N R C   H A N D E L S B L A D  -  C O L U M N S
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

LEO PRICK
Eerder verschenen
columns


JL HELDRING
HJAHOFLAND
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
ELSBETH ETTY
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
PAUL DE LEEUW


LEO PRICK

24 maart 2001

Profiteurs


Met niet aflatende ijver proberen de economen Frank Kalshoven en Flip de Kam ons, onnozele sukkels, duidelijk te maken dat onderwijs in de handen mag knijpen met de gelden die het mag besteden. Kalshoven noemt het in zijn wekelijkse column in de Volkskrant zelfs een ziekte dat ook Kamerleden dat niet begrijpen.

Ter genezing rekent hij ons voor dat onder Kok I de collectieve uitgaven (exclusief sociale zekerheid en rentelasten) stegen met gemiddeld 2 procent per jaar; onderwijs kreeg liefst 2,25%. Onder Kok II stegen die collectieve uitgaven gemiddeld met 4,25% en kreeg onderwijs 3,25%, 1% minder dus. 'De grote profiteurs van de Zalmnorm? Zorg en Onderwijs' staat als kop boven deze rekenarij. Ook de zieke lezer kan het moeilijk ontgaan dat onderwijs minder dan gemiddeld heeft gekregen en dus moeilijk als profiteur kan worden gekenschetst. Maar er is meer, veel meer. In de jaren voorafgaand aan de kabinetten Kok waren er salarisingrepen, waardoor de arbeidsvoorwaarden in het onderwijs, tot dan toe in de pas met die van ambtenaren, op veel fronten op achterstand werden gezet. Verder werden de salarissen voor de nieuwe leraren ingrijpend verlaagd. Later is dit onder Paars, overigens nog maar ten dele en volgens de Commissie Gelijke Behandeling verre van voldoende, gerepareerd. Leraren die invielen kregen bovendien een volstrekt onzinnige korting van 10% aan hun rok. Ook dit is tijdens Paars ongedaan gemaakt. Nu moeten scholen invallers in vaste dienst nemen. Eerst kostte een invalster die in één jaar tijd bijvoorbeeld 150 dagen werkte, driekwart jaarsalaris minus 10%. Nu kost deze invalster een 100% salaris, want anders komt ze niet. De extra uitgaven betreffen dus voor een deel reparatie van achteraf onredelijk geachte kortingen uit het verleden. Maar er is meer. Voor leraren duurt het ongewoon lang voor ze hun maximum salaris bereiken. Doordat het personeel de afgelopen tien jaar sterk vergrijsde, is het onderwijs duurder geworden, zonder dat het daardoor ook beter werd; integendeel, onderwijsinhoudelijk is het natuurlijk een ramp, die vergrijzing. Verder geldt voor leraren, overigens in tegenstelling tot vergelijkbaar opgeleiden in de meeste andere sectoren, dat het ziekteverzuim onder ouderen er hoger ligt dan onder jongeren. In basis- en voortgezet onderwijs zelfs twee tot drie keer zo hoog. Meer geld dus naar vervanging, waar de sector ook niet bepaald beter van wordt.

Ook op materiële zaken is in de jaren tachtig extreem bezuinigd. Elke huiseigenaar weet dat als je je huis verwaarloost, je op termijn duurder uit bent. In plaats van twee keer schilderen moeten alle ramen en kozijnen worden vervangen. Onderwijs kampt letterlijk met dit soort kosten. Maar ook met verouderd leermateriaal, computers, meubilair, etc.

Daarnaast zijn er nog onderwijsinhoudelijke redenen die het onderwijs duurder maken. In de grote steden kampen scholen met gigantisch verzuim. Dit is het logische gevolg van de schaalvergroting waarmee men op de kosten van onderwijs heeft bezuinigd, terwijl gezien de diversiteit en de toenemende ernst van de problemen onder jongeren, schaalverkleining veel meer op zijn plaats was geweest. Ook hier vergt het vroegere beleid extra inspanningen en dus ook kosten.

Vroeger stond er voor iedere klas op de basisschool een onderwijzer die wist wat van haar of van hem werd verwacht. Nu zijn er voor iedere klas twee of meer part-timers, die ook nog studiedagen en adv kennen. Dit in goede banen leiden kost extra tijd en dus ook geld. En ten slotte in een reeks die nog eindeloos zou zijn uit te breiden: al die voorlees- en andere hulpmoeders van vroeger hebben nu een betaalde baan, waarmee voor veel scholen een belangrijke bron van extra ondersteuning is verdwenen. Samenvattend: onder Paars heeft onderwijs relatief weinig extra gekregen, en wat er aan extra's binnenkomt, is hard nodig ter compensatie van de meer dan gemiddelde bezuinigingen uit het verleden, ter bestrijding van de kosten van de vergrijzing en voor het plegen van achterstallig onderhoud. In 1994 ging van elke collectieve gulden 8,5 cent naar onderwijs; dit jaar 9,75 cent, aldus Kalshoven. Het enige wat uit deze onzinnige vergelijking valt af te leiden is dat het niet eens een dubbeltje is, en dus zitten we ook bij lange na nog niet op de eerste rang.

Leo Prick

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad