LEO PRICK
Eerder verschenen columns
JL HELDRING
HJAHOFLAND
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
ELSBETH ETTY
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
PAUL DE LEEUW
|
LEO PRICK
4 november 2000
Particuliere scholen
De zaterdagbijlage van deze krant besteedde vorige week uitgebreid
aandacht aan het particuliere middelbare onderwijs. Die bedrijfstak,
die floreert als nooit tevoren, richt zich op leerlingen die eerst een
tijd elders op een gewone school hebben gezeten en vervolgens in zo
kort mogelijke tijd een einddiploma willen halen.
Iedereen herinnert zich uit de eigen schooltijd leerlingen die niet erg wilden, misschien
ook niet zo goed konden of die te lang kind waren gebleven en voor wie
de middelbare school een lijdensweg was. Op een gegeven moment waren ze
eigenlijk te oud voor hun klasgenoten en dat leidde dan weer tot
bravoure of anderszins problematisch gedrag, maar omdat hun ouders
volhouders waren, werden ze via verschillende scholen naar het
eindexamen gesleept. Interessant is dat diezelfde leerlingen vervolgens
vaak wel in een redelijke tijd afstudeerden om een gewaardeerde arts,
leraar of advocaat te worden. Die leerlingen kunnen op zo'n particuliere
school hun ongelukkig gestarte schoolloopbaan alsnog corrigeren. Ook
trekken deze instellingen leerlingen die de middelbare school juist
heel snel willen afronden door de laatste twee leerjaren in
één jaar te doen. Omdat ze vallen onder de regeling voor
het volwassenenonderwijs mogen ze zich uitsluitend richten op de
exameneisen en dat maakt het mogelijk efficiënt naar het
einddiploma toe te werken. Particuliere scholen zijn duur, zo'n 25 tot
40 duizend gulden per jaar. Omdat ouders waar eisen voor hun geld, is
het voor die scholen noodzakelijk behoorlijke resultaten te behalen. Ze
stellen dan ook hoge eisen aan de leerlingen: lange schooltijden en een
goede werkinstelling. Voordeel is dat ook de ouders daar van harte aan
meewerken: een dagje gezellig ziek thuis blijven, daar betalen ze hun
goeie geld niet voor, en ook zoon- of dochterlief is daarvan
doordrongen.
Aldus komen een aantal factoren bijeen die mede bijdragen aan het succes
van dit soort scholen, en die niet met geld te maken hebben: meer dan
gemiddeld gemotiveerde leerlingen, strikte regels, leraren die weten
dat hun aanstelling afhankelijk is van hun succes, en coöperatieve
ouders. Verder zijn het kleine, overzichtelijke instellingen, die de
leerlingen geen moment uit het oog verliezen. En daarnaast is er
natuurlijk het geld, dat maakt dat gewerkt kan worden in kleine
groepen.
Het reguliere onderwijs is gebaat bij het bestaan van dit soort scholen:
ze halen probleemgevallen weg bij gewone scholen of bieden de
leerlingen iets wat zij niet kunnen geven. Ook de maatschappij vaart er
wel bij: die leerlingen halen toch nog een diploma en worden dus niet
een maatschappelijk probleem, wat vaak wel het geval is met drop-outs.
Wegens die voordelen zou het verstandig zijn om van overheidswege
vergelijkbare scholen te creëren waarbij ouders naar vermogen
bijdragen. Dat kost geld, hoor ik die overheid al mopperen, maar dat
vraag ik me af. Als je alle voordelen in aanmerking neemt, zou het
tegendeel het geval kunnen zijn. Maar daarnaast hoort het natuurlijk
tot de taak van de overheid om het aanbod aan onderwijs aan te passen
aan maatschappelijke ontwikkelingen. Zo'n maatschappelijke ontwikkeling
is de diversificatie van onze maatschappij, die maakt dat de behoeften
van mensen steeds meer uiteenlopen. Dat geldt ook voor allerlei
terreinen waar traditioneel en soms zelfs principieel altijd
één uniform standaardaanbod heeft gegolden: ziekenhuizen,
ouderenzorg, scholen. Fantasieloos en remmend sloft de overheid achter
de ontwikkelingen aan.
Leo Prick
|
|