|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Willem Mengelberg Live 10 cd, 1 dvd. Q Disc 97016.
Concertgebouw Series: Audio Phile Classics APL 101.541 Wilhelmina week uit, Mengelberg bleef onverzettelijk Tal van cd's, uitgekomen bij de 50ste sterfdag van Willem Mengelberg, bewijzen opnieuw de muzikale grootheid van de dirigent, die in de oorlog de foute beslissing nam om in Amsterdam te blijven. Koningin Wilhelmina en dirigent Willem Mengelberg waren voor de Tweede Wereldoorlog de twee beroemdste en meest geëerde Nederlanders. Daaraan droegen ze ook onderling bij. Zo eerde Mengelberg Wilhelmina tijdens haar inhuldigingsfeest in 1898 met een concert door het — toen nog niet koninklijke — Concertgebouworkest. Mengelberg zou nadien op diverse nationale en koninklijke hoogtijdagen officiële concerten leiden in aanwezigheid van Wilhelmina. En Wilhelmina verleende Mengelberg in 1913 de Gouden Eremedaille voor Kunst en Wetenschap van de Huisorde van Oranje, die koningin Beatrix enkele jaren geleden ook aan Bernard Haitink toekende. Maar behalve roem en aanzien hadden Wilhelmina en Mengelberg weinig gemeen, zeker geen liefde voor muziek. Met prins Hendrik deelde Mengelberg tenminste nog een passie voor bonhommie, wijn en sigaren, uitgeleefd bij vakantiebezoeken van de prins aan Chasa Mengelberg, het Zwitserse buitenhuis van de dirigent. ,,Dan werd de fijnste wijn uit de kelder opgediept om een eerbiedige dronk op Hare Majesteit uit te brengen'', schreef Elly Bysterus Heemskerk in Over Willem Mengelberg. Koningin Wilhelmina hield slechts van de oud-vaderlandse liederen van Valerius, koraalmuziek en de Piet Hein Rhapsodie. Zelfs het Wilhelmus herkende ze niet, zodat ze soms moest worden aangestoten om op te staan. Met de jonge koningin kon Mengelberg het in 1900 nog goed vinden. Wilhelmina was tijdens een audiëntie na een galaconcert ,,zeer lief voor mij'', schreef Mengelberg aan zijn verloofde Tilly Wubbe. Maar later leidden de ontmoetingen tussen Wilhelmina en Mengelberg tot onverschilligheid en soms tot bliksemontladingen, zo leest men in het tweede deel van de Wilhelmina-biografie van Cees Fasseur. Op 2 november 1922 woonde koningin Wilhelmina in het Amsterdamse Concertgebouw een concert van Willem Mengelberg bij met onder andere de Tweede symfonie van Willem Pijper. Na afloop schreef Wilhelmina aan haar moeder Emma: ,,Ik had geen last van het concert, omdat ik watten in m'n oren gestopt had; maar anderen zeggen dat er veel lawaai was en het nieuwerwetsche muziek was.'' Toen Mengelberg in 1926 Wilhelmina tegenkwam in een Zwitsers hotel, werd hij door Wilhelmina afgepoeierd ‘als een tennisbal die een klap met een racket gehad heeft.' Een nieuwe Mengelberg-cd in de Concertgebouw Series van Audiophile Classics brengt ze weer allemaal samen met opnamen van onder anderen Pijper (Celloconcert), Mengelberg (Prelude op het Wilhelmus, in 1924 gespeeld door het New York Philharmonic Orchestra) en Valerius (Nederlands Dankgebed). In de Tweede Wereldoorlog waren Wilhelmina en Mengelberg elkaars tegenpolen: Wilhelmina week uit naar Engeland, Mengelberg bleef in Nederland. Hoewel sommigen ook nu nog het uitwijken van Wilhelmina aanvechten, werd het blijven van Mengelberg na de oorlog ‘fout' bevonden. Naast het dirigeerverbod voor zes jaar, was het verlies van zijn koninklijke onderscheidingen een diep gevoelde straf voor Mengelbergs Duitsvriendelijke houding. De box met tien cd's met radio-opnamen van Mengelbergconcerten, die onlangs uitkwam ter gelegenheid van zijn vijftigste sterfdag, bevat in het licht van de historie een aantal omineuze opnamen. Zo kan men nu weer luisteren naar het Vijfde pianoconcert van Beethoven, een concert op 9 mei 1942 met Cor de Groot als de solist. Men hoort dan, zij het met meer ruis, precies hetzelfde als de Duitse rijkscommissaris Seyss-Inquart, destijds aanwezig in het Amsterdamse Concertgebouw. Men hoort ook de twee driftige tikjes met zijn stokje, waarmee de dirigent voor aanvang steeds zijn musici bij de les bracht. Mengelbergs biograaf Frits Zwart, die de toelichting bij de cd's schreef, citeert het in 1946 verwoorde onbegrip van de dirigent over het verwijt dat hij zich niet had uitgesproken tégen de Duitsers maar had gemusiceerd voor de bezetter: ,,Ik heb nooit iets tegen mijn Vaderland gedaan, was altijd een trouw onderdaan van H. Majesteit en ben dat nóg. [-] Alles wat ik gedurende mijn bijna 50-jarige Nederlandse werkzaamheid — de oorlogsjaren inbegrepen heb gedaan en