|
TELEVISIE
|
Omroepbestel: Een revolutie in het mediadorp
Jaco Alberts
Wie is de baas in Hilversum? De hoog opgelopen machtsstrijd, in de afgelopen maanden, tussen Haagse en Hilversumse politici over de reorganisatie van de publieke omroep zou makkelijk het zicht kunnen ontnemen op het enig juiste antwoord: de televisiekijker bepaalt zelf wat hij te zien krijgt. Zo was het, en zo zal het blijven. In weerwil van de vaak weerbarstige praktijk is televisie in theorie een democratisch medium. De manier waarop volwassen geworden 'kijkbuiskinderen' hun invloed kunnen aanwenden, is echter dramatisch aan het veranderen. De kijker is - geheel in lijn met andere maatschappelijke processen - geëvolueerd van omroeplid tot mediaconsument. Wie twintig jaar geleden zijn eigen gedroomde kookprogramma op de televisie wilde zien, moest lid worden van een omroepvereniging. Ze waren er te kust en te keur, veelal overblijfselen uit verzuild Nederland: de protestantse NCRV, de rooms-katholieke KRO, de vrijzinnige VPRO of de algemene AVRO. Zelfs organisaties die waren ontstaan uit protest tegen het bestel, zoals de TROS of Veronica, werden ingekapseld en gingen deel uitmaken van die publieke omroep. De mondige kijker sloot zich aan en stelde zijn ideale kookprogramma voor in de gremia die de door hem gekozen verenigingsraad daarvoor in het leven had geroepen. Zo kon het programma dan bijvoorbeeld worden ingepast in het 'avondje AVRO' op vrijdag. Een mooie theorie. In werkelijkheid bleek die invloed meestal een wassen neus. Programmamakers bepaalden zelf wel wat ze wilden laten zien. Ook op het algemene beleid van de omroep was invloed mogelijk - in theorie althans. De ledenvergadering van de omroepverenigingen kozen bestuurders die vervolgens zitting namen in het hoogste orgaan in Hilversum: het NOS-bestuur. De Haagse politiek dacht zich daar op gezette tijden wel mee te moeten bemoeien, ze bepaalden immers de budgetten van die omroep. Maar meestal raakten de politici vervolgens verstrikt in de Hilversumse politiek die grote raakvlakken vertoonde met de eigen Haagse platforms. In wezen was dit systeem al achterhaald toen in Nederland in 1989 de commerciële televisie haar intrede deed. De omroepen konden immers niet meer pretenderen gezamenlijk alle Nederlandse televiekijkers te vertegenwoordigen. Bovendien stond het bestuursmodel garant voor grote onderlinge verdeeldheid, terwijl juist eendracht nodig was om de commerciële bedreiging te keren. Inmiddels zijn er naast de drie publieke netten zeven Nederlandstalige commerciële stations te ontvangen. En digitalisering van televisie zal op den duur zorgen voor tientallen extra themazenders waarvoor al dan niet met behulp van een decoder extra betaald moet worden. De televisiekijker bepaalt niet langer via de verenigingsstructuren wat hij te zien krijgt, maar doet dat met de afstandsbediening. Het heeft tot dit jaar moeten duren voordat de publieke omroep zich - noodgedwongen - aan de nieuwe realiteit heeft aangepast. Deze week heeft de Eerste Kamer de nieuwe Omroepwet aangenomen die op korte termijn in Hilversum meer zal veranderen dan in de laatste vijftig jaar is gebeurd. Natuurlijk zal er nog veel strijd worden gevoerd bij de invoering van het nieuwe bestel. Het is ,,een giftig mengsel van Haagse en Hilversumse politiek'', zo omschrijft een hoge ambtenaar van staatssecretaris Nuis (Media) de nieuwe wet. Maar in beginsel heeft er in het mediadorp niets minder dan een revolutie plaats. Abraham Kuypers credo 'soevereiniteit in eigen kring', dat als leidraad van de verzuiling gold, is definitief aan de dijk gezet. ,,De stoppen zijn doorgeslagen. De omroeporganisaties zijn aan de kant geschoven'', zei CDA-senator Glasz dinsdag in de Eerste Kamer bij de behandeling van de Omroepwet, waarvan hij een verklaard tegenstander is. Niet langer zijn de omroepvoorzitters, als vertegenwoordigers van hun leden, de baas in Hilversum. Boven de drie publieke netten wordt vanaf 1 januari een Raad van Bestuur geïnstalleerd, een term die rechtstreeks afkomstig is uit het bedrijfsleven. De omroepvoorzitters maken nog wel deel uit van de Raad van Toezicht, dat als een soort Raad van Commissarissen meerjarenplannen mag vaststellen. Maar de dagelijkse leiding van de publieke omroep berust bij de Raad van Bestuur die rechtstreeks wordt benoemd door het kabinet. Een ingreep die NOS-voorziter André van der Louw eerder dit jaar deed verzuchten dat de overheid ,,een veel te lange arm veel te diep'' in de omroep heeft gestoken. De Raad van Bestuur gaat de drie televisienetten centraal leiden en doet dat