O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Technolease-gate
De technolease-zaak is ingewikkeld. Het gaat om twee bedrijven en een bank, om veel geld, fiscaal-juridische regels en Europese concurrentiewetgevin4g. De Haagse politieke en ambtelijke machinerie doet verwoede pogingen om zo min mogelijk aan de openbaarheid prijs te geven, maar telkens duiken er weer nieuwe,geheimgehouden gegevens op. De twijfel of werkelijk alles helder is uiteengezet, blijft daardoor knagen. Bij een technolease-constructie verkoopt een bedrijf zijn technische kennis aan een financiële instelling die deze kennis onmiddellijk verhuurt aan hetzelfde bedrijf. Het voordeel voor de onderneming is dat zij haar immateriële bezit kapitaliseert en geld ontvangt, terwijl de bank een aftrekpost voor de vennootschapsbelasting schept. Vermoedelijk loopt de staat hierdoor een aanzienlijk bedrag aan belastinginkomsten mis. Dit zou dan een indirecte manier zijn om een noodlijdend bedrijf steun te verlenen - en dat mag niet van de Europese regelgeving. VORIGE WEEK STUURDE het kabinet de antwoorden op 136 Kamervragen naar het parlement, deels openbaar en deels vertrouwelijk, over door de fiscus goedgekeurde technolease-constructies voor Philips (1993) en Fokker (1994) met de Rabobank. Het kabinetsstandpunt komt er op neer dat sprake was van reguliere wetstoepassing, een kwestie van gelijke fiscale behandeling waarover 'Brussel' geen zeggenschap heeft, en dat zich geen vermindering maar hooguit een verschuiving van de belastinginkomsten voor de staat voordoet. Met deze antwoorden is de zaak nog niet afgedaan. Er is een vertrouwelijke brief opgedoken, geschreven door oud-staatssecretaris van Financiën Van Amelsvoort. Daaruit zou blijken dat het kabinet-Lubbers na de Philips-transactie had afgesproken dat dit 'eens maar nooit meer' was geweest. De staatssecretaris benadrukte het eenmalige karakter van de regeling en wees op de mogelijkheid van een aanzienlijke inkomstenderving voor de fiscus. Deze opmerkingen zijn strijdig met de uiteenzetting van het kabinet aan de Kamer. De technolease-zaak kent een aaneenschakeling van tegenstrijdigheden. Het begon al in 1992, toen Philips in acute liquiditeitsproblemen dreigde te raken. Maar toen het kabinet in 1993 de technolease goedkeurde, waren Philips' geldproblemen verlicht door de verkoop van de deelneming in het Japanse Matsushita. Aan die goedkeuring ging een ongekend felle ruzie in Den Haag vooraf: de belastingdienst bleef bij zijn standpunt dat de voorgestelde constructie niet kon worden goedgekeurd. Ten einde raad zocht en vond Philips steun bij het ministerie van Economische Zaken, dat ook de minister-president mobiliseerde. Er kwamen rapporten van een deskundige en van de landsadvocaat en Van Amelsvoort bezweek onder de politieke druk. Een jaar later ging het over een soortgelijke constructie voor Fokker, die in de laatste dagen van het demissionaire kabinet-Lubbers werd goedgekeurd. ALLES DRAAIT OM de vraag of sprake was van algemene wetstoepassing. Het kabinet wijst triomfantelijk op een eerdere technolease-constructie uit 1987 die door de fiscus werd geaccepteerd. Naar dat precedent heeft men verwoed in de archieven moeten zoeken en het zegt ook niet veel. Onduidelijk blijft waarom aanvragen van Nedlloyd en DAF zijn afgewezen en waarom de regeling in augustus 1994 door de kersverse staatssecretaris abrupt werd afgeknepen. Toch niet omdat de fiscus inkomstenderving zou vrezen als andere bedrijven van de regeling gebruik zouden maken, want het kabinet beweert in de Kamerantwoorden dat de schatkist er niet bij inschiet. Het kabinetsantwoord is inconsistent. Het valt immers niet met elkaar te rijmen dat het kabinet de fiscale gevolgen van een technolease-constructie niet kan bepalen, terwijl het tegelijkertijd verzekert dat het een fiscaal neutraal effect heeft. Nog afgezien van de essentiële kwestie of tijdens de beoordeling van de aanvraag een inschatting kon worden gemaakt van de winstbelasting die Philips of Fokker in de toekomst zou gaan betalen.De reden waarom het kabinet hardnekkig volhoudt dat het een algemene regeling betrof, is gelegen in het verbod op concurrentievervalsende steun van artikel 92 van het Europese Verdrag. De angst is dat Brussel - overigens pas in september 1995 door het kabinet voor het eerst ingelicht, zo blijkt uit de antwoorden - de regeling ongedaan zal maken en dan moet de overheid boeten. Vandaar dat het kabinet nooit openlijk zal erkennen dat het om een kunstgreep ging om steun te verlenen aan twee noodlijdende hoogwaardig-technologische industrieën die een groot Oranjegevoel oproepen. Dat ook nog het prestige van het departement van Economische Zaken inzet van de verdediging is geworden, verklaart mede de verbetenheid van de afwikkeling. HET GEBREK AAN openbare verantwoording vloeit voort uit de vertrouwelijkheid van belastingaanslagen en bedrijfsgegevens. Fiscale regelingen zijn nooit doorzichtig, in tegenstelling tot subsidieregelingen. Maar deze worden nauwlettend gevolgd door de Europese Commissie. De volgende zet in de technolease-affaire is aan de Tweede Kamer, die deze week beslist of ze genoegen neemt met de antwoorden van het kabinet. Eurocommissaris Van Miert volgt vanuit Brussel de Haagse bewegingen met toenemende argwaan. Nederland kent zo zijn eigen manieren om met een schandaal om te gaan.
|
NRC Webpagina's
17 MAART 1997
|
Bovenkant pagina |