gelaten, was direct of indirect terwille en tengunste van mijn Vaderland, Amsterdam en het Concertgebouworkest. [-] Als ik iets gedaan had, zou ik het begrijpen, maar ik heb me toch nergens mee bemoeid.'' De Mengelberg-box bevat opnamen die historisch zijn: door het repertoire, de solisten èn door Mengelbergs dirigeren. Daar zijn àl zijn even schaarse als fameuze Mahleropnamen: de Lieder eines fahrenden Gesellen met Hermann Schey, de Vierde symfonie met Jo Vincent en het Adagietto uit de Vijfde symfonie. En daar is bijvoorbeeld de hoogst opmerkelijke opname uit 1938 van Beethovens Negende symfonie, dankzij de zeer persoonlijke accenten een enerverend document. Opvallend bij Beethoven, maar ook bij Mahler en andere componisten is het portamento, waarbij vooral de strijkers van de ene noot naar de andere glijden. Het nu wat gemaniëreerd aandoende stijlmiddel werd vanaf de jaren '20 internationaal steeds meer als sentimenteel en ordinair beschouwd. In Amsterdam bleef het nog tot in de oorlogsjaren in zwang, maar wel in Mengelbergs fijnzinnig geperfectioneerde vorm. Het zorgde voor een extra zacht-zilveren glans, die de donkere Amsterdamse orkestklank deed oplichten en tijdens de laatste helft van Mengelbergs dirigentschap uniek maakte. Hoe beroemd Mengelberg en het Concertgebouworkest waren, bewijst de DVD in de box met een in 1931 in Frankrijk gefilmd mini-concert, waarvoor in de studio het podium van het Concertgebouw was nagebouwd. Beethovens Negende neemt in Mengelbergs carrière een sleutelpositie in, hij dirigeerde het in ons land tijdens zijn jaarlijkse Beethovencycli en bij buitenlandse optredens. De Russische beeldhouwer Archipenko maakte zijn Mengelberg-portret niet voor niets als dirigent van de Negende. Het Algemeen Handelsblad schreef in 1938 over de magische werking van Mengelbergs uitvoering van de Negende, niet alleen van het werk maar ook van de uitvoering: ,,En de extase, waarin de toomelooze jubel van Beethovens muziek de nagenoeg geheel bezette zaal Concertgebouwzaal bracht, dankte men voor een niet gering deel ook aan de magistrale reproductie onder prof. dr. Willem Mengelbergs vurige en sterk-geconcentreerde leiding.'' Uit de oorlog (13 april 1943) dateert het debuut van de 19-jarige Herman Krebbers bij het Concertgebouworkest, waarvan hij in 1962 concertmeester zou worden. Zijn optreden werd door Herman Rutters in het Algemeen Handelsblad op waarde geschat. ,,Aan Krebbers' uitzonderlijke muzikale en violistische begaafdheid kan men geen oogenblik twijfelen. Zijn warme, bloeiende en tot in het pianissimo klare expressief-geschakeerde toon, zijn krachtige rhytmiek, waarmee hij door de vast-getrokken scherpe contouren aan het werk karakter gaf, zijn brillante virtuositeit, feilloos gaaf en glaszuiver, het onstuimig élan van zijn jeugdig en toch beheerscht temperament maakten deze vertolking werkelijk tot een verrassing.'' De box bevat naast het grote symfonische werk ook geliefd en aansprekend repertoire, zoals Fluitconcert van Mozart, prachtig gespeeld door eerste fluitist Hubert Barwahser, en het Vioolconcert van Max Bruch met Guila Bustabo als soliste. Uitzonderlijk is de opname van de aria Un bel di vedremo uit Puccini's Madama Butterfly met Grace Moore. De buitengewoon beeldende, soms ijzig en navrant eenzaam klinkende begeleiding, laat horen dat aan Mengelbergs principiële voorliefde voor het symfonische repertoire wellicht een eminent operadirigent is opgeofferd. Die rechtlijnigheid van Mengelberg en zijn vasthouden aan eenmaal gemaakte keuzes en ingenomen standpunten, is wellicht ook een sleutel voor het begrip van zijn houding in de oorlog. Hij bleef onverzettelijk op zijn post, voor zichzelf trouw aan koningin en vaderland, aan de officiële strikte neutraliteit, waardoor Hitler nog tot de eerste oorlogsdag een ‘bevriend staatshoofd' was. Het principiële verschil tussen Wilhelmina en Mengelberg is dat voor Wilhelmina de neutraliteit op 10 mei 1940 had afgedaan, terwijl Willem Mengelberg daaraan naïef vasthield. Hij stond vriendelijk, zolang het kon, tegenover de muziek van joden als Mendelssohn en Mahler. Mengelberg was vriendelijk voor de joden in zijn orkest, tot ze werden weggevoerd, vriendelijk tegenover de Duitsers, de landgenoten van zijn vader. Wilhelmina groeide in Londen uit tot ‘Moeder des Vaderlands', haar onvoorwaardelijke vereerder Mengelberg werd na de oorlog onteerd. KASPER JANSEN
|
NRC Webpagina's 30 april 2001 Meer recensies in het muziekarchief
|
Bovenkant pagina |
|