U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   B I N N E N L A N D
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

S c h a k e l s
WRR


Aanbevelingen van de WRR

AOW te zwaar voor één generatie


In overheidsbeleid rekening houden met de belangen van toekomstige generaties, kan dat? Nauwelijks, zegt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Behalve voor de pensioenen.

Door onze redacteur DICK VAN EIJK

ROTTERDAM, 1 FEBR. Zonder dat het aanleiding is voor expliciete aandacht, heeft overheidsbeleid vaak consequenties voor de verhoudingen tussen generaties. Enerzijds gaat het dan om de verhoudingen tussen generaties die tegelijk leven, bijvoorbeeld voor overdrachtsuitgaven, zorg en onderwijs. Anderzijds heeft overheidsbeleid soms ook consequenties voor generaties ver in de toekomst, bijvoorbeeld bij beslissingen over milieu, ruimtelijke ordening of de ontwikkeling van kennis.

Het generatie-aspect van beleid valt vaak niet op, omdat dit door de tijd heen redelijk constant is. Dat verandert wanneer zich aanzienlijke demografische veranderingen voordoen. Door de vergrijzing zullen bijvoorbeeld de AOW en de zorg duurder worden wanneer het niveau daarvan wordt gehandhaafd. Ook veranderingen in de gemiddelde levensloop van mensen hebben zulke consequenties: Doordat meer mensen langer onderwijs volgen en vroeger stoppen met werken, neemt het aantal jaren dat men voor oud en jong de kost verdient af. De toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen heeft het omgekeerde effect. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) constateert in het vandaag verschenen rapport Generatiebewust beleid dat de principiële onmogelijkheid om de voorkeuren van toekomstige generaties te kennen een ernstige handicap vormt voor het formuleren van beleid dat rekening houdt met de belangen van alle generaties. Bij sommige beleidsvragen, zoals AOW of zorg, is er tenminste op dit moment een behoorlijke mate van consensus over wat eigenlijk de opgave van het beleid is: Ouderen moeten ook in de toekomst verzekerd zijn van een behoorlijke minimumuitkering en toegang hebben tot een adequate zorg. Het lijkt een redelijke veronderstelling dat dit uitgangspunt niet plotseling zal veranderen. Bij andere beleidsopgaven ontbreekt een dergelijke stabiliteit en voorspelbaarheid. Het is principieel onmogelijk om een woningvoorraad na te laten die rekening houdt met de onbekende woonvoorkeuren van nog niet geboren generaties.

De WRR gaat na of het begrip rechtvaardigheid een zinvol uitgangspunt kan zijn bij generatiebewust beleid. Dat blijkt tegen te vallen. 'Gelijke monniken, gelijke kappen' is hierbij een kreupel beginsel. Verschillende generaties leven nu eenmaal in verschillende historische omstandigheden. Als de omstandigheden veranderen heeft die verandering consequenties voor alle dan levende generaties. Zij delen in voor- en tegenspoed en het zou niet rechtvaardig zijn bepaalde generaties daarvan uit te zonderen. Als de welvaart toeneemt, delen ook ouderen die niet meer werken daarin mee.

Vergrijzing is zo'n verandering van omstandigheden die alle leeftijdscategorieën betreft. Het zou dan ook niet rechtvaardig zijn, constateert de WRR, om de gevolgen daarvan uitsluitend bij één generatie neer te leggen. Met andere woorden: Als de lasten van de AOW toenemen door de vergrijzing is het niet rechtvaardig als alleen de dan werkende generatie daarvoor opdraait. Volgens de huidige systematiek van de AOW is dat wel het geval. Zo redenerend komt de raad tot de conclusie dat het redelijk is dat ook ouderen die dat kunnen, gaan meebetalen aan de toenemende lasten van de basis- oudedagsvoorziening. Kortom, de AOW moet worden gefinancierd uit de algemene middelen en niet uit premies waaraan alleen personen onder de 65 jaar betalen. Deze zogeheten fiscalisering van de AOW is eigenlijk de enige conclusie die met een rechtvaardigheidscriterium valt te onderbouwen. Principiële handicaps zijn bijvoorbeeld dat toekomstige generaties niet kunnen meepraten, laat staan meebeslissen, en dat hun voorkeuren niet kenbaar zijn. De raad trekt dan ook de conclusie dat dit pad moet worden verlaten. In plaats daarvan moet 'houdbaarheid' als criterium worden gebruikt. Dat is een bescheidener criterium, maar het is tenminste te definiëren en te operationaliseren. Het geeft ook een minimale maatstaf: niet houdbaar beleid is per definitie niet rechtvaardig, omdat het beloften doet die niet nagekomen kunnen worden. Fiscalisering van de AOW kan ook op basis van het houdbaarheidsargument worden gelegitimeerd: Hierdoor neemt immers het draagvlak, het aantal betalers toe, waardoor de kans dat de uitkeringen op een adequaat niveau gehandhaafd kunnen worden toeneemt. Houdbaarheid alleen vindt de raad echter te kaal als uitgangspunt. Generatiebewust beleid behelst ook actief anticiperen op de belangen van toekomstige generaties (voor zover die kenbaar zijn) op basis van de voorkeuren van huidige generaties en rekening houdend met de verschillende posities waarin generaties verkeren. Zo geredeneerd valt over de financiering van de AOW te zeggen dat die is bedacht voor andere maatschappelijke omstandigheden; omstandigheden die inmiddels zijn achterhaald, zodat aanpassing van de financiering aan de huidige omstandigheden verantwoord is. Op basis van dergelijke redeneringen gaat de WRR een aantal beleidsterreinen met evidente intergenerationele consequenties te lijf, zoals zorg, onderwijs en milieu. Deze benadering blijkt succesvoller naarmate het vraagstuk beter kwantificeerbaar is. Over het pensioenstelsel doet de raad de meest concrete uitspraken, over milieubeleid blijven de conclusies betrekkelijk vaag. Zorg en onderwijs zitten daartussenin: niet al te concreet, maar ook niet al te vaag.

ALGEMEEN:

  • Aflossing van de staatsschuld

  • Bevorderen arbeidsparticipatie van vrouwen

  • Bevorderen van latere uittreding uit arbeidsproces

  • Meer steun voor huishoudens met kinderen

    PENSIOENEN:

  • Handhaving drietrapsstelsel van minimale voorziening (AOW), inkomenscontinuïteit (collectief pensioen) en individuele arrangementen

  • Fiscalisering van de AOW

  • Meer relatie tussen betaalde bijdrage en uitkering voor bovenminimale uitkering

  • Aanhouden van aanzienlijke eigen vermogens bij pensioenfondsen bij wijze van buffer

    ZORG:

  • Beheersing van de kostenontwikkeling voor zover die niet uit demografische ontwikkelingen voortvloeit

  • Stimuleren van particulier sparen voor zorg op latere leeftijd (privatisering van een deel van de zorg)

  • Vergroting van het arbeidsaanbod in de sector

    ONDERWIJS:

  • Korter initieel onderwijs

  • Een leven lang leren

    MILIEU:

  • Grote zorgvuldigheid bij beslissingen die onomkeerbare consequenties kunnen hebben

  • Zelfbinding om toekomstige beleidsopties open te houden

  • NRC Webpagina's
    1 FEBRUARI 2000


    ( a d v e r t e n t i e s )

        Bovenkant pagina

    NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)