door op elk net een zendercoördinator aan te stellen. Die coördinator krijgt de bevoegdheid en het geld om zijn net te profileren ten opzichte van andere tv-stations. De EO en de TROS zullen met de coördinator van Nederland 2 in overleg moeten treden over de programma's die deze omroepen voor de zender gaan maken. Op dit moment functioneren voor de zenders Nederland 1 en 2 reeds netmanagers, maar die hebben nauwelijks formele bevoegdheden. Nuis studeert momenteel nog wel op de ontwikkeling van de omroep na het jaar 2000. Daarin zijn echter geen schokkende wijzigingen meer te verwachten, zo liet de staatssecretaris zelf al doorschemeren. Duidelijk was al eerder dat de afzonderlijke omroepverenigingen hun eigen zendmachtiging zullen verliezen. Er komt één concessie voor de gehele omroep. Nuis zal, volgens bronnen binnen zijn ministerie, niet kiezen voor het opgeven van een van de drie publieke zenders. Ook zal hij niet aansturen op een omroep met een zogenoemde 'smalle programmering' (programma's die uitsluitend een aanvulling betekenen op de commerciële zenders), al was het alleen maar om de werkgelegenheid in Hilversum. Nuis zal een antwoord moeten geven op de vraag of de omroep moet worden gefinancierd door belastingen of door het huidige systeem van omroepbijdragen die zijn betaald door bezitters van een televisie- of radiotoestel. De staatssecretaris zal zich naar verwachting verder hooguit uitspreken over een nadere profilering van de verschillende netten. En daarvoor is de basis nu reeds gelegd. De publieke omroep houdt ook in de nieuwe situatie natuurlijk zijn maatschappelijke taak: televisie voor iedereen brengen waarvan ,,de kwaliteit en de veelzijdigheid is gegarandeerd''. Daarbij moeten nieuws, achtergrond, educatie en cultuur vaste bestanddelen zijn. Ondanks deze maatschappelijke taak ontstaat in Hilversum door de recente reorganisaties meer en meer het beeld van één Nederlandse televisiemarkt met twee grote media-ondernemingen: zo opereert in die markt de Holland Media Groep (HMG) die met een omzet van een dikke 700 miljoen gulden drie zenders in de lucht brengt: RTL4, RTL5 en Veronica. Daarnaast is er nu de gecentraliseerde publieke omroeporganisatie met drie netten (Nederland 1, 2 en 3) en een 'omzet' van ruim 1,1 miljard gulden. Qua kijkcijfers houden beide mediagiganten elkaar grosso modo in evenwicht (circa 40 procent ieder). En in die markt is daarnaast nu nog ruimte voor de drie kleinere zenders: SBS6, TMF en TV10, waarvan de laatste sinds kort gelieerd is aan HMG. Met enige goede wil kan een parallel worden getrokken met de dagbladenmarkt. Ook daar opereert een puur commerciële onderneming als De Telegraaf (onder meer De Telegraaf en Nieuws van de Dag) naast een krantenuitgever die zich als 'maatschappelijke onderneming' probeert te profileren: PCM Uitgevers (met onder meer de Volkskrant, NRC Handelsblad en Trouw) heeft, behalve winstoogmerk, in haar statuten nog een tweede doelstelling geformuleerd: het in stand houden van pluriformiteit onder de dagbladen. Dinsdag werd die parallel nog even doorgetrokken door senator Jürgens van PvdA bij de behandeling van de Omroepwet in de Eerste Kamer. Hij vergeleek de omroep als geheel met een uitgever die verschillende titels uitgeeft. Dat het bij televisie meer en meer om een markt gaat, illustreert ook de handel in programma's en rechten. De beide televisie-ondernemingen vissen voor een belangrijk deel in dezelfde vijver. Beide bieden ze op de rechten voor sportwedstrijden. Beide kopen ze programma's van tv-producenten als Endemol en IDTV. En het hele jaar door bezoeken inkopers van zowel publieke als commerciële omroep internationale televisiebeurzen op zoek naar nieuwe programma's uit het buitenland, en proberen ze hun eigen programma's op hun beurt weer te slijten aan buitenlandse afnemers. Het toegenomen marktdenken in de omroepwereld past in een veel bredere trend van maatschappelijke veranderingen. Behalve in de media doet de markt ook meer en meer haar intrede in sectoren als gezondheidzorg en onderwijs, iets wat een aantal jaren geleden ondenkbaar zou zijn geweest. Ambtenaren van het voor media verantwoordelijke ministerie van OC&W schromen ook niet te spreken over één Nederlandse mediamarkt waarbij commerciële en publieke zenders voor een belangrijk deel onder dezelfde regels zullen vallen. En voor veel klachten kan men terecht bij het ministerie van Economische Zaken, of straks bij de Nationale Mededingings Autoriteit die vanaf 1 januari op de vrije concurrentie gaat toezien.
|
NRC Webpagina's
13 november 1997
|
Bovenkant pagina |