
Commissie voorstelt, heeft vooral Spanje de afgelopen tijd gevochten.
Ook landen die zich kwalificeren voor de Economische en Monetaire Unie
(EMU), maar een bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking
hebben van minder dan 90 procent van het gemiddelde in de EU, blijven
voor steun uit dit fonds in aanmerking komen.