'We dachten dat het voor even was'
Als het aan Israël en de VS
ligt, mag slechts een handjevol Palestijnse vluchtelingen terugkeren. Ze
wachten al meer dan 50 jaar, de meesten komen Israël nooit meer in.
Door onze correspondent JORIS LUYENDIJK
AI'DA, 12 JAN. Vijf keer per jaar glipt de Palestijn Mustafa Abu Sroer
Israël in. Gewapend met dekens, vijgen, water en brood verlaat de
66-jarige baas in alle vroegte zijn vluchtelingenkamp Ai'da op de
Westelijke Jordaanoever. Via binnenweggetjes en smokkelroutes bereikt
hij een paar uur later zijn geboortedorp Beit Natief, zeventien
kilometer verderop en net over de 'groene lijn' tussen Israël en de
Westelijke Jordaanoever. Daar zoekt Abu Sroer een plekje tussen de
opgeblazen huizen en denkt hij aan vroeger, toen Beit Natief nog geen
spookstad was maar een eenvoudig moslimdorpje. Abu Sroer is een van de
achthonderdduizend Palestijnen die in 1948 uit hun huizen in het huidige
Israël zijn gevlucht of verjaagd, en niet meer terugmochten. Ze
wonen in kampen in Gaza, de Westelijke Jordaanoever, Libanon,
Jordanië en Syrië, of hebben een heenkomen gevonden in
Arabische of Westerse landen. Door een sterke bevolkingsgroei is hun
aantal 52 jaar later aangezwollen tot zo'n vier miljoen.
Decennia na hun verdrijving eisen de vluchtelingen nog altijd het recht
op terugkeer. Israël weigert dit pertinent omdat zoveel moslims en
christenen het joodse karakter van de staat zouden aantasten, en omdat
de Palestijnse vluchtelingen door vijftig jaar anti-Israëlische
propaganda van Arabische zijde een veiligheidsrisico zouden vormen. In
de voortslepende onderhandelingen tussen de Palestijnen en Israël
is het vluchtelingenprobleem, met Jeruzalem, dan ook het grootste
struikelblok. Arafat blijft eisen dat alle vluchtelingen terugmogen,
Israël wil er hooguit tienduizend terugnemen.
"Negen oktober 1948, net na zonsondergang. Toen gebeurde het", vertelt
Abu Sroer, gezeten op een krakkemikkige stoel voor zijn bouwval in
Ai'da, met om hem heen ademloos luisterende neefjes en kleinkinderen.
"Ik was net terug van het schapen hoeden. Opeens stonden overal
soldaten, zionisten. Wij moesten onze huizen uit en toen schoten ze die
kapot met artillerie. De school en de moskee werden opgeblazen met
dynamiet. Ik was veertien." De 4.500 islamitische inwoners van Beit
Natief sloegen op de vlucht, de heuvels in. Abu Sroers vader was al
eerder overleden, waarmee de verantwoordelijkheid over zijn acht
broertjes en zusjes en zijn moeder op hem viel. "We hadden niets bij
ons, behalve de sleutel van ons huis. Geen schoenen, geen kleren, geen
eten. Gelukkig waren mijn schapen ons gevolgd. Die hebben we geslacht en
verkocht." Twee van zijn zusjes stierven door kou en ondervoeding.
Uiteindelijk bereikte de familie Beit Jalla op de Westelijke
Jordaanoever, dichtbij Betlehem. "We dachten dat het voor even was, dat
we na de vijandelijkheden weer terug zouden gaan," vertelt Abu Sroer.
Maar de vluchtelingen kwamen bedrogen uit, en de paar waaghalzen die
probeerden terug te gaan naar Beit Natief om bezittingen op te halen,
werden door Israëlische soldaten doodgeschoten. "Zeker acht
jongens", telt Abu Sroer op zijn vingers, de namen van de families
prevelend. 52 jaar later wacht Abu Sroer, inmiddels getrouwd en vader
van zes kinderen, in zijn vluchtelingenkamp nog steeds tot hij terug mag
naar Beit Natief. Veel islamitische en christelijke dorpjes zijn door
Israël in 1948 met de grond gelijk gemaakt, waarna de grond in
gebruik werd genomen door joodse immigranten. Maar Beit Natief bleef
onbebouwd. "Ze kunnen zo terug", zegt mevrouw Djaradad, directeur van
Badil, een onderzoekscentrum voor Palestijnse vluchtelingen in Beit
Jalla op de Westelijke Jordaanoever. "Maar dat mag niet want ze zijn
niet joods. Miljoenen Russen en Ethiopiërs stromen naar
Israël, maar de oorspronkelijke bewoners kwijnen weg in kampen."
Djaradad houdt regelmatig informele peilingen onder de vluchtelingen op
de Westelijke Jordaanoever. Er heerst daar grote onrust over het
compromis dat de Amerikaanse president Clinton op dit moment voorstaat:
Israël zou het recht op terugkeer erkennen, maar alleen van de
vluchtelingen die zelf zijn verjaagd, niet van hun nakomelingen. Het
grootste deel van de vluchtelingen die het in 1948 zelf hebben
meegemaakt, is al overleden, waarmee Israël uiteindelijk hooguit
tienduizend vluchtelingen daadwerkelijk zou terugnemen.
Israël en de Verenigde Staten proberen het vluchtelingenprobleem
terug te brengen tot een symbolische kwestie, meent Djaradad, gezeten
achter een poster met de tekst '50 jaar in een tent'. "Ze doen het
voorkomen alsof een formele erkenning van het recht op terugkeer, zonder
praktische gevolgen, voldoende zou zijn. Maar het gaat hier om de
massale roof van grond en goederen. De vluchtelingen willen dat terug,
heel simpel."
"Wat moet ik als oude man zonder mijn familie", reageert Abu Sroer op de
plannen van Clinton. "Het is allemaal de schuld van de extremistische
joden die de afgelopen 52 jaar naar Israël zijn geëmigreerd.
In Beit Natif hadden we nooit problemen met de joden. Wij gingen met ze
om zoals nu Palestijnse moslims en christenen dat doen. Maar toen kwamen
de joden van buiten, en die hebben ons tegen elkaar opgezet."