U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
N R C   H A N D E L S B L A D  -  M E D I A
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

Aanklagers op stoel van de historici


Ook IBM, voor en in de Tweede Wereldoorlog fabrikant van ponskaartenmachines, merkt dat geschiedenis tegenwoordig wordt beoordeeld door aanklagers, en niet meer door historici.

Door onze redacteur PAUL LUTTIKHUIS

ROTTERDAM, 13 FEBR. Nu is dus IBM aan de beurt. De Amerikaanse computergigant heeft, via zijn Duitse dochteronderneming, bijgedragen aan de holocaust. De ponskaartmachines van IBM, voorlopers van de computer, stelden de nazi's in staat om eigenschappen van mensen gemakkelijk te registeren en zo de selectie van joden en anderen te vereenvoudigen, waardoor de holocaust in een hogere versnelling werd gebracht.

Edwin Black beschrijft in zijn gisteren verschenen boek IBM en de holocaust (Nederlandse vertaling in de reeks Kosmos dossier) 'het strategische verbond tussen nazi-Duitsland en de machtigste onderneming van Amerika', zoals de ondertitel luidt. Advocaten slijpen inmiddels hun messen om namens de slachtoffers grote sommen geld te eisen.

IBM ligt op dezelfde manier onder vuur als eerder Zwitserse ondernemingen en banken, Italiaanse verzekeringsmaatschappijen, de Nederlandse overheid, Duitse bedrijven, Oostenrijk en vele anderen. Allemaal hebben ze na lang touwtrekken hun 'schuld' afgekocht. De Zwitserse banken waren de eerste. Uit vrees voor een boycot besloten ze in 1998 2,5 miljard gulden te betalen aan slachtoffers van de holocaust en hun nabestaanden. Duitse bedrijven gingen onlangs overstag en zullen tien miljard mark betalen, de helft door de overheid, aan dwangarbeiders.

De aanval op IBM heeft wel meer gelijkenissen met de voorgaande affaires. De verontwaardiging van de aanvallers is ook nu weer groot. De aangevallene verdedigt zich door krampachtig te roepen dat het allemaal al lang bekend was. Maar ook dat het zorgvuldig zal worden onderzocht. Straks zal wellicht worden gezegd dat het moederbedrijf niet verantwoordelijk kan worden gesteld, dat de Duitse dochter in handen was van de nazi's, dat het misbruik van IBM-machines niet op het conto van het bedrijf mag worden geschreven. En ten slotte zullen, uit vrees voor nog verdere aantasting van de goede naam, de onderhandelingen volgen over de afkoopsom - aan wie dan ook, want net als in eerdere gevallen is moeilijk vast te stellen wie precies de 'slachtoffers' van IBM zijn.

Volgens Stuart Eisenstat, die namens de vorige Amerikaanse regering onderhandelde met Zwitserland en Duitsland, hoeft IBM niet te betalen. Gisteren zei Eisenstat dat de Duitse vestiging van IBM heeft bijgedragen aan het dwangarbeidersfonds en dat is afgesproken dat daardoor claims aan Amerikaanse moederbedrijf vervallen. Maar advocaten menen al een sluiproute te hebben gevonden om IBM toch aan te pakken. Volgens advocaat Michael Hausfeld had de Amerikaanse vestiging van IBM gedetailleerde informatie over de handel met de nazi's. De aanklacht tegen het bedrijf luidt daarom: 'Toen de VS op 10 december 1941 Duitsland de oorlog verklaarden, heeft IBM USA zijn handel met de nazi's gecamoufleerd door zijn Duitse dochteronderneming als façade te gebruiken'.

Hausfeld zette gisteren op een persconferentie alvast de toon voor zijn strategie: "We hebben geen rapport van IBM Duitsland waarin staat: 'Gefeliciteerd, met behulp van onze technologie en onze machines waren we in staat om 6000 mensen per dag te doden'. Maar we verwachten dat er wel zoiets bestaat."

De feiten spreken, zo blijkt uit het boek van Black, tegen IBM. Directeur Thomas J. Watson was in 1937 in Duitsland, waar hij van Hitler ondermeer het 'Verdienstkreuz' van de Duitse adelaar ontving. Hij stuurde de onderscheiding later weliswaar terug, maar dat deed hij pas in 1941, en niet al in 1939 toen Duitsland Polen binnenviel. De baas van de Deutsche Hollerith Maschinen Gesellschaft (Dehomag), de IBM-dochter, hield in 1934 een rede voor hoge nazi's waarin hij beloofde "de individuele eigenschappen van iedere Volksgenosse" op kaartjes vast te leggen. In dezelfde toespraak noemde hij Hitler "de arts van onze Duitse Volkskörper". Een kopie van de toespraak lag binnen de kortste keren ook op het bureau van Watson.

Black concludeert dat IBM niets heeft gedaan om misbruik van zijn ponskaartmachines te voorkomen. Uit winstbejag en, zo suggereert Black, misschien zelfs uit sympathie voor het nazi-bewind heeft IBM meegewerkt aan de systematiek van de jodenvervolging.

De schrijver waarschuwt in het voorwoord van zijn boek voor al te snelle conclusies. "Een simpel doorbladeren van het boek leidt tot misleidende en verkeerde conclusies. Als u alleen dat van plan bent of alleen bepaalde delen wilt lezen, laat dit boek dan liever dicht", schrijft hij. Maar zijn toon laat weinig ruimte voor nuancering. In de zin die voorafgaat aan de hier geciteerde heeft Black het over 'het bondgenootschap tussen IBM en nazi-Duitsland'. En ook het motto van het boek 'voor mijn dochter Rachel, die dit boek zal lezen en voor zes miljoen anderen, die dat niet zullen doen' laat niets aan duidelijkheid te wensen over.

IBM zit klem. Nog maar twee jaar geleden stonden de belangrijkste feiten over IBM al in de Washington Jewish Week. Toen bleef het stil. Een Hollerith-machine werd tentoongesteld in het Holocaust Memorial Museum in Washington. Nog steeds bleef het stil. Dat is geen excuus voor de ernstige fouten die het bedrijf heeft gemaakt. Zoals het ook geen excuus is dat een boek als over IBM met hetzelfde gemak geschreven zou kunnen worden over heel veel andere bedrijven, al dan niet met dochterondernemingen in Duitsland.

Maar IBM voelt nu dat het perspectief op de oorlogsjaren is veranderd. Historici hebben plaatsgemaakt voor aanklagers. Handige advocaten, inspelend op de emoties van de publieke opinie, vernauwen de werkelijkheid 'namens de slachtoffers' tot zwart en wit. Wie niet goed was, is tegenwoordig meteen heel erg fout. En dient daarvoor te betalen.

NRC Webpagina's
13 FEBRUARI 2001


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad