|
|
LEO PRICK
|
LEO PRICK 3 maart 2001 Sjoemelen? Twee weken geleden stelde ik de vraag in hoeverre er bij het schoolexamen wordt gesjoemeld en of u vindt dat het maar beter kan worden losgekoppeld van het centraal examen. Het onderwerp zit u hoog gezien de tientallen, vaak zeer uitgebreide reacties. Vandaag de vraag: wordt er gesjoemeld? De een vindt het schandelijk dat ik, alleen al door dit aan de orde te stellen, een hele beroepsgroep in de beklaagdenbank zet; een ander meent dat het niet anders kan, gezien de driedubbele rol van aanklager, advocaat en rechter tegelijk. Sommige leraren tonen zich verheugd over mijn opmerking dat het bij de schoolexamens in veel gevallen andere leerstof betreft en dat juist leerlingen die bij voorbeeld zwak zijn in tekstbegrip zich uit de naad werken om die handicap op voorhand te neutraliseren. Ze zorgen voor een indrukwekkende boekenlijst en voor de brieven die ze moeten schrijven leren ze hele passages uit het hoofd. Daar lijkt me weinig op tegen: ijver en aanleg vormen immers de pijlers voor succes ook in het verdere leven. Natuurlijk wordt er gesjoemeld, menen velen. Als de cijfers laag uitvallen, dan geef je ze allemaal wat extra's. Dat wordt toch ook gedaan met het centraal examen: de overheid stelt de normen bij en verklaart vervolgens dat het studiehuis een succes is. Kortom, waarom zouden wij ons roomser gedragen dan de onderwijspaus in Zoetermeer? Een ander: strikte dan wel soepele correctie kan gemiddeld per leerling zo'n anderhalf tot twee punten schelen. Je sjoemelt dus of je wil of niet. Velen doen er dan ook luchthartig over, maar het tegendeel komt vaker voor. Sommige leraren voelen zich onder druk gezet om soepeler te normeren. Niet zo verwonderlijk, lijkt me, als bij hen, in tegenstelling tot wat gebruikelijk is, de resultaten van de schoolexamens altijd lager zijn dan die van het centraal examen. Schoolleiding en inspectie willen daar begrijpelijkerwijs wat aan doen, maar in hun eenzame strijd voor 'kwaliteit' weerstaan deze leraren de druk. Ik hoop overigens voor de leerlingen, niet al te lang meer. Deze politiek van niet dwingend ingrijpen waar mij dat wenselijk lijkt, staat in schril contrast met de school waar de rector de formule waarmee een leraar de schoolcijfers berekent geheel op eigen houtje zodanig wijzigt dat ineens alle onvoldoendes zijn verdwenen. Terwijl op weer een andere school de gemiddelde onderzoekcijfers voor de verschillende talen ongeveer tweeënhalve punt van elkaar verschillen. Gemiddeld! En daar wordt dan niets aan gedaan, klaagt begrijpelijk genoeg een van de mailers. Sommige leraren vinden overigens om uiteenlopende redenen dat het schoolexamen hoger behoort uit te vallen dan het centraal examen en hanteren daarbij een bepaald streefniveau. Bijvoorbeeld gemiddeld driekwart punt hoger. Het hele slagveld overziend, blijkt er sprake van mateloze willekeur met soms zeer rigide, particuliere standpunten. Dat klinkt onvriendelijk, maar het positieve is dat haast niemand zich daar gelukkig bij voelt. Algemeen blijkt er behoefte te bestaan aan een betere controle: bij de leraren die klagen over collega's die onverantwoord hoog of laag cijferen, bij de leraren die druk ervaren van de schoolleiding om zich wat soepeler op te stellen en ook bij de leraren die zeggen te sjoemelen. Als ze dat al doen, vinden ze dat ze dat doen binnen de grenzen van het redelijke. Daarmee blijkt sjoemelen een relatief begrip. De externe instantie die door haast iedereen wordt aangeroepen als de ultieme scheidsrechter, en die zich in de ogen van de meesten te terughoudend opstelt, is de inspectie.
Leo Prick
|
Bovenkant pagina |
|