M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Omroeppolitiek staat al jaren bol van adempauzes en intermezzo's
Voorthollen zonder richting
Door onze redacteur F. KUITENBROUWER
Zo'n formule vormt het recept van de moeilijkheden met het Nederlandse bestel. Als die ene publieke omroep werkt, vervalt de identiteit van de omroepen waarop tegelijk het hele bestel berust. Het Nederlandse recept vormt een opdracht ,,waar zelfs een meervoudig gespleten persoonlijkheid nog de grootste moeite mee zou hebben'', zei voormalig voorzitter van het Commissariaat voor de Media A. Geurtsen eens. In zijn jaarverslag 1993 waarschuwde het Commissariaat dat ,,de omroepen het eigenbelang nog altijd niet uit het oog mogen verliezen zolang de wet hun status blijft koppelen aan hun ledenbestand''. Wie heil verwacht van het komende debat over de voorstellen van Ververs cs. moet zich vooral nog eens verdiepen in de politieke omroepdebatten van zeg de laatste dertig jaar. Het woord dat deze historie domineert is ,,adempauze''. In 1980 schreef de toenmalige minister Gardeniers al dat de publieke omroep een adempauze nodig had om zich te kunnen instellen op de opkomst van concurrentie. Toen minister Brinkman in 1986 zijn nieuwe Mediawet verdedigde in de Eerste Kamer sprak hij van een ,,noodzakelijk intermezzo''. In de woorden van Geurtsen is typerend voor de Nederlandse omroep tot dusver,,dat niet programmamakers opdracht kregen het tij te keren maar juristen''. De Amsterdamse hoogleraar politicologie J.H.J. van den Heuvel sprak van ,,de onstuitbare regelzucht van het mediabeleid''. Omroeppolitiek in Nederland is wel vergeleken met de Belgische taalkwestie, een diep in de geschiedenis geworteld verschijnsel met belangen en instituten die een eigen leven zijn gaan leiden. Toch was het al voor de oorlog bepaald de bedoeling een open bestel te creëren, zegt Nico van Eijk in zijn proefschrift 'Omroepvrijheid en Overheidsbemoeienis'. Maar verzuiling - het befaamde stromingsbeginsel - kreeg al gauw de overhand. Zelfs de Avro, die iedere godsdienstige of politieke binding juist afwees, werd voor de oorlog al zonder veel omhaal in het verzuilde gelid gezet. In een meer recent verleden gebeurde dat met TROS en Veronica, die vanwege hun omvangrijke aanhang gemakshalve ook als 'maatschappelijke stroming' werden gedefinieerd. Het gevolg van de opkomst van deze nieuwste zuilen was een proces van zogenoemde 'vertrossing' van de hele omroep, waarbij de kijkcijfers centraal kwamen te staan. Voldongen feiten zijn telkens meer bepalend gebleken dan de wettelijke omroeptheorie. Dat bleek bijvoorbeeld bij de komst van de Luxemburgse commerciële zender RTL4 in de jaren tachtig, waartegen geen door de Nederlandse wetgever opgericht wettelijk hek om Hilversum bestand bleek. Na deze inbraak in het bestel was de eerder door minister Brinkman geopperde mogelijkheid om in Nederland zelf een officiële commerciële omroep te beginnen, niet meer dan een afterthought. Brinkman had zo'n 'duaal bestel' wel gewild, maar het blok Hilversum-Den Haag lag dwars. Het ambitieuze motto 'overheid op afstand' dat Brinkman zijn Mediawet meegaf, is in elk geval een lachertje gebleken. De oude Omroepwet van 1967 telde 67 artikelen en acht nadere regelingen in de vorm van een algemene maatregel van bestuur, de Mediawet had 173 artikelen en 40 algemene maatregelen van bestuur. Hij is inmiddels al zo veelvuldig gewijzigd dat zelfs ervaren omroepjuristen moeite hebben de jongste versie te reproduceren. Inhoudelijk wordt het omroepbeleid echter nog steeds gekenmerkt door een proces van 'aimless drift', zoals Van den Heuvel het heeft uitgedrukt, ,,voorthollen zonder richting op basis van eenmaal vastgestelde abstracties''. Is Hilversum intussen toch niet een beetje veranderd? Niet werkelijk, afgaande op een recente ontboezeming van KRO-directeur radio en televisie Ton Verlind in De Volkskrant: ,,De zuilen zijn niet verdwenen. Zij hebben hoogstens een ander aanzien gekregen.'' Hij zag ,,geen kwaliteitsprobleem, geen probleem van een zwakke legitimiteit, hooguit een politiek probleem''. Met dat laatste zijn we weer helemaal terug in de lange traditie van Hilversum om, als het moeilijk wordt, te roepen om de wetgever. Het Commissariaat voor de Media constateerde in 1994 dat 'moet worden beseft dat Nederlandse wetgeving geen bescherming kan bieden tegen concurrentie uit een land dat geen vergelijkbare wetgeving kent en dat zeker niet zolang Europese regels worden gerespecteerd'. Die verwijzing naar Europa vormt omroeppolitieke dynamiet: de blatante vercommercialisering van de publieke omroepen - zoals die blijkt uit onbeschaamde sponsoring, zwevende reclame-blokken en de terreur van de kijkcijfers - brengt de rechtvaardiging van het hele publieke bestel binnen de Europese regelgeving in gevaar. De omroepen doen graag heel vroom over het wettelijk bestel, alsof 'publiek' per definitie gelijk is aan ,,niet-commercieel''. De zendgemachtigden zijn echter private instellingen, waarschuwt de hoogleraar mediarecht G.A.I. Schuijt. Het enige publieke is, dat zij bij de zendtijd die zij hebben gekregen een aantal wettelijke verplichtingen hebben aanvaard. Slechts de NOS is een bij de wet in het leven geroepen omroepinstelling met een wettelijke opdracht. En die ligt permanent onder vuur van de verzamelde zendgemachtigden. Hilversum gedraagt zich volgens Schuijt als ,,een doodgewone maar met publieke middelen gefinancierde concurrent van de commerciële stations''. Vijf jaar geleden waarschuwde het Commissariaat voor de Media al dat 'het de hoogste tijd wordt dat de publieke omroep zijn bestaansrecht ten genoege van de samenleving bewijst'. Maar hoe? Geurtsen: 'de meest simpele en voor alle partijen beste weg - een megafusie tussen alle omroepen - is net zo haalbaar als de zon om de aarde te laten draaien.'
|
NRC Webpagina's
26 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |