[ Verzoening ]
Verlos mij uit het Niets
Mijn vader was acteur en kwam 's avonds vaak pas heel laat terug van een voorstelling in het land. Mijn moeder redde het meestal nog wel om wakker te blijven tot hij thuiskwam, maar moest vervolgens, wanneer hij eenmaal op de bank zat en aan zijn repertoire van gloedvolle tirades tegen de klootzakken in de wereld begon, al snel de handdoek in de ring gooien - zodat mijn vader alleen in de kamer achterbleef met zijn Camels of Caballeros en een hoog glas jonge jenever met Seven Up. "Nog eentje, Lou, dan kom ik ook," zei hij dan, "doe het licht maar vast uit." Ik weet niet wat hij daarvóór - onderweg vanuit Enschede, Zwolle of Nijmegen - allemaal gezien had in de duistere spiegel van het raam van de bus van het toneelgezelschap, maar het maakte het hem in ieder geval keer op keer onmogelijk om die belofte gestand te doen.Toen hij zich eind jaren zestig onder de druk der omstandigheden een tijdlang van het toneel had teruggetrokken, werd zijn behoefte aan deze eenzame wake alleen maar sterker. Soms bleef hij wel tot een uur of drie, half vier in het donker zitten - niet wachten maar ook niet niet-wachten - en zo trof ik hem in die tijd (ik was een jaar of negentien, sinds een jaar van school, en stuurloos) vaak aan wanneer ik 's nachts thuiskwam. "Waar heb je gezeten?" wilde hij mij dan vragen en "waar ben je toch mee bezig?", maar deed het niet. "Hoe was het vandaag?" wilde ik hem dan vragen en "wat vreet er toch zo aan je?", maar ik deed het niet. Zonder elkaars gezicht te kunnen zien staarden we allebei in het donker naar een punt ergens halverwege de salontafel en zeiden na een tijdje alleen "welterusten". Het was alsof we van twee kanten aan dezelfde deur hadden staan trekken en geen van beiden als eerste los wilden laten - tot we allebei tegelijk loslieten.