Abu Nimr rouwt om de bomen van Gaza
Het Israëlische leger legt
bomen en huizen in de Gazastrook plat ter bescherming van wegen en
woonplaatsen van kolonisten. De schade is groot, niet alleen de
economische maar ook de emotionele.
Door onze correspondent JORIS LUYENDIJK
GAZA-stad, 23 FEBR. Vrijwel iedere avond gaat de Palestijnse zakenman
Abu Nimr naar een hotel in Gaza-stad om veel te veel whiskey te drinken.
Eerst deed hij dat in Al-Tahuna, Hotel de Windmolen, maar dat
werd in oktober door fundamentalisten in brand gestoken. Nu gaat hij
naar Al-Diera, een van de gloednieuwe hotels aan de zee die
werden ontworpen in een tijd van optimisme over het vredesproces, maar
net zijn opgeleverd in een sfeer van diep pessimisme.
De ongeveer veertigjarige multimiljonair Abu Nimr rouwt. Om zijn
landerijen, zijn villa's, zijn paard, zijn lucratieve aluminiumfabriek
en bovenal om zijn bomen. "Niet mijn vader, niet mijn opa, maar mijn
overgrootopa heeft ze nog geplant", zegt hij met overslaande stem. "De
boom waaronder ik mijn vrouw voor het eerst heb gezoend, de bomen
waaronder ik als jongetje heb gespeeld... alles is weg."
Abu Nimr's bezittingen lagen rond de joodse nederzetting Kfar Darom in
de Gazastrook. Na het uitbreken van de tweede Palestijnse intifadah in
september is op of rond zijn terrein een aantal malen geschoten tussen
Palestijnse guerrillastrijders en joodse kolonisten of Israëlische
soldaten. Toen lynchte op 15 oktober een dolle menigte Palestijnen in
Ramallah op de Westelijke Jordaanoever twee verdwaalde Israëlische
reservisten. Meteen die avond nam premier Barak wraak met een
bombardement op Gaza, de ochtend daarop verschenen de Israëlische
bulldozers bij Abu Nimr's land. Alles ging tegen de grond, inclusief de
stal met Abu Nimr's Arabische hengst er nog in. Eerder was zijn
aluminiumfabriek Metalco geplunderd.
Sindsdien heeft Israël in de hele Gazastrook volgens het
Palestijnse Centrum voor de Mensenrechten bijna 100 huizen en
tienduizenden bomen platgebulldozerd. Boomgaarden, landerijen en akkers
die niet werden verwoest, zijn grotendeels onbereikbaar geworden omdat
het Israëlische leger de belangrijkste wegen in Gaza heeft
afgesloten. Exacte schattingen van de schade ontbreken maar deze loopt
in de honderden miljoenen dollars, met name omdat het vijfendertig jaar
vergt voordat bijvoorbeeld een olijfboom volledig vruchtdragend wordt.
"Wat een kameel is voor een Bedoeïen, is een olijfboom voor de
mensen hier", zegt een westerse ontwikkelingswerker in Gaza, een van de
laatsten die nog niet is vertrokken. "Mensen voelen de pijn in hun
hart." Het Israëlische leger rechtvaardigt de maatregelen met het
argument dat begroeiing en Palestijnse huizen rond joodse nederzettingen
hebben gediend of in de toekomst kunnen dienen als beschutting voor
Palestijnse strijders. Palestijnen noemen dit een Israëlisch
voorwendsel om hen collectief te straffen voor Arafats verwerping van de
vredesvoorstellen van de Israëlische premier Barak in Camp David
deze zomer. Ze voegen eraan toe dat de joodse nederzettingen in bezet
Palestijns gebied staan, en daar volgens het internationaal recht en
resoluties van de Verenigde Naties hoe dan ook niet mogen zijn. Grote
delen van Gaza zijn onherkenbaar veranderd. Waar in september nog
tientallen meters hoge cypressen en eucalyptusbomen schaduw boden aan
woonhuizen, kleinschalige veehouderijen, plantages en kassen, strekt
zich nu een kale vlakte uit. Door de overvloedige regen groeit er op dit
moment nog wat gras. In de zomer is het straks een woestijn. Deze
verwoestingen en de blokkades van de wegen binnen Gaza verdiepen de
effecten van de al vijf maanden durende afgrendeling van Gaza van de
buitenwereld. Een op de drie Palestijnen leeft nu op of onder de
armoedegrens van twee dollar besteedbaar inkomen per dag; een miljoen
mensen, de meesten van hen kinderen.
De burgemeester van Gaza, Aown Shawa, somt "de werkloosheid, de armoede
en de depressie onder de mensen" dan ook op als de meest ingrijpende
gevolgen van de Israëlische onderdrukking van de intifadah. "Maar
persoonlijk grijpt mij de verwoesting van de bomen het meest aan",
vervolgt hij in zijn eenvoudige kantoor. "Toen ik klein was liep er een
trein naar Deir al-Balah, in het midden van de Gazastrook. Van
kilometers afstand zag je dan al de kinine-bomen van Deir al-Balah. Dan
wist je: we zijn er bijna. Daar is nu niets meer van over."
Nog altijd zijn de Israëlische bulldozers actief. Afgelopen
zaterdag werden in Rafah aan de grens met Egypte zeven huizen met de
grond gelijk gemaakt. In het dorp annex vluchtelingenkamp Khan Younis in
het midden van de Gazastrook vuren Israëlische tanks en
scherpschutters bijna dagelijks in de richting van waaruit het
Israëlische leger zegt dat Palestijnse guerrillastrijders hebben
geschoten. Door de gevechten is het deel van Khan Younis dat grenst aan
de joodse nederzetting Neve Dekalim veranderd in een oorlogszone. De
hoogste verdiepingen van alle gebouwen zijn verlaten, en doorboord met
kogelgaten ter grootte van kinderhoofdjes. Bewoners van de lagere etages
slapen met zijn allen in de ene kamer die niet door kogels kan worden
getroffen. Abu Shamala heeft er forse rugpijn van. Hij woont in Khan
Younis op de vierde etage van een rij huizen die direct uitkijken op de
Israelische kazerne. De hele ochtend is Abu Shamala bezig geweest
zandzakken naar boven te slepen, om de ruiten van de kinderkamer mee te
beschermen. Hij wist op tientallen kogelgaten en vijf vuistdikke gaten
in de muur en op de ramen, waar groter geschut insloeg. Abu Shamala's
dochter is verkouden want het tocht flink door de gaten in zijn huis.
"De waarde van mijn huis is gedaald tot nul", geeft Abu Shamala toe.
"Maar dat doet er niet toe want we gaan hier toch niet weg. In 1948
heeft mijn vader zich door de Israëliërs uit zijn huis in
Ashdod laten jagen. Ik heb mijn leven lang gezworen nooit zijn fout te
herhalen."