U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Midden-Oosten

Nieuws

Huidige situatie

Vredesonderhandelingen

Conflictpunten

Geschiedenis van het conflict

Partijen

Documenten

Links

Palestijnse vluchtelingen moeten terug kunnen

Mouin Rabbani
Vaak wordt vergeten dat de vestiging van de staat Israël het gevolg was van resolutie 181 die door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 29 november 1947 werd aangenomen.

In resolutie 273 van 11 mei 1949 werd het VN- lidmaatschap van Israël afhankelijk gesteld van Israëls onvoorwaardelijke aanvaarding van het VN-Handvest en van de belofte VN-resoluties betreffende het Arabisch-Israëlische conflict te respecteren. Eén daarvan was resolutie 194 uit 1948. Volgens deze uitspraak hebben Palestijnse vluchtelingen het recht "naar hun huizen terug te keren", en het recht op 'compensatie' van 'verlies of schade aan eigendommen'. Sinds deze resolutie werd aangenomen, is ze elk jaar door een overweldigende meerderheid van de wereldorganisatie bevestigd.

Normaal gesproken zou een discussie in de VN over resolutie 194 zich beperken tot de stelling dat Israël van de VN moet worden uitgesloten omdat het land al meer dan een halve eeuw lang willens en wetens de voorwaarden voor zijn lidmaatschap met voeten treedt, waarna de vraag zou rijzen welke maatregelen de internationale gemeenschap moet nemen om te garanderen dat Israël haar verplichtingen nakomt. Maar in de gegeven situatie wordt sterke internationale druk op de Palestijnse leiders uitgeoefend om de geldigheid en toepasselijkheid van een volgens internationaal recht bindende resolutie officieel te ontkennen, onder het voorwendsel dat de vrede in het Midden-Oosten erbij gebaat zou zijn als miljoenen Palestijnen voorgoed tot ballingschap worden veroordeeld.

De juridische consequenties in het geval de huidige Palestijnse leiders of de voorgestelde Palestijnse staat inderdaad alle vluchtelingen in de kou laten staan, zijn onduidelijk, want het recht op terugkeer en schadeloosstelling geldt in eerste instantie voor afzonderlijke personen. Maar wel staat vast dat het opgeven van de rechten van de vluchtelingen dezelfde gevolgen zal hebben voor een Arabisch- Israëlische vreedzame samenleving als de verwoesting van de Al- Aksa-moskee voor het wederzijds begrip tussen moslims en joden.

Palestijnse vluchtelingen zijn geen natuurverschijnsel. Zoals mede door vooraanstaande Israëlische wetenschappers is vastgesteld, zijn ze met opzet in het leven geroepen, in een van de meest succesvolle gevallen van etnische zuivering. Het plan om een joodse staat te vestigen in het Arabische Palestina - om 'Palestina net zo joods te maken als Engeland Engels is', zoals zionistenleider Chaim Weizmann het in Versailles na afloop van de Eerste Wereldoorlog formuleerde, - kon alleen verwezenlijkt worden door de inheemse Palestijnse bevolking te verwijderen.

De historische bronnen laten geen ruimte voor twijfel: ongeveer 90 procent van alle Palestijnen die woonden in het gebied dat de staat Israël zou worden, werd gedurende de Arabisch-Israelische oorlog van 1948 met geweld verdreven of richting ballingschap geterroriseerd. Het was de welbewuste strategie van de zionistische leiders, die met ongekende wreedheid door de strijdkrachten werd uitgevoerd. Wijlen Menachem Begin, de vroegere premier van Israël, noteerde trots in zijn memoires dat het bloedbad van april 1948 onder 254 mannen, vrouwen en kinderen in het dorp Deir Yasin bij Jeruzalem (codenaam 'Operatie Eenheid' omdat alle zionistische facties eraan deelnamen) met opzet was aangericht om de Palestijnen angst aan te jagen en massaal op de vlucht te doen slaan. In Haifa, Jaffa en andere kuststeden werden Palestijnen in zee gegooid, terwijl hun landgenoten in Beersheba en elders de woestijn in werden gejaagd.

Het eerste Israëlische parlement onderstreepte nog eens de opzet van de operatie door snel een serie wetten aan te nemen, waardoor de terugkeer van de vluchtelingen kon worden verhinderd, en al hun bezittingen konden worden geconfisqueerd. Honderden leeggemaakte dorpen - de overgrote meerderheid van alle dorpen - werden met de grond gelijk gemaakt.

Ook al hecht men geloof aan de Israëlische propaganda die het doet voorkomen alsof de verantwoordelijkheid voor het vluchtelingenvraagstuk bij de Arabische staten en/of de vluchtelingen zelf berust, dan nog doet dat niets af aan de geldigheid van VN-resolutie 194 en andere internationale wetten waarin het recht van gevluchte burgers op repatriëring en schadeloosstelling absoluut en onvervreemdbaar wordt genoemd.

