U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   Z A T E R D A G S  : B I J V O E G S E L
 
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  


Terug naar artikel

Lezers over de betekenis van nieuwe media:

Als ik er maar profijt van heb


Vorige maand poneerde Z vijf stellingen over de toekomst met het Internet. Deskundigen gaven hun visie en lezers werden uitgenodigd mee te doen. Hieronder volgt een greep uit de reacties. Over digitaal onderwijs en Big Brother. 'Persoonlijk maakt het mij niet uit wie ziet wat ik uitspook op het net.'

Er zijn mensen voor wie het 'zonder discussie' is dat de nieuwe media grote invloed zullen uitoefenen op onze toekomst. Die zeker weten dat 'wonen, werken en vrije tijd' er 'totaal anders uit gaan zien'. Die menen dat het bestaan 'niet compleet is zonder persona virtualis'.

En er zijn er die Internet als communicatiemiddel beschouwen, zoals de telefoon dat is of de fax, maar verder niks bijzonders. Die de maatschappij 'sinds de steentijd' fundamenteel weinig veranderd vinden en die zich verheugen op de eerstkomende jaren van het derde millennium - in de stellige overtuiging dat die 'verdacht veel lijken op de laatste (decennia) van het tweede'.

Uit beide categorieën hebben lezers van (de website van) deze krant meegediscussieerd met de vijf stellingen die het Zaterdags Bijvoegsel een maand geleden presenteerde. Hieronder volgen nogmaals (kort) de stellingen en een bloemlezing uit de reacties.

De virtuele toekomst van het onderwijs prikkelde de fantasie het meest. Zo ziet C.A.J. Appelo uit Amsterdam 'een slimme, op direct rendement beluste maatschappij' nog wel eens een bezuinigingsoperatie bedenken waarbij het onderwijssysteem direct wordt afgetapt van de gratis kennis die het world wide web biedt. En kan Wout Hofman, werkzaam bij Bakkenist Management Consultants, dromen over interactieve colleges bij iedere willekeurige topuniversiteit. 'Fysieke afstand is niet meer het probleem, tijdsverschil ook niet.'

De stelling zelf: De rolverdeling tussen docent en leerling zal omdraaien, riep zeer uiteenlopende reacties op. 'Natuurlijk niet', is de stellige overtuiging van Nico de Bruijn uit Enschede (die de stellingen overigens 'teleurstellend modieus' vindt). 'De leraar is de baas en de leerling volgt met frisse tegenzin zijn aanwijzingen op.' Volgens hem is dit een 'sociaal bepaald fenomeen' en kan een nieuwe technologie daar dus geen verandering in brengen.

Ben Rijgersberg, afkomstig uit 'het veld' (directeur van het SVH Onderwijscentrum te Zoetermeer), ziet in de toekomst van vooral het beroepsonderwijs wel degelijk een andere rolverdeling tussen leraar en leerling. 'De grens tussen beroepsopleiding, functietraining en werkinstructie vervaagt. Traditioneel contactonderwijs binnen de muren van het schoolgebouw past steeds minder in een netwerksamenleving en zal sterk afnemen. Wat onderdeel van de school is en wat niet meer, wordt hoe langer hoe moeilijker te bepalen. Ook vervaagt de grens tussen leraar, leercoach en bedrijfsleermeester. Leraren opereren niet langer schoolgebonden. De term schoolperiode vervalt. Want leren kan altijd en overal, en is een blijvende bezigheid.'

Ten slotte ziet leraar Jan Duchateau een inhoudelijke verzwaring van zijn vak opdoemen: 'Voorzover het Internet en andere 'nieuwe media' uitdrukkingen zijn van een nieuwe cultuur, geven zij in sterke mate voedsel aan de gedachte dat alles van gelijke waarde is. Het begint in het leven van alledag bijvoorbeeld bij 'wat mag er op de boekenlijst?', maar je bent al gauw bij 'wat is een geldig argument?' en 'wat is toegestaan in een debat?'.'

De echte uitdaging als 'alles in de breedte gaat', zegt Duchateau, wordt leerlingen te leren onderscheiden. 'Tegenspel bieden tegen de gedachte dat 'het niet uitmaakt'. Hooghouden van noties als rationaliteit, redelijkheid, kwaliteit. Dat is heel andere koek dan weten wat een URL is of IRC, en of je wel of niet een BCC moet sturen.'

Stelling 2 sloot aan bij het onderwijsvraagstuk: De kenniskloof tussen hen die wel en hen die niet zijn 'aangesloten' wordt steeds groter. Daar nu maken de lezers van NRC Handelsblad zich in het algemeen weinig zorgen over. Alleen Lex Meuldijk uit Oirschot waarschuwt: 'Mondiaal wordt dit het probleem van de komende eeuw.'

Pure onzin, vindt ir. N.J. Pereboom: 'Nimmer is ons opleidingsniveau zo hoog geweest en het zal blijven stijgen.' Pieke Hoekstra, (communicatiemanager Internet bij RVS Verzekeringen) meent dat de categorieën geïnteresseerden en ongeïnteresseerden al gescheiden waren vóór de uitvinding van de pc en dat die daar niets aan zal veranderen. 'De kans dat een doorgewinterde soapfanaat Internet voor actualiteiten aanwendt, acht ik gering.'

De stelling is kennelijk zo evident onjuist, dat sommige reacties zich richten op het uitgangspunt ervan. De stelling, schrijft de Nijmeegse politicoloog dr. Arnoud Lagendijk, impliceert dat alle kennis onderworpen is aan de stroomversnelling die het Internet teweegbrengt. 'Dit lijkt me overtrokken: er zijn vakgebieden waar Internet nauwelijks enige rol speelt.' Volgens hem loopt de kenniskloof, 'zo aanwezig', niet tussen Internetgebruikers en niet-Internetgebruikers, maar tussen mensen 'die de informatie naar waarde schatten en mensen die dat niet doen'.

Iedereen die zich op de elektronische snelweg begeeft, laat digitale sporen achter. Het is onduidelijk wat daarmee gebeurt, wie er eventueel gebruik van kan maken. Nog los van de vraag of de gebruiker in kwestie het erg vindt dat anderen zijn of haar sporen terugvinden. 'Extreem privacy-gevoelig zijn de hardcore Internetters', zei een van de uitgenodigde deskundigen, Peter Kentie, auteur van het standaardwerk Website en Html in de praktijk, vorige maand in deze krant. De stelling luidde: De ontwikkeling van de elektronische snelweg zal alleen slagen als gebruikers zeker weten dat ze greep houden op hun persoonlijke gegevens.

Afgaande op de reacties zou je moeten concluderen dat NRC-Handelsbladlezers niet tot de 'hardcore-Internetters' behoren. 'Persoonlijk maakt het mij niet uit wie ziet wat ik uitspook op het net' - dat is een redelijke samenvatting van de meeste reacties. Of, zoals Lex Meuldijk het uitdrukt: 'Hij die niets te verbergen heeft, vreest niets.'

Sterker nog, schrijft Leontine Smith adviseur voor een Haags pr-bureau: 'Als je op maat geleverde productaanbiedingen en/of diensten wilt ontvangen, dan is het handig als men jouw persoonlijke interesses kent. Ik vind het dan ook niet erg, als men dit van mij weet, als ik er zelf maar profijt van heb!'

Je moet die veronderstelde gevaren voor de privacy volgens Wout Hofman in historisch perspectief zien. Vroeger kwam de melkboer toch ook langs met een boodschappenboekje? Digitale consumenten die hun voorkeuren opgeven aan diverse leveranciers, worden niet meer in hun privacy 'geschaad' dan de bewoners van zo'n melkwijk.

Dat moet Tifa van Kesteren uit Amsterdam maar naïef vinden. De gemiddelde gebruiker van het Internet beseft volgens haar niet hoe de virtuele werkelijkheid in elkaar zit en welke mogelijkheden die biedt om de gebruiker te volgen en gegevens over hem of haar te verkrijgen. Zij doet de suggestie aan de hand anoniem gebruik te maken van Internet, e-mail en nieuwsgroepen, inclusief de mogelijkheid om berichten te versleutelen. De provider XS4all zal volgens haar binnen afzienbare tijd anoniem gebruik van Internet aanbieden, waarbij zelfs die provider zelf geen weet heeft van de identiteit van de gebruiker. 'Iedere gebruiker heeft in zijn of haar virtuele bestaan net zoveel of nog meer recht op bescherming van zijn of haar gegevens als in zijn niet-virtuele bestaan, maar die bescherming komt niet vanzelf.'

