Geschiedenis van de televisie in Nederland
Dirk Limburg
Erik de Vries (85) is als geen ander getuige geweest van de geschiedenis
van de televisie in Nederland. Van het begin in de jaren dertig met de experimenten
bij Philips in Eindhoven tot de komst van de publieke omroep in 1951 en
in de jaren daarna. Aan hem de vraag uit meer dan honderd jaar ontwikkeling
enkele mijlpalen te noemen.
1. Van Nipkow tot Philips (1884-1937)
Het begon allemaal met de Nipkow-schijf uit 1884 die het mogelijk maakte
een beeld op te delen in lijnen. Dankzij werk van Marconi, Baird en anderen
kreeg de uitvinding eind jaren twintig een praktische toepassing waarbij
beelden via de ether verzonden werden. In die tijd knutselde Erik de Vries
al met radio-ontvangers en als achttienjarige ging hij in 1930 bij het Natuurkundig
Laboratorium (NatLab) van Philips werken. In Eindhoven bouwde hij zenders
op alle golflengten tussen 20 centimeter en 20 meter. Met de voor tv geschikte
zender PF1PH (7,85 meter) deed hij in 1931 proeven vanaf het torentje op
het Amsterdamse Carlton Hotel. Ook was hij omroeper voor radioprogramma's
gericht op het Nabije Oosten en Australië. In 1935 raakte hij betrokken
bij de Iconoscoop, waarmee een afbeelding met een scherpte van 180 lijnen
kon worden verzonden. Op het lab werkte een dochter van zanger Koos Speenhoff
en toen ministers en later ook Juliana en Bernhard kwamen kijken naar het
wonder van Eindhoven, was zij het die op aandringen van De Vries de mogelijkheden
aan de bezoekers illustreerde.
2. Op de Jaarbeurs (1938)
De Voorjaarsbeurs in Utrecht van 1938 bood de eerste kennismaking aan het
Nederlandse publiek met televisie, in een tijd dat de BBC al geregeld uitzond.
De Vries deed het met een programma met kopstukken van toneel en kleinkunst
als Fien de la Mar, Wim Kan en Corry Vonk. Philips zocht in die jaren ook
buiten het eigen land een markt voor televisie. De Vries ging met de apparatuur
op tournee naar Brussel, Boedapest, Belgrado en Boekarest. Nadat de Britse
premier Chamberlain op 29 september 1938 in München Tsjechoslowakije
in feite aan Hitler uitleverde, kwam De Vries hals over kop terug naar Eindhoven.
Ook een volgende tournee die opnieuw Oost-Europa en zelfs Latijns Amerika
moest aandoen werd ingehaald door de geschiedenis. Bij de Duitse inval in
Polen ging een van de twee Philips-karavanen verloren. In Eindhoven kwamen
de ontwikkelingen stil te liggen en De Vries ging als fotograaf naar de
Balkan. Nadat de oorlog in mei 1940 Nederland had bereikt, vluchtte hij
naar Nederlands-Indië. Met de bedoeling vanaf daar naar Londen te gaan.
Zo ver kwam het niet, hij ging er werken als omroeper en filmer en toen
de Japanners de kolonie binnenvielen, werd hij als zovelen opgesloten in
een kamp. Nadat in augustus 1945 de vrede in Azië was hersteld reisde
De Vries terug naar Nederland. En ging weer werken voor Philips.
3. Geregeld uitzenden (1948)
De dag waarop vanuit het NatLab de eerste geregelde uitzendingen begonnen,
18 maart 1948, is het derde hoogtepunt. Dinsdags was de serieuze avond met
een journaal, documentaires, korte reportages en beschouwingen. De donderdag
was voor toneel en cabaret en de zaterdag voor een film. Het bereik was
beperkt tot Eindhoven. In 1951 begonnen in Nederland de landelijke uitzendingen
vanuit Bussum. Alle omroepen leerden televisiemaken van De Vries. Zelf regisseerde
hij vanaf 1957 voor de VARA Pension Hommeles.
4. Communicatie (1963)
Op 28 augustus 1963 in Boston was De Vries samen met tv-regisseurs uit 24
landen via het scherm getuige van 'The March on Washington', waarbij Marin
Luther King de woorden sprak ,,I have a dream''. De Vries realiseerde zich
nog eens heftig dat televisie een middel tot echte communicatie kon zijn.
Regionaal, nationaal en zeker ook internationaal. De Europese samenwerking
op tv-gebied kreeg in de jaren vijftig met Eurovisie vorm. In verscheidene
landen begeleidde De Vries de eerste tv-proeven. Na een plan dat hij in
1965 schreef voor de gemeente Amsterdam, ontstond de regionale zender TV
Amsterdam, de voorloper van AT5.
5. De commercie
De komst van commerciële televisie was 'onontkoombaar'. Ook daar was
De Vries vroeg bij betrokken. Op de energiebeurs E'55, in 1955 in Rotterdam,
verzorgde hij 100 dagen lang een programma met door bedrijven betaalde uitzendingen.
Als beloning mochten ze aan het einde van zo'n item een advertentie tonen.
De commercie kreeg na de experimenten met de REM in 1964 pas eind jaren
tachtig de beschikking over eigen kanalen.
6. TELEAC (1965)
Met TELEAC voelt De Vries zich nog altijd nauw verbonden. Zijn geesteskind
begon in 1965 met uitzenden. ,,Dat mensen zich via de televisie kunnen ontwikkelen
is mijn grote droom. Een universiteit zonder muren.''
7. Kleur (1968)
Met de toevoeging van kleur aan het tv-beeld experimenteerde eind jaren
vijftig Philips al en in 1968 werd kleurentelevisie in Nederland ingevoerd.
Het medium is volgens De Vries pas af als het beeld driedimensionaal is
geworden. Voor een publiek met gepolariseerde brillenglazen blies hij enkele
jaren geleden in een zaaltje bij Philips rook voor de camera, waarna de
kijkers die met hun handen probeerden weg te wuiven. Maar 3D is het laboratorium
nog niet ontgroeid. Ondanks alle vooruitgang is televisie voor De Vries
nog steeds geen televisie. ,,Het is nog altijd geen vérzien, maar
vértonen.''
Natuurlijk is de gestadige uitbreiding van het aantal zenders een belangrijke
ontwikkeling. Want De Vries herinnert aan de misschien wel belangrijkste
mijlpaal sinds de schijf van Nipkow: de afstandsbediening.
|