Zo hebben in het voormalige Joegoslavië veel leden van de verschillende bevolkingsgroepen hun huis verlaten, vaak vrijwillig of als gevolg van onwettige militaire operaties van hun eigen partij. Toch beweert niemand dat deze vluchtelingen hun rechten hebben verspeeld omdat ze uit angst zijn gevlucht, of in navolging van goedbedoelde adviezen tijdelijk verhuisden in plaats van gedwongen te worden verdreven. Ook vindt niemand dat hun rechten hun wegens het misdadige gedrag van hun leiders voorgoed moeten worden ontnomen. Integendeel.

De stelling dat Israël domweg geen ruimte heeft voor enkele miljoenen Palestijnse vluchtelingen is al even belachelijk. De joodse staat heeft nog onlangs ruimte gevonden voor meer dan een miljoen immigranten uit de voormalige Sovjet-Unie en zou het dubbele aantal Amerikaanse joden ook nu met open armen ontvangen.

Het vraagstuk van de Palestijnse vluchtelingen komt erop neer dat een 19de- eeuws rassenstelsel in het Midden-Oosten van de 21ste eeuw moet worden gehandhaafd. Israël wil de Palestijnen niet omdat ze niet- joods zijn. Het land weigert hun internationaal erkende rechten te erkennen, en zelfs zijn historische verantwoordelijkheid voor hun lijden te accepteren, omdat het per se een staat van uitsluitend joden wil blijven en vasthoudt aan de ideologische geldigheid van zijn variant van apartheid. Voor iedereen met één joodse grootouder, waar hij ook vandaan komt, is door het Israëlisch recht het Israelisch staatsburgerschap automatisch gegarandeerd, terwijl een in Palestina geboren en later verdreven Palestijn tot permanente ballingschap wordt veroordeeld door datzelfde recht - dat onder extreme omstandigheden een Palestijn een toeristenvisum voor zijn eigen land gunt.

Wie voorstelt het vraagstuk op te lossen met een officiële ongeldigheidsverklaring van de rechten van Palestijnse vluchtelingen, of met de tekstuele spitsvondigheden die Bill Clinton en Dennis Ross in de laatste dagen van hun ambtstermijn opperen, speelt met vuur. De ontkenning van de rechten en aanspraken van Palestijnse vluchtelingen heeft al tot een halve eeuw van conflicten geleid. Nog zo'n ontkenning in het kader van een vredesakkoord zal miljoenen vluchtelingen op slag veranderen in verklaarde tegenstanders van de vrede, en zal resulteren in een explosie.

Volgens de cijfers van de VN kan de gemiddelde vluchteling na zeven jaar terug naar zijn eigen huis of zich elders vestigen. In het geval van de Palestijnen - van wie naar schatting 75 procent vluchteling is en waarvan het merendeel bovendien statenloos is - komt het erop neer dat men als vluchteling wordt geboren en als vluchteling sterft. Zolang die situatie voortduurt, zal geen vrede komen in het Midden-Oosten, en zeker geen veiligheid voor Israël.

Het is de vraag of alle Palestijnse vluchtelingen terug willen naar hun vroegere of voorvaderlijke huis als de kans zich voordoet. Maar juist door de ontkenning van dit recht is het voor elk een heilig moeten geworden. Palestijnse activisten en wetenschappers die zich inzetten voor de rechten van hun volk, hebben praktische ideeën voorgesteld die niet alleen tegemoet komen aan de behoeften van de vluchtelingen, maar ook aan die van Israël en de Arabische gastlanden, en dus bevorderlijk zijn voor vrede in de regio. Maar zolang Israël niet duidelijk en uitdrukkelijk zijn verantwoordelijkheid voor het scheppen van het vluchtelingenprobleem en het daaruit voortvloeiende leed erkent, hebben al die voorstellen geen schijn van kans. En zolang Israël weigert het onrecht te erkennen, zullen zij die onrechtvaardig zijn behandeld weigeren Israël te erkennen.

De Palestijnse vluchtelingen stellen hun eisen aan een staat die in de afgelopen vijftig jaar en zeker de laatste jaren herstelbetaling tot een exacte wetenschap hebben verheven. In dat kader is het niet meer dan juist dat Israël aan dezelfde normen wordt gehouden die het stelselmatig van anderen eist, en dat een uitdrukkelijke erkenning van de feiten door Israël de basis moet vormen voor zinvolle onderhandelingen die tot een rechtvaardige en duurzame regeling leiden.

Mouin Rabbani is directeur van het Palestijns-Amerikaanse Onderzoekscentrum in Ramallah, en is de zoon van Palestijnse vluchtelingen uit Haifa.

NRC Webpagina's
10 januari 2001

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad