|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Nederland telt steeds meer tienermoeders die verlangen
naar liefde
Poppenkindjes
Yetunde, zeventien jaar, wijst aan welke spullen van haar zijn en welke niet. Ze staat middenin haar kamer, haar dochter Mhakissa, zes maanden, zit in een draagdoek op haar rug. "De koelkast, de magnetron, de wasmachine, het bed. Ik had ook een televisie, maar die is nu stuk. Die grote foto die daar hangt heb ik van mijn vriend gekregen." Het is een foto van een waterval in een oerwoud, met een bewegend lampje erachter, waardoor het lijkt alsof het water stroomt. De wasmachine, de koelkast en de magnetron zijn tweedehands. Het bed is nieuw. Het is zo breed dat het bijna de hele kamer vult. Aan de ene kant staat een ledikantje, aan de andere kant een stoel met een gettoblaster erop. Het ledikantje heeft ze te leen gekregen. Het stond al in de kamer toen ze er kwam wonen, vorig jaar zomer. Het is een kamer in wat vroeger een bejaardentehuis was en nu een huis voor jonge meisjes met een kind en andere meisjes met wie wat is, in het Oude Noorden in Rotterdam. Er stond ook een eenpersoonsbed en een bank. Die heeft ze bij een buurmeisje neergezet. Yetunde wil verhuizen als ze achttien is. En dan wil ze alleen maar eigen spullen hebben. "De rijstkoker is ook van mij", zegt ze. Ze maakt de draagdoek los en gaat met Mhakissa op het bed zitten. Ze pakt haar beentjes en duwt ze zachtjes omhoog, naar haar schoudertjes. "Kijk naar je voetjes", zegt ze. " Mhakissa! Kijk naar je voetjes." Ze wil dat haar dochter snel gaat lopen. Haar eigen moeder liet haar in de steek toen ze twee weken was. Haar oma stierf toen ze zeven was. Haar vader nam haar mee naar Oostenrijk waar hij werk had gevonden. Ze kwamen uit Nigeria. Haar vader nam haar daarna mee naar Nederland waar hij een nieuwe vrouw had gevonden. Toen hij daar weg moest, op de vlucht voor de politie, wilde Yetunde niet mee. Ze was zestien, ze wilde in Nederland blijven. Andere vrouwen waren slecht geweest, ze dronken, ze hadden meer mannen. Maar deze nieuwe vrouw hielp haar. "Mijn vader zei dat ze mijn hersens gespoeld had", zegt ze. De politie kwam haar halen, Yetunde mocht niets meenemen. Ze vroeg asiel aan, in het asielzoekerscentrum raakte ze zwanger. Haar vriend komt uit Guinee-Bissau, hij is nu achttien. Hij is in het ruim van een vrachtschip hierheen gekomen, zegt Yetunde. Dit najaar gaan ze trouwen.
Vanaf 1996 is het aantal tienermoeders in Nederland met een kwart toegenomen. Het zijn meisjes uit landen waar het gewoon is om jong kinderen te krijgen. Of het zijn Turkse meisjes die hierheen worden gehaald als bruid. Maar het zijn vooral Antilliaanse meisjes. Jan Latten, onderzoeker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek, zegt dat door de economische crisis op de Antillen vorig jaar meer dan tienduizend Antillianen naar Nederland zijn verhuisd. In 1996 waren het er nog geen vijfduizend. Op 1 januari 2001 waren er in Rotterdam 1. 702 tienermoeders, van wie 324 Antilliaans. Bijna 40 procent van hen was korter dan drie jaar in Nederland. De sociale dienst van Rotterdam liet vorig jaar door het Centrum voor Onderzoek en Statistiek ( COS) onderzoeken waarom meisjes zo jong een kind kregen. Wat wilden ze met hun leven? Kregen ze de goede hulp? De sociale dienst wil niet dat tienermoeders eindeloos afhankelijk blijven van een uitkering. Zolang ze leerplichtig zijn, moeten ze naar school. En daarna kunnen ze 'trajecten' doorlopen die hen 'naar werk leiden'. Maar die trajecten zijn vrijwillig. Een moeder met een kind jonger dan vijf jaar hoeft niet te werken.
Yetunde gaat drie dagen in de week naar school. Mhakissa gaat dan naar de crèche. Het is geen gewone school waar ze heen gaat, het is een school voor jonge meisjes met een kind, Jonge Moeders Zelfstandig. Een kamer van drie bij zes in een oud huis in Spangen, Rotterdam. Ze leert daar om op tijd te komen, om af te bellen als ze niet kan, om haar leven met een kind te regelen. En ze kan er 'certificaten' halen in bijna alle schoolvakken. Ze zit daar samen met Afanaisa, zestien, moeder van een dochter van twee maanden, en met Esther, zeventien jaar, moeder van een dochter van viereneenhalve maand. En dan is er nog Reinella, vijftien, met een dochter van twee maanden. Maar zij kan niet komen, ze is net verhuisd en ze heeft geen oppas. Juliana, zestien, met een zoon van ruim een jaar, komt twee keer en daarna niet meer. De lerares belt haar iedere ochtend, maar ze neemt nooit op. Haar ouders krijgen nu een brief. Jady, zeventien, moeder van een zoon van anderhalf, kan niet komen omdat ze op alle dagen loopt van haar tweede. Precies op de uitgerekende datum bevalt ze van een dochter. June, zestien, met een zoon van vier maanden, komt ook niet omdat ze net weer zwanger is. En Lita, zeventien, moeder van een dochter van een jaar, komt binnenkort afscheid nemen. Ze kan weer naar een gewone school. Op de dag dat ze afscheid zou komen nemen, komt ze trouwens ook niet. "Ze laat ons lekker zitten", zegt de lerares. Alleen Yetunde is er altijd. Afanaisa is er meestal. En Esther is er weer iedere dag nadat ze te horen heeft gekregen dat ze anders wordt weggestuurd. Ze werkt uren achter elkaar aan haar opdrachten, zwijgend, de schouders een beetje krom, haar lange bruine haar voor haar gezicht. Ze is het enige Nederlandse meisje. De lerares heet Wil Krauweel, ze is achtenveertig. Ze is invalster, ze heeft een onderwijsbevoegdheid in opvoeding en kinderverzorging. Ze geeft nu Nederlands en Engels, wiskunde, maatschappijleer en verzorging. Bij wiskunde weet ze het af en toe niet meer. Dan neemt ze de opdrachten mee naar huis. Een vriend van haar zoon helpt haar. Op vrijdagmiddag geeft ze naailes omdat ze dat nuttig vindt. Ze knipt pofbroekjes, rijgt zomen, laat zien hoe de naaimachine werkt. Maar de meisjes vinden het niks. Ze willen niet zelf kleren maken. Ze willen ze kopen, nieuw, in de winkel. Afanaisa gaat liever verder met haar wiskunde en Yetunde met haar Nederlands. Ze wil rechter worden of advocaat. Maar dat lukt nooit, zegt ze. Wil Krauweel heeft haar meegenomen naar de reclassering. En nu wil ze bij de reclassering werken.
Het COS schreef in het rapport over tienermoeders, december 2000, dat verlangen naar liefde de belangrijkste oorzaak is dat meisjes zwanger worden en blijven. Zo zeggen meisjes het niet, ze zeggen dat ze de pil waren vergeten, of dat de pil bij hen niet werkte. En als ze eenmaal zwanger waren, wilden ze het kind niet kwijt. Ze waren tegen abortus, of ze durfden niet naar de dokter. Onderzoeksters van het COS spraken lang met tienermoeders. Veel meisjes zeiden dat ze blij waren met hun kind, nu hadden ze iets om van te houden. Veel meisjes waren zelf dochter van een tienermoeder. Veel meisjes kwamen uit gezinnen met ruzie en ellende. Glenn Helberg, psychiater bij de Riagg Rijnmond Rotterdam, zelf geboren op Curaçao, zegt dat een Antilliaans meisje meteen meetelt als ze een kind heeft. Dat is een voordeel als je verder weinig hebt. In Nederland, zegt Glenn Helberg, krijg je extra aandacht als je zo jong een kind krijgt. Dat is nog een voordeel. Soyono de Vlijter, onderzoeker op Sint Maarten, zegt dat een zwangerschap voor jonge meisjes een stimulans is om naar Nederland te gaan. " Nederland importeert problemen." Meisjes die hier asiel zoeken denken dat een baby heel handig kan zijn. Yetunde zegt dat ze er niet over piekert terug te gaan naar Nigeria. "Daar heb ik geen huis en geen geld. Daar is geen school voor meisjes zoals ik." Afanaisa woont met haar moeder, achtendertig, en haar dochter Tanicha in een flat in Crooswijk. Afanaisa's moeder is ziek, ze ligt met Tanicha in Afanaisa's bed. Ze is suikerpatiënt, haar ogen raakten aangetast. Nu is ze aan één oog geopereerd, het volgende moet nog. Ze probeert ook af te vallen en daarvan, zegt ze, is ze erg misselijk. Afanaisa zit in de huiskamer naar Pokémon te kijken. Net als ze wat over haar leven wil gaan vertellen, gaat de telefoon. Of ze wil komen werken. Ze werkt bij de Aldi om de hoek. Ze had gezegd dat ze haar de hele week konden bellen omdat het voorjaarsvakantie is. Afanaisa gaat voor de spiegel staan om haar haar te borstelen. "Ik mag achter de kassa als ik alle codes ken", zegt ze. Nu is ze vakkenvulster. Het maakt haar niet uit wat ze moet doen, als ze maar geld verdient. Haar kind werd vlak voor kerst geboren, in januari was ze weer op school. Ze geeft borstvoeding omdat dat het goedkoopste en het beste is, zegt ze. De volgende ochtend staat ze weer voor de spiegel, ze draait de uiteinden van haar haar naar binnen met een krultang. De televisie staat op MTV, een beeldschone zwarte vrouw gaat met twee kleine kinderen naar de gevangenis om haar man te bezoeken. "Mijn moeder heeft me een beetje verwend", zegt Afanaisa. En: "Ik ging naar de havo, maar daar moest ik van af door omstandigheden." Haar opa overleed, vertelt ze later. Die was bij hen komen wonen toen ze met haar moeder van Sint Maarten naar Nederland verhuisde. "Ik ging spijbelen, op straat lopen, vervelende dingen doen. Dan kreeg ik straf van mijn moeder, mocht ik niet meer uitgaan. Maar daarna ging ik weer spijbelen. Ik kreeg een vriendje en toen raakte ik zwanger. " Haar moeder was woedend. "Ze zei eerst dat ik weg moest gaan. Daarna werd ze weer normaal en mocht ik blijven." Ze is rustiger geworden door Tanicha, zegt ze. Ze weet nu ook wat ze wil. Na de zomer naar de havo, dan naar de hbo voor juridisch en maatschappelijk werk. Ze wil ook bij de reclassering werken. Ze heeft er niet aan gedacht om de zwangerschap af te breken. "Dat is moord." Een paar dagen later op school, in de pauze, zegt Afanaisa dat ze erover denkt om de naam van haar dochter op haar lichaam te laten tatoeëren. "Misschien op mijn rug", zegt ze. "Of op mijn oor als dat kan.""Of hier", zegt Yetunde. Ze legt haar hand op haar hart. Afanaisa zegt: "Dat kan niet meer." Daar staat de naam van een oud vriendje. "Ik ga naar de supermarkt", zegt Wil Krauweel, de lerares. "Kan ik iets voor jullie meenemen?" "Chips", zegt Yetunde. "Nee", zegt Wil Krauweel. "Dat doe ik niet. Een krentenbol misschien?" "Goed", zegt Yetunde. Ze staat te dansen voor de televisie, die staat op TMF. Een knappe zwarte man kijkt zwijgend naar de zes, zeven smachtende vrouwen om hem heen.
Henriëtte Smits, beleidsmedewerker bij de dienst sociale zaken in Rotterdam, begint te vertellen welke 'instrumenten' worden ingezet om tienermoeders op school of aan het werk te krijgen. Het Albada College vangt meisjes op die niet meer naar Jonge Moeders Zelfstandig hoeven. Rotterdam Werkstad heeft een 'traject naar gesubsidieerd werk'. Omdat 80 procent van de meisjes binnen een jaar afviel, is er nu ook een traject vóór dat traject. Er is een speciale kinderopvangregeling. Er is een regeling voor huisvesting. Er zijn allerlei gewone subsidieregelingen waar tienermoeders ook gebruik van kunnen maken. " Het duizelt ons weleens", zegt Henriëtte Smits. Ze heeft geen idee wat het allemaal kost en oplevert, of hoeveel mensen er mee bezig zijn. Ze weet wel dat het geld overal vandaan komt: rijk, gemeente, onderwijs, justitie, sociale zaken, jeugdzorg.
Op een vrijdag heeft Wil Krauweel een lerares babymassage uitgenodigd. Alle baby's mogen mee naar school. Reinella en Juliana zijn er nu ook. En Afanaisa heeft een vriendin meegenomen, Shadrian. Ze is zeveneneenhalve maand zwanger. Ze heeft een strak zwart jurkje aan. Ze tilt het op om haar buik te laten zien. "So, mi Jesus", zegt Afanaisa. "Wat een dikke buik." Ze drukt Tanicha er met haar wangetje tegenaan. "Ik ben hier de jongste", zegt Shadrian. Ze is net vijftien. "Juffrouw, mag de televisie aan", vraagt Afanaisa aan Wil Krauweel. "We hoeven nu toch niet te werken." De baby van Afanaisa gaat bij Wil Krauweel op schoot. Afanaisa pakt de baby van Esther. De baby heet Bouchra, haar vader is Marokkaans. Ze heeft een wit satijnen jurkje aan, een wit ajour truitje, een wit broekje met roze bloemen, en blauwe basketbalschoentjes aan de voetjes. Yetunde kleedt haar baby uit, Afanaisa komt bij haar staan. "Wat een dikke benen", roept ze. "Ik wou dat ik wat dikker was." Yetunde straalt. Ze kleedt haar baby weer aan, zet haar op haar rug en bindt de draagdoek eromheen. "Dat ga ik ook doen", zegt Afanaisa. "Hoe doe je dat?" "Gewoon een lap nemen", zegt Yetunde. "Zo kan je afwassen en schoonmaken en alles doen wat je wilt." "Ik ga een lap kopen op de markt", zegt Afanaisa. "En dan ga ik door de stad lopen. Boem, strak. Mijn moeder gaat tegen me schreeuwen. Maar ik ga dat doen."
Els Kuijper, wethouder Onderwijs en Jeugd in Rotterdam, weet ook niet hoeveel geld er wordt uitgegeven aan tienermoeders en hoeveel mensen zich met hen bezighouden. Ze vraagt haar ambtenaren om het uit te zoeken, maar zij zeggen, na een week, dat het te ingewikkeld is. Els Kuijper wil wel dat de gemeente 'doelen gaat stellen aan hulpverlening aan tienermoeders'. Ze wil hulpverleners daar ook 'op gaan afrekenen'. Els Kuijper wil ook dat de gemeente strenger wordt tegen tienermoeders. "Niet leuk, maar het moet wel. Ze hebben het nodig." Ze denkt aan 'financiële sancties', al zit daar wel een nadeel aan. "Ze hebben hun baby als chantagemiddel." Al pratend komt ze op een ander idee. "Misschien moet je het zoeken in bevoegdheidssancties. Dat je tegen een meisje dat het steeds laat afweten zegt: wij gaan voor jouw kind zorgen." Esther laat zien hoe goed ze haar hond heeft opgevoed. Ze gooit een balletje in de slaapkamer en roept: "Pak!" De hond rent tot de drempel en blijft dan staan, met trillende achterpoten. "Hij weet dat hij niet naar binnen mag." De hond is een Amerikaanse Staffordshire terriër. Ze heeft hem gekregen van een junk, toen hij een puppie van twee weken was. "Ik zag dat hij hem friet gaf", zegt ze. "Ik zei: zal ik hem nemen?" Hij was zo lief, zo klein. Ze had nooit gedacht dat hij zo groot kon worden. Ze heeft aan haar zusje gevraagd of die iemand weet die hem wil hebben. Esther laat de babykamer zien. Het was de eerste kamer die ze heeft opgeknapt toen ze dit huis kreeg, een half jaar geleden. Daarvoor woonde ze op een studentenflat. Haar voogd heeft ervoor gezorgd dat ze dit huis kreeg, een flat je bij station Zuid. Op de muren van het babykamertje zit behang met olifantjes. Esther trekt de kast open om de babykleertjes te laten zien. Haar vriend is in de slaapkamer de raamkozijnen wit aan het verven. Ze kent hem nu een week of drie, vier, zegt ze. Hij werkte in de shoarmazaak, verderop. De vader van haar dochter ziet ze niet meer. Ze had niet eens gemerkt dat ze zwanger was, zegt ze. "Pas toen ik zeven maanden was. Zij was echt klein." Toen ze geboren was, vond ze het niet erg meer. Ze wil nu nog wel meer kinderen. Een tweeling of een drieling lijkt haar leuk. Ze zit op de bank, haar vriend geeft de baby de fles. Ze vertelt dat ze op heel veel scholen heeft gezeten, maar dat ze bijna nooit ging. Ze vertelt dat ze vanaf haar elfde een voogd heeft. Of nee, vanaf haar zesde. Haar vader zat in de bouw, maar nu niet meer. Haar moeder past op Bouchra, als het nodig is. , ,Ik heb nu bijna geen problemen meer", zegt Esther. Ze lacht verlegen. "Ik heb bijna alles gebruikt, maar nu rook ik alleen nog sigaretten. Ik was vanmorgen bij de mensen van Begeleid Wonen. En daar hoef ik niet terug te komen." Ria Lincklaen van Jonge Moeders Zelfstandig zegt: "Als je te veel geeft, wordt de hulp te uitnodigend. Mag ik dat zo zeggen?" Haar collega Marjolein Barreveld zegt: "Die ervaring heb ik niet." Ria Lincklaen: "Maar dat is weleens onze zorg." Marjolein Barreveld: "Als ze bij ons komen, zijn ze al zwanger. Daar zit geen strategie achter. Het zijn vaak meisjes die weinig bepalen, weinig plannen. Ze laten de dingen gebeuren." Ria Lincklaen: "Hoe meer liefde je ontbeert, hoe meer kansen je zoekt."
