Na het besluit van Brussel: de maatregelen tegen
'gekkekoeienziekte' BSE
Brits voorbeeld voor Europese actie
Terwijl het Europese continent
nu op de achterste benen loopt, heeft Groot-Brittannië al meer dan
veertien jaar ervaring met BSE en de ziekte van Creutzfeldt-Jakob.
Door onze correspondent HANS STEKETEE
LONDEN, 8 DEC. De Europese maatregelen tegen de verspreiding van de
'gekkekoeienziekte' BSE zijn voor het Verenigd Koninkrijk een
déj vu. Hier begon de plaag in 1986 en bereikte in 1992
een hoogtepunt met 37.000 gevallen in dat jaar. Meer dan tachtig
Britten zijn tot nu toe overleden aan de variant van de ziekte van
Creutzfeldt-Jakob, die veroorzaakt zou worden door het eten van besmet
vlees.
Het Europese pakket maatregelen is gemodelleerd naar het Britse regime,
dat grotendeels nog steeds van kracht is. Met het verschil dat het
laatste stapsgewijs is ingevoerd. In 1988, twee jaar na het eerste
Britse geval, verbood de regering het voeren van runderen en schapen
met voer waarin eiwit van dode soortgenoten was verwerkt.
Het voerverbod is verder aangescherpt tot het huidige verbod op
vleesresten en beendermeel in voer, dat sinds 1996 van kracht is.
Overigens met uitzondering van bloed, talg, vismeel, slachtafval van
pluimvee, gemalen veren, melk en gelatine. In totaal zijn 4,5 miljoen
runderen geslacht en vernietigd: complete kuddes op boerderijen waar
BSE is vastgesteld, nakomelingen van BSE-koeien en sinds 1997 ook
runderen uit 'verdachte' kuddes, die hebben blootgestaan aan
besmettingsgevaar. Koeien ouder dan dertig maanden mogen sinds 1996 niet
worden verkocht voor menselijke consumptie. Uitzondering zijn sommige
Britse koeienrassen die alleen om hun vlees worden gefokt - BSE komt
vaker bij melkvee voor - en importvlees uit Amerika. Het in 1997
ingevoerde verbod op beef-on-the-bone (van
ossenstaart tot T-bones), dat Frankrijk nu heeft ingevoerd, werd in
1999 door Londen opgeheven.
De BSE-crisis heeft meer dan vier miljard pond (vijftien miljard gulden)
gekost. De Britse exportmarkt (een half miljard pond per jaar) werd tot
nul gereduceerd en duizenden boeren zijn aan de gevolgen van BSE
failliet gegaan. Intussen eten de Britten zelf tegenwoordig meer
rundvlees dan ooit, door de gedaalde prijs en als 'nationale daad'. Een
Schots restaurant verkocht vorig jaar nog 'BSE-biefstukken': Best
Steaks in Edinburgh.
De nieuwe crisis in Europa komt op het moment dat Britse exporteurs
langzaam proberen op te krabbelen. De EU oordeelde in oktober 1999
Brits vlees opnieuw veilig genoeg was om het uitvoerverbod op te
heffen, mits het vlees het land via speciale abattoirs verliet. Alleen
Frankrijk hield nog eenzijdig Brits vlees tegen.Minister Nick Brown
(Landbouw) juichte de EU maatregelen toe. Maar de vleeslobby is boos
dat de EU geen exportverbod voor Frans rundvlees instelt. Volgens John
Absalom, ondervoorzitter van de Smithfield Tenants' Association, het
bestuur van de Londense vleesmarkt, hebben de Britten nu " het veiligste
vlees ter wereld". "Waarom moeten we dat in gevaar brengen door dat
andere rundvlees binnen te laten?"
Het lijkt echter nog te vroeg voor Londen om met de vuist op tafel te
slaan. Want de Britse eilanden gelden als de bron van de huidige BSE-
crisis op het continent. "In 1988 waren de Britten gestopt met
beendermeel in voer, maar ze gingen wel door met de export ervan", zei
professor Gerhard Flachowsky, een Duitse BSE-specialist deze week. "Het
is hun schuld."
Ook zonder epidemie in Europa houden de Britten hun eigen BSE-erfenis.
Het aantal gevallen is nog steeds hoger dan waar ook: drieduizend in
1999, al blijft dat dalen, terwijl het elders stijgt.
En de dode koeien willen fysiek evenmin weg: verspreid over het land
staan tientallen oude vliegtuighangars die zijn gevuld met bergen
onverwerkbare as van vernietigde runderen.