O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Onze taal
Twee Kamerleden, Van Middelkoop (GPV) en Koekkoek (CDA), hebben een initiatiefvoorstel ingediend om de zorgplicht van de overheid voor de instandhouding van het Nederlands in de grondwet op te nemen. Hoewel het debat hierover deze week wordt afgerond, staat na de eerste ronde de uitkomst al vast. De manier waarop een meerderheid van de Kamer het voorstel afwijst is teleurstellend. Het gaat namelijk niet alleen om de bestrijding van slordig taalgebruik of van het oprukkende Engels in het dagelijks leven, maar om de vraag wat de rol van de taal is als uiting van nationale identiteit. Moet Nederland een actieve taalpolitiek voeren, met het oog op de toekomstige positie van het Nederlands in een zich uitbreidende Europese Unie en een integrerende wereldeconomie? Pas als het antwoord hierop gegeven is, komt de juridische vraag aan de orde of de grondwet het geëigende middel is om het Nederlands te beschermen. Taalkundigen beklemtonen dat het Nederlands springlevend is en dat taalgebruik nooit valt te reguleren. Wat zou er trouwens met de erkende dialecten en het Fries moeten gebeuren? Belangrijker dan een grondwetsartikel zijn goed onderwijs in het Nederlands en bevordering van de taalbeheersing. Zo'n twintig miljoen mensen spreken Nederlands en dat is veel meer dan van de meeste van de vijf- tot zesduizend talen in de wereld kan worden gezegd. Als het goed gaat met Nederland, dan blijft het Nederlands bestaan en blijft het in staat om vreemde woorden op te nemen. Een voorbeeld is de verbuiging van het werkwoord 'saven' ('ik save, ik heb gesaved') van computerbestanden: het is geen Nederlands - maar ook geen Engels. CULTUUR EN IDENTITEIT zijn verbonden met taal. In Nederland wordt met recht nadruk gelegd op beheersing van het Nederlands. Niemand maakt er bezwaar tegen dat de overheid van nieuwkomers in Nederland eist dat ze zich onderwerpen aan een 'inburgeringscontract' waarbij een taalcursus een grote rol speelt. Voor toegang tot de arbeidsmarkt is taalvaardigheid een voorwaarde, evenals voor contact met de instanties van de verzorgingsstaat. Binnen de Europese Unie bestaat het recht dat afgevaardigden van iedere lidstaat hun eigen taal spreken. Dat levert een groot aantal tolken op (alle talen moeten kruiselings kunnen worden vertaald) en als de uitbreiding van de Unie met Oosteuropese landen haar beslag krijgt, zal dit vertaalcircus alleen maar groter worden. Nu is het formele recht op de eigen taal in de EU iets anders dan het gebruik van een beperkt aantal werktalen voor praktische aangelegenheden. In de Verenigde Naties wordt ook niet getolkt in alle talen van de wereld. Maar politici, ambtenaren of internationaal opererende zakenlieden die in steenkolenengels, vakantiefrans of kromduits een praatje houden, doen de reputatie van het Nederlands zeker geen goed. Bescherming van het Nederlands brengt dan ook met zich mee dat het onderwijs in andere talen op een hoog niveau blijft. TERUG NAAR de vraag of de zorg voor het Nederlands gebaat is bij een artikel in de grondwet. Bij de 'klassieke grondrechten' (vrijheid van vergadering, godsdienst, meningsuiting) gaat het om de onvervreemdbare rechten van de burger ten opzichte van de overheid. Bij de laatste grondwetsherziening zijn daaraan intentieverklaringen voor sociaal-culturele rechten toegevoegd. Sommige Europese landen hebben hun taal vastgelegd in de grondwet (,,het Frans is de taal van de Republiek''), maar de praktische betekenis daarvan is beperkt. Een taal is geen overheidstaak waaraan burgers rechten kunnen ontlenen. Het getuigt van zelfvertrouwen om de taal als een vanzelfsprekend gegeven van de nationale identiteit te beschouwen. Dat biedt een betere waarborg voor de toekomst van het Nederlands dan de grondwet.
|
NRC Webpagina's
14 APRIL 1997
|
Bovenkant pagina |