Arnoud Lagendijk haalt een anekdote aan die iets zegt over de mobiliteit in de toekomst. Zo luidde namelijk stelling 4: We zullen steeds minder reizen om elkaar te ontmoeten. Lagendijk vertelt over visclubs die e-mail ontdekken. Dat leidde 'even tot sterke (inter)nationale communicatie tussen visclubs, nu (heeft) het allergrootste deel van de interactie weer plaats binnen de al langer bestaande lokale visclubs.' Zijn conclusie: Internet zal onze sociale structuren niet wezenlijk veranderen.

Iedereen was het erover eens dat ze het met de stelling niet eens waren. Het gemak van een paar getypte woorden van drieduizend kilometer verderop, doet weinig af aan het samen gezellig een pilsje pakken. 'Mensen zullen ongeacht hun technologische middelen altijd behoefte hebben elkaar te ontmoeten', schrijft Hofman.

Nergens is het verschil van inzicht tussen de uitgenodigde informatiedeskundigen en de lezers groter dan waar de toekomst van de handel aan de orde komt. De deskundigen reageerden instemmend op de twee stellingen die onder het kopje 'Commercie' werden gepresenteerd: Consumenten kunnen relatief eenvoudig zelf producenten worden. Particulieren zullen via Internet bestaande bedrijven wegconcurreren.

Niks ervan, schrijven de lezers. 'De kans dat een bestaand bedrijf als ING of Philips wordt weggeconcurreerd door een particulier is zo goed als nul', aldus communicatiemanager Pieke Hoekstra. Misschien dat kleinere bedrijven, die zich enkel onderscheiden door hun lage prijs, een klap krijgen van particuliere aanbiedingen via het Internet.

Maar daar stelt de politicoloog Arnoud Lagendijk tegenover: 'Directe prijsvergelijkingen zijn alleen zinvol bij homogene, makkelijk transporteerbare producten en wanneer prijzen op een goede manier bijeen kunnen worden gezet. Veel producten die via de wereld van nieuwe media worden geadverteerd zijn juist zeer gedifferentieerd en veel bedrijven doen er ook alles aan om dat zo te houden.'

Lagendijk bestrijdt vooral de verwachting van reclameman Gijs ten Kate, dat de grens tussen producenten en consumenten vervaagt. Volgens Lagendijk zal het Internet bijdragen tot 'verdere oligopolievorming op mondiaal niveau'. Zeker, geeft Lagendijk toe, er zijn veel (nieuwe) kleine bedrijven die via en voor nieuwe media produceren, 'maar zij maken in toenemende mate deel uit van ketens gedomineerd door steeds grotere en machtigere mediaconcerns. Juist voor 'globale' controle geeft het Internet nieuwe ongekende, mogelijkheden. De meest bezochte pagina's van het Internet worden gedomineerd door grote bedrijven. Het Internet geeft grote bedrijven de mogelijkheid om een groot aantal consumenten snel te benaderen en daarmee in te palmen (ik zie klantenkaarten, eigen klantenwebbladzijdes enz. namelijk niet in het licht van Ten Kate's ketenomkering, dat wil zeggen als 'mijn' middel om te laten wat 'ik wil', maar als een beheers- en differentiatiemiddel voor het grootbedrijf).'

Het lijkt al met al alsof de uitgenodigde informatiedeskundigen meer veranderingen, verbeteringen of gevaren in de virtuele toekomst verwachten dan de doorsneelezer. De lezer haalt vaker zijn schouders op, zoekt vaker het verband met bestaande maatschappelijke ontwikkelingen. Het kan zijn dat de krant vooral Internetenthousiastelingen had uitgenodigd. Het kan ook zijn dat de lezers door de bank genomen sceptisch zijn.

NRC Webpagina's
5 JUNI 1999



( a d v e r t e n t i e s )
Playboy - Alles wat mannen boeit
PCM Jaarverslagenservice

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)