|
VADERLANDSE GESCHIEDENIS
|
In hun ijver van Nederland een leefbare samenleving te maken, laten
schrijvers van schoolboeken grote gaten vallen in de geschiedenis.
Voor een betere wereldJoris Abeling"WAT WAS DE Industriële Revolutie'', vraagt onderwijzer Marcel Koch aan zijn leerlingen. In groep 7 van de Sint Jozef-basisschool in Wateringen schiet een tiental vingers de lucht in. ,,Mééster, mééster.'' Marlies (11) krijgt de beurt. Zuigend aan een pak je melk zegt ze: ,,Het was donker, er was veel lawaai en dat kwam door de machines.'' In regelmatige lagere-schoolletters schrijft Koch op het bord: ,,Op 20 september 1839 rijdt de eerste Neder landse trein van Amsterdam naar Haarlem (de Arend).'' Vervolgens leest hij een verhaal voor over de re acties van de bevolking op de eerste treinen. Boeren gooiden met stenen naar de locomotief omdat ze vrees den dat hun koeien door het lawaai en de stank geen melk meer zouden geven. ,,Wat veranderde er door de komst van de trein'', vraagt Koch dan. Bart steekt zijn vinger omhoog. ,,De bomen konden doodgaan van de luchtvervuiling.''
Dat laatste antwoord zou een lagere-schoolleerling twintig jaar geleden
vast niet hebben gegeven. Maar ja, toen was er ook geen leermethode die
specifiek aandacht besteedde aan wat de lesboeken van
Niet iedereen staat te juichen over de huidige lesmethodes voor geschie
denis. In het maartnummer van het Historisch Nieuwsblad hekelde
histo rica Mieke van Baarsel de politieke correctheid van de
geschiedenisboeken waaruit haar zoontjes op de lage re en middelbare
school les krijgen. Zowel Bij de Tijd als Spoorzoeken in de tijd
(Wolters-Noordhoff 1985-90), een andere veel gebruikte methode voor de
basisschool, hebben de on bedwingbare neiging om episodes uit het
Europese verleden te koppelen aan achterstandsituaties in de Derde
Wereld. Naast een zwartwitfoto van een negentiende-eeuwse plaggenhut
duikt steevast een kleurenfoto op van een Latijns-Amerikaanse familie in
een laat twintigste-eeuwse krotten wijk. "Armoede bestaat nog steeds
hoor!', staat er dan prekerig onder. "Kijk maar.'
Zulke vergelijkingen maken de auteurs heel bewust. In het inleidende
boek van Bij de Tijd schrijven ze te willen uitleggen "hoe je het
verleden van ons land nog elders in de wereld kunt ontmoeten'. Dat zo'n
benade ring de deur wagenwijd openzet voor allerlei misleidende
anachronismen deert de auteurs niet. Er blijkt een ho ger doel in het
geding. Onder het kop je "Wat willen we bereiken met Bij de
tijd?' komt de aap uit de mouw: de au teurs willen kinderen helpen om
"van Nederland een leefbare multiculture le samenleving te maken'.
Pijnlijker nog dan het moralisme vond Van Baarsel de grote gaten die
een serie als Bij de Tijd laat vallen bij de behandeling van de
geschiedenis. Van de schilderkunst uit de Gouden Eeuw schiet het
lesboek ineens door naar 1840, zonder dat stadhouders en patriotten ook
maar genoemd wor den.
Van Zeijl, die tevens lid is van de commissie voor het basisonderwijs
van de Nederlandse vereniging van geschiedenisleraren (VGN), is het eens
met Van Baarsels aanmerkingen op de politieke correctheid van de
lesmethoden. ,,Die plaatjes van bede laars uit Bangladesh vind ik maar
niks. Dat laat alleen maar zien hoe ver ze achterliggen bij ons. Boven
dien is het a-historisch om die op één lijn te zetten met
onze Middeleeuwen.'' Maar over de hiaten in feiten kennis haalt hij zijn
schouders op. ,,Er is zoveel geschiedenis, je moet al tijd kiezen. Als
je niet meer kiest voor Karel de Grote, kun je kiezen voor de
economisch-culturele structuren. Ik vind dat als kinderen van school
gaan, ze moeten zeggen: ik vond ge schiedenis een leuk vak. Zodat ze
thuis ook nog wel eens uit eigen be weging een boekje pakken. Dat vind
ik belangrijker dan dat ze weten wan neer Willem van Oranje is ver
moord.''
Ook Loek Janssen, leraar geschie denis op de Nijmeegse scholenge
meenschap Groenewoud, ziet het als een van zijn belangrijkste taken zijn
leerlingen enthousiast te houden voor de geschiedenis. Naast de in gang
van zijn lokaal hangen prikbor den waarop hij wekelijks nieuwe
krantenknipsels hangt over histori sche onderwerpen. Ditmaal zijn dat
artikelen over de geschiedenis van de Rijksvoorlichtingsdienst en een
nieuwe biografie van Filips II.
Maar niet alle leerlingen van 3 VWO kunnen die namen thuisbrengen.
,,Filips de Tweede?'' Sander (15) moet grinniken. ,,Die ken ik niet. Is
dat zoiets als Sony de Derde?'' Hij heeft wel de Gouden Eeuw gehad,
maar dat vond hij niet de meest interessante periode. ,,Ik denk dat de
Gouden Eeuw minder invloed heeft op het heden dan bijvoorbeeld - hij
wijst op de video van Mississippi Burning die de klas aan het
bekijken is - de slavernij op de rassenscheiding van vandaag. Kennis
van het verre verleden is goed voor je algemene ontwikkeling, maar meer
ook niet. Je moet het een beetje in zijn tijd kunnen plaatsen.
Jaartallen hoeven we hele maal niet te kennen.''
Waar Sander wel veel over weet is James Martin. ,,De tragedie van James
Martin'', zegt hij plechtig. ,,Dat was een oorlogsvlieger die hier bij
Nijmegen is neergestort tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bij het Bevrij
dingsmuseum heb ik een boekje ge vonden waarin veel over hem stond.''
Uiteindelijk resulteerde zijn onder zoek naar de verongelukte vlieger in
een werkstukje waarmee hij de basis vorming (eerste drie jaar van de
middelbare school) geschiedenis afsloot.
Sander en zijn klasgenoten zeggen geschiedenis een leuk vak te vinden.
Alleen, ze "kunnen er niets mee' voor hun vervolgopleiding. Voor Loek
Janssen is dat nu juist de reden waar om hij voor de eerste klassen van
de middelbare school speciale opdrach ten over de geschiedenis rondom
Nij megen probeert te verzinnen. ,,Door de afkalving van het aantal uren
dat het middelbaar onderwijs nog reser veert voor geschiedenis, en door
de maatschappelijke druk op de leerlin gen om exacte vakken te kiezen,
ga ik steeds meer marktgericht denken. Je gaat met thema's werken die
aan slaan bij de leerlingen. Dat betekent in de vaderlandse geschiedenis
dat je steeds meer gaat doen met de eigen omgeving. Eerst vier, vijf
algemene lessen over de Romeinen, en daarna probeer je aan te sluiten
bij de lokale situatie. Dat kan hier goed omdat Nijmegen voor de
Romeinen een be langrijke plaats was. Maar we doen bijvoorbeeld veel
minder aan de Tachtigjarige Oorlog omdat daarvan hier in de buurt
nauwelijks overblijf selen zijn. Als ik in Leiden lesgaf, zou ik veel
meer over de Tachtigjarige Oorlog doen, daar is veel meer ge beurd.''
Janssen loopt op een metalen kast af en haalt een aantal werkstukken te
voorschijn die de leerlingen maakten rondom het thema "Nijmegen in de
Tweede Wereldoorlog': een kijkdoos waarin het leven in een schuilkelder
verbeeld is, een bandje vol vraagge sprekken met mensen die het bom
bardement op Nijmegen meemaak ten. ,,Prachtig toch'', glundert Janssen.
Hij vindt niet dat het vak geschie denis op de middelbare school aan een
terugtrekkende beweging bezig is. ,,Eerder een troepenverplaatsing.
Vroeger waren namen, feiten en jaar tallen het houvast voor de
leerlingen. Maar dat kennisdeel is stevig onder druk komen te staan, en
dus is er nu wat wij wel "omgevingsonderwijs' noemen.'' Toch wordt het
ook hem wel eens zwaar te moede. ,,Op steeds meer scholen moeten
leerlingen al aan het eind van de tweede klas kiezen of ze doorgaan met
geschiedenis. Op de MAVO moet ik dan de hele geschiedenis in twee jaar
behandelen. Ik krijg dan klachten van ouders dat ik in de tweede klas
niets doe aan de Koude Oorlog en andere moderne ontwikkelingen. Maar
waar moet ik de tijd vandaan halen om dat te doen?''
Welke jaartallen vóór 1900 denkt Janssen dat zijn
leerlingen nog kennen? Hij peinst even. ,,1492 kennen ze.'' Het is even
stil. ,,1568 en 1648 herkennen ze. En ze kennen waar schijnlijk
het jaar 0 als het moment waarop de Romeinen Nederland bin nenkwamen.''
En de rest? ,,Verder kennen ze geen jaartallen.'' De Slag bij
Nieuwpoort? ,,Ook niet. Die wordt al jaren niet meer behandeld.''
Uit: Bij de tijd 1, Geschiedenis voor de basisschool van Jan Engbers en
Joep den Otter.
|
NRC Webpagina's
26 juni 1997
|
Bovenkant pagina |