Op een andere vrijdag is June er opeens. Ze was zwanger van de tweede, maar ze heeft een abortus gehad. Ze weet nu hoe goed je moet oppassen. June houdt van praten. Met haar erbij praten de meisje over van alles. Afanaisa: "Met Nieuwjaar zei mijn moeder: ga niet uit, ga niet uit. Wat bleek? Er werd 's nachts geschoten. Ze zei ook: over vier maanden ben jij zwanger." Yetunde: "Ik zei tegen mijn vriend: die televisie die jij hebt gekocht gaat kapot. Hij zei: nee hoor. Maar kijk. Hij is kapot." "Dat is toch geen voorgevoel", zegt Wil Krauweel, de lerares. "Dat is gezond verstand." "Ik vertrouw niemand", zegt Yetunde. "Mijn stiefmoeder niet. Mijn eigen vader niet. Ik mocht mijn haar laten groeien. Maar toen ik groot genoeg was, mocht het niet. Ik zei: ik ga je nog eens tegenkomen. Als ik straks weer naar school ga, ga ik tegen niemand zeggen dat ik een kind heb." June: "Ik ga het ook nooit zeggen." Afanaisa: "Ze weten het toch van je. Want die kent die en die kent die." June: "Iedereen gaat altijd negatief doen als je een kind hebt. Bij de dokter, bij de winkel, overal. Nooit zegt iemand: hé, jij bent vijftien, je kind ziet er goed uit, jij kan alles zelf." Yetunde: "Ze gaan jaloers op je zijn. Als iemand wat tegen me zegt, sla ik erop los." Afanaisa: "Ja hoor, en dan ga je weer van school gestuurd worden." June: "Ik ben van school gestuurd voor slaan, voor spijbelen en voor een grote mond. Op het laatst ging ik slaan als ik me verveelde. Zag ik een meisje met een verkeerde broek aan en dan sloeg ik er op los. Ik ga mijn kind niet met klappen opvoeden. Ik ga praten met mijn kind." Afanaisa: "Mijn moeder voedde me op met respect voor iedereen. Ze heeft maar één ding fout gedaan. Ze zei te vaak ja. Als ik iets niet mocht, dan smeekte ik net zo lang tot het wel mocht." June: "Mijn moeder praat nu gewoon met mij over seks. Ik krijg nu alle aandacht van mijn moeder." Yetunde: "Ik droom altijd dat mijn kindje zal zeggen: mama, je bent de liefste van de hele wereld." Afanaisa: "Mijn moeder heeft zelf geen liefde gehad. Haar moeder ging dood toen ze vier was." Yetunde: "Ik droom altijd dat ik met mijn kindje in de tram zit en dat ze dan tegen me zegt: mama, je bent een schatje." June: "Mijn moeder had een stiefmoeder." Yetunde gaat met haar hoofd op haar armen liggen. "Ik heb zin om te huilen", zegt ze. "In het ziekenhuis hoorde ik een liedje, 'mijn mama is een schatje'. Ik zeg elke avond tegen Mhakissa: ga lopen, ga praten, ga zeggen: mama, je bent een schatje."
Om redenen van privacy zijn de namen van Esther en June gefingeerd.
|
NRC Webpagina's 28 APRIL 2001
|
Bovenkant pagina |
|