U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
N R C   H A N D E L S B L A D  -  M E D I A
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

China moet op dotcom tellen passen


De groei van de Chinese economie maakt het noodzakelijk dat met de resten van de socialistische industrialisatie resoluut wordt afgerekend, meent Fan Gang.

De euforie van de nieuwe economie heeft China in haar greep. Mobiele telefoons lijken in Shanghai net zo alomtegenwoordig als in Helsinki en dotcoms zijn even algemeen als in San Francisco. De run op investeringen in de nieuwe economie, met zelfs het vooruitzicht van een Chinese Nasdaq, heeft de economie van China een verjongingskuur doen ondergaan. Maar hoe enthousiaster China de nieuwe industrieën begroet, hoe zwaarder de oude onder druk komen te staan.

Na de financiële paniek in Azië, nog maar een paar jaar geleden, komt de Chinese euforie als een verrassing. De overheid lijkt in het omhelzen van de nieuwe economie een manier te zien om China immuun te maken voor toekomstige crises. Deze wens is de vader van de gedachte: het is onredelijk te verwachten dat de nieuwe economie een toverpil is voor groei zonder risico.

De afgelopen twee eeuwen heeft de wereld op haar weg naar welvaart perioden van hoogconjunctuur en tijden van crisis gekend. Die crises zuiverden economieën en samenlevingen van alles wat ondoelmatig was. Het wonder van Oost-Azië (inclusief China) in de afgelopen dertig tot veertig jaar was niet alleen een kwestie van grote economische groei, maar van het feit dat een gezonde langetermijngroei tot stand werd gebracht zonder een grote crisis te veroorzaken. De uitbarsting van financiële paniek die zich van 1997 tot 1999 in Azië voordeed, was de eerste in dit gebied - daarom was iedereen ook zo verbijsterd - maar zal niet de laatste zijn. De nieuwe economie kan, ondanks de jubelstemming, een land niet tegen sombere tijden behoeden.

Evenals enkele andere Aziatische economieën, beleefde China in de eerste helft van dit jaar een sterke economische groei. Het bruto binnenlands product nam met 8,2 procent toe. In dezelfde periode van het vorig jaar bedroeg dat percentage 7,4 procent. En het ziet ernaar uit dat de drie jaar durende prijsstijgingen - die met de financiële crisis van 1997 inzetten - ten einde zijn. Maar net als in Amerika aan het begin van zijn huidige hoogconjunctuur, ligt de sleutel voor een voortdurende groei in een volgehouden investering en verbeterde productiviteit.

De groei van de investeringen neemt in China sinds het begin van dit jaar nog steeds toe. En nog meer reden tot hoop is dat de privé- investering zich, na een daling vorig jaar, heeft hersteld tot een bescheiden groei, voor het eerst in drie jaar, van 6,7 procent in termen van koopkracht.

Hoewel deze vooruitgang soms aan de nieuwe economie wordt toegeschreven, zijn de echte redenen ervoor minder prozaïsch. Werkelijke structurele aanpassingen zijn pas in de afgelopen drie vier jaar totstandgekomen: 16 miljoen werknemers bij de overheid en 11 miljoen werknemers in zowel stads- als plattelandsindustrieën werden ontslagen. Veel ondernemingen werden gesloten, niet alleen kleine overheidsbedrijven, maar ook talloze semi-overheidsbedrijven en privé-ondernemingen, die door een productievermindering zelfs nog harder getroffen werden dan overheidsbedrijven. In sommige bedrijfstakken is de productiecapaciteit drastisch verlaagd om ruimte te maken voor nieuwe investeringen. Als de privé-investering in dit tempo doorgaat, zal de overheid wellicht kunnen afzien van haar plannen voor het stimuleren van investeringen door schuldenfinanciering op grote schaal. Dat zou bevorderlijk zijn voor de groei op lange termijn.

Ook de toegenomen binnenlandse consumptie is een duwtje in de rug van China's economie. Hoewel de prijsindex negatief blijft, zijn de verkopen in het tweede kwartaal met 13,8 procent gestegen. De meest opmerkelijke trend is een nog steeds stijgende vraag naar woonruimte. Hervorming van de huisvestingswetten, het openen van een secundaire huizenmarkt en vooral het steeds vaker gebruikmaken van hypotheekmogelijkheden, zijn de voornaamste factoren van deze groei. Een trend die de komende tien jaar waarschijnlijk een grote rol zal blijven spelen als China's sterke middenklasse (tweehonderdmiljoen) gaat streven naar het bezit van een eigen huis.

Niet alleen de verkoop van huizen, maar ook de export en import zijn tot dusverre dit jaar met respectievelijk 38,3 en 36,2 procent sterk toegenomen dankzij de expansieve wereldeconomie en het herstel van Azië. China's toetreden tot de Wereldhandelsorganisatie kan de export tijdelijk opdrijven, maar door het opheffen van China's eigen handelsbarrières zal de import snel toenemen. Dit houdt in dat een beleid ter bevordering van de economische groei zich zal moeten richten op de binnenlandse markt van China.

China draagt zowel sporen van een ontwikkelingsland met een bruto binnenlands product van 800 dollar per hoofd van de bevolking als van een 'overgangseconomie' die de last meedraagt van een centraal geleide economie. De binnenlandse economie is geïnfecteerd door economische, institutionele, structurele en politieke problemen. Het vinden van oplossingen is veeleisender dan in samenlevingen die of alleen een overgangseconomie hebben, of alleen ontwikkelingsland zijn.

Ook dat is een reden dat Chinese beleidsmakers niet moeten proberen om aan de hand van de nieuwe economie met één sprong uit hun problemen in een utopische toekomst te belanden. China heeft de afgelopen vijftig jaar al genoeg experimenten meegemaakt om te weten dat je met een grote sprong voorwaarts onderuit kunt gaan.

China kan de huidige groei van de economie alleen volhouden wanneer concurrentie wordt aangegaan en de erfenis van de socialistische industrialisatie meedogenloos wordt uitgebannen. Bij het nastreven van een dergelijk beleid zou China's economische groei zich op een niveau tussen de 7,5 en 8 procent kunnen handhaven, terwijl in de afzienbare toekomst de inflatie laag blijft. China's ambities voor een nieuwe economie zullen alleen tot iets leiden als het daarbij de blik gericht houdt op de, niet met haar tijd meegaande, oude economie.

Fan Gang is directeur van het National Economic Research Institute, China Reform Foundation in Peking.

©Project Syndicate

NRC Webpagina's
26 OKTOBER 2000


( a d v e r t e n t i e s )

Klik hier

Klik hier

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad