Ruimen van BSE-stallen is primitief ritueel
Koos van Zomeren
Er is weinig moed voor nodig om
te roepen wat je grote broer ook al roept. L.J. Brinkhorst, minister van
Landbouw, heeft het dus maar gewaagd. Hij heeft gezegd dat we, als
gevolg van de BSE-crisis, aan de vooravond staan van een revolutie in
de landbouw.
Je hoort in dit geluid een echo van de ferme taal die momenteel in
Duitsland gesproken wordt. Alles moet anders, boeren een stapje naar
achteren, consumenten een stapje naar voren.
Maar juist onder verwijzing naar de hebbelijkheden van de consument
hebben Europese overheden jarenlang de intensieve veehouderij
gesanctioneerd en gepropageerd. Politici en ambtenaren, ze zitten er
allemaal tot hun nek toe in.
Het zijn niet voor niets de ministers van Landbouw die nu de burger weer
aan de biefstuk proberen te krijgen. Je kunt je in deze sector geen
revolutie voorstellen waarbij niet om te beginnen de desbetreffende
ministeries worden geruimd.
Intussen is bij ons het negende geval van BSE ontdekt. Een bedrijf in
Olst, 128 runderen, is geruimd. Dochters van de betrokken koe en andere
voormalige stalgenoten, voorzover nog in leven, zullen worden opgespoord
en vernietigd. Ruimen, opsporen, vernietigen - in zulke bewoordingen
spreekt men over een militaire campagne. We zijn in oorlog met de koe.
Van een boerderij waar een koe met BSE is aangetroffen, wordt de hele
levende have afgemaakt, tot en met de lapjeskat. De boer, zijn vrouw en
eventuele kinderen zijn op zo'n bedrijf de enige zoogdieren die gespaard
blijven - terwijl zij al dat ongedierte toch wie weet hoelang onderdak
hebben verleend.
Ruimen, opsporen, vernietigen. Dat is vast pandoer sinds in maart 1997
bij Wilp de eerste Nederlandse BSE-koe werd aangetroffen. Toen al kon
je weten dat dit een nummertje voor de bühne was. Koeien
krijgen geen BSE van andere koeien (tenzij ze worden gedwongen elkaars
hersenen op te eten). Tot nu toe is ook nog nooit vastgesteld dat een
koe BSE heeft overgedragen op haar kalf, en het is met name voor
ministers van Landbouw te hopen dat dat zo blijft.
Dat BSE niet overerfelijk is, is immers uitgangspunt van hun
maatregelen. Bij de minste twijfel zouden ook alle runderen jonger dan
30 maanden in het slachthuis op BSE moeten worden gecontroleerd.
Dat was al met al puur toeval geweest als het ruimen, opsporen en
vernietigen bij de voorgaande acht Nederlandse BSE-koeien een nieuw
geval van de ziekte had opgeleverd. Niet dus. Waarom dit beleid dan toch
wordt voorgezet? Voor alle zekerheid, zeiden de achtereenvolgende
ministers van Landbouw. Maar je kunt voor alle zekerheid net zo goed het
bedrijf van de buren ruimen. Of koeien in het water gooien en kijken of
ze blijven drijven.
Sinds enkele jaren worden in Nederland van koeien de organen die BSE-
dragers zouden kunnen zijn, verwijderd en verder buiten de slachtlijn
gehouden. Sinds 1 januari worden daarenboven alle koeien ouder dan 30
maanden op BSE getest voordat het vlees wordt vrijgegeven voor
consumptie. Al zou ze willen, de BSE-koe komt er gewoon niet meer door.
Daarmee is, tenzij de minister zelf niet in deze maatregelen gelooft,
elke grond aan het ruimen, opsporen en vernietigen ontvallen. Nu is het
zelfs geen cosmetische operatie meer. Nu is het alleen nog maar
verspilling van geld en energie, alleen nog maar heksenjacht, een
primitief bezweringsritueel.
Duitse boeren verzetten zich tegen het ruimingsbeleid. Van Nederlandse
boeren wordt op dit punt niets vernomen. Hier hoor je überhaupt
weinig over koeien. Jawel, de koe gaat voortdurend over de tong, maar
steeds als ding, niet als een aan onze zorgen toevertrouwd levend
wezen, dat in de BSE-crisis zijn eigen lot en zijn eigen belangen
heeft.
In 1997, toen we in oorlog waren met het varken, hoorde je een politicus
nog weleens het begrip 'dierenwelzijn' bezigen. Ik geloof niet dat
varkens er veel wijzer van geworden zijn, maar het gaf de liefhebber
toch iets om zich aan vast te klampen, iets om naar uit te kijken.
Ik snak naar een minister van Landbouw die zich om koeien bekommert. Hij
hoeft het niet eens te menen, hij hoeft het alleen maar te zeggen:
'Boeren laten me koud, consumenten kunnen het dak op, ik ben deze klus
gaan doen omdat ik van koeien houd'.
Zo'n minister zou ik meteen willen attenderen op een feit dat in de
marge van het ruimen, opsporen en vernietigen aan het licht is gekomen,
en wel dat de registratie van runderen in Nederland zo lek is als een
mandje. Daarmee is het enige valide argument voor de koe-onterende
oormerken, namelijk dat dit systeem fraudebestendig zou zijn, komen te
vervallen.
De paar boeren die zich, met enorme persoonlijke offers, tegen oormerken
zijn blijven verzetten, hebben gelijk gekregen. Ze moeten tot helden
worden uitgeroepen. Helden van de Nieuwe Landbouw.
Koos van Zomeren is schrijver.