|
|
|
NIEUWSSELECTIE Dossier Olympische Spelen
|
Slechts de roes stuwde hen voort
Bijna drie maanden na de olympische roes zitten drie Nederlandse olympiërs aan voor de traditionele eindejaarslunch in de Anna Pavlova-salon van Hotel Des Indes in Den Haag. Hoewel nog betrekkelijk jong, hebben ze alledrie na de Olympische Spelen van Sydney een punt achter hun sportloopbaan gezet. Twee van hen kijken met voldoening terug op hun olympische ervaringen, want wie op z'n minst één medaille heeft behaald, mag zijn sportleven als geslaagd beschouwen. Eén van hen was zelfs op vier Spelen aanwezig, maar geen enkele maal bleek zij - hoe talentvol ook - bij machte een succesvolle greep naar eremetaal te doen. Genoeg reden voor een zinvolle uitwisseling van ervaringen en voor een discussie over het Nederlandse sportklimaat, over mentale kracht en over de toekomst van sport in Nederland. En: waarom streven de sporten die in Sydney zoveel euforie teweegbrachten, maar niet het vermaledijde voetbal in populariteit voorbij? Ze lijken alledrie bescheiden. Maar toch: wat een beleving, zoveel jaren lang, wat een inspanningen hebben zij zich getroost - en dat zonder er materieel rijk van te worden. Geld? Het was slechts de roes die hen voortstuwde. Stephan Veen, hockeyer, zoals hij na Atlanta zijn tweede gouden triomf beleefde: "Nadat we die hockeyfinale in Sydney hadden gewonnen was er een fantastische sfeer. En toen wisten we nog niet eens wat ons in Nederland te wachten stond. Dat bleek nog imponerender dan toen we met de ploeg terugkwamen uit Atlanta, toen we ook goud wonnen. Sinds onze terugkeer in Nederland is het onrustig gebleven. Elke avond moest ik mijn agenda trekken omdat ik wist dat er weer een huldiging, een interview of een bijeenkomst was. De meest rare dingen maakte ik mee: het Nationaal Dictee, nota bene. De avond tevoren heb ik het Groene Boekje goed doorgenomen, want je wilt niet afgaan. Dat heeft me inclusief voorbereiding dus twee avonden gekost. Daarnaast wil iedereen met je praten. Ik werd zowaar herkend op straat, voor het eerst." Eeke van Nes, roeister, deelt die ervaringen: "In het begin werd ik ook aangesproken op straat. Raar, hé, voor een roeister. Meteen na mijn terugkeer moest ik voor mijn werk naar een beurs. Ik had mijn olympische regenjack aan. Dat was natuurlijk de herkenningsfactor. Hé, dat is die roeister. Ik was verrast dat ik voor een roeister werd aangezien. Zo vaak heb ik te horen gekregen als ik in een olympische auto reed: 'een hockeyster zeker?' Nu word ik niet meer herkend. Alleen met die jaaroverzichten en sportgala's weer een beetje. Dan mag je ster weer even stralen. Maar het mooiste is er langzaam vanaf gegaan." Jessica Gal, judoka, kwam voor de vierde maal terug zonder medaille: "Het zielige verhaal van dat zielige meisje viel wel mee, dat zielige verhaal van iemand die weer niks wint. Ik ben er wel op aangesproken. Ik kende het zielige verhaal al. Toen ik een half jaar voor de Spelen mijn knie zwaar blesseerde, was ik al zielig. Dit was minder zielig. Nou ja, zo zielig was ik ook weer niet."
Alledrie gestopt. Hoe nu verder?
Gal: "Heel gewoon. Ik heb in 1998 mijn medicijnenstudie afgerond en ben toen parttime onderzoek gaan doen, om mijn werk te kunnen combineren met sport. In januari begin ik een opleiding sportarts. De afgelopen twee maanden ben ik er al erg mee bezig geweest. Ik word nu sportarts bij de hockeydames. Sinds oktober loop ik stage in het bestuur van de judobond. Ik heb geen tijd om topsport te missen. Ik heb ook nauwelijks gejudood. Ik zal het vast nog eens missen, vooral dat vrije leven. Maar voorlopig ben ik te druk met mijn nieuwe leven." Veen: "Ik ga door met het werk dat ik al deed. Ik vond dat ik beter presteerde omdat ik naast mijn sportleven nog een maatschappelijk leven had. Afwisseling is beter. Anders ben je in je gedachten alleen maar met hockeyen bezig. Sydney was voor mij het eindstation als hockeyer. Ik heb nog wel rondjes in het Vondelpark gelopen. Maar er is geen uitdaging meer. Ik voel dat ik het duel mis, desnoods in een heel laag elftal. Ik heb het nodig iemand eens een goede peut te geven. Dat mis ik wel" Van Nes: "Ik niet. Maar ik kan mijn energie wel kwijt. Ik kwam terug en ik moest op mijn werk iemand vervangen die met zwangerschapsverlof was. Drie weken heb ik op mijn tandvlees gelopen. Ik kwam gesloopt thuis. Soms ben ik gaan hardlopen, maar ik ben absoluut geen hardloper. Toen ik roeide, zaten we vier uur per dag op het water. Ik mis wel het buitenzijn. Werken en studeren ben ik de laatste jaren zoveel mogelijk blijven doen. Als ik alleen met roeien bezig was en het ging slecht met me en ik had geen afleiding, dan bleef het slecht met me gaan en was het moeilijk om eruit te komen. Als je iets anders erbij doet, kom je er eerder uit." Gal: "Lekker stukgaan en lekker zweten, dat mis ik. Maar ik ben te moe om dat 's avonds nog te kunnen opbrengen. Er is geen verplichting, geen doel." Was het anders in Sydney dan tijdens andere Spelen?
Van Nes, die twee keer deelnam aan de Spelen: "De onderlinge band was anders. Wij roeiers zaten in Atlanta niet in het olympisch dorp, omdat we elders moesten roeien. Toen we in het dorp kwamen, waren we klaar met ons toernooi. Het was alsof je nuchter op een feest kwam waar iedereen dronken was. Nu in Sydney waren we als eersten in het dorp. We gingen meteen bij Nederlanders aan tafel zitten. De integratie was veel beter. Het was net een camping." Veen, die drie keer deelnam aan de Spelen: "In Barcelona was het perfect geregeld, maar werden we vierde. In Atlanta was er geen plezier. In Sydney was het veel beter. Op het sportgala kwamen we elkaar vorige week weer tegen. Net een schoolreünie, en het was weer een feest." Van Nes: "Als er in Sydney door een Nederlander een medaille was behaald, riepen we bij ons in het huis: 'Hoi, we hebben er weer één'. Dat werd bijgehouden op een lijstje aan de muur."
Is dat wij-gevoel nou zo belangrijk?
Van Nes: "Het ligt er maar aan hoe je je voelt. Als je lekker in je vel zit, kijk je om je heen, dan ben je ontvankelijk. Als dat niet het geval is, sluit je je af van de buitenwereld. Ik ben heel positief over de laatste Spelen, omdat ik goed heb gepresteerd. Maar ik merk aan roeiers die geen prijzen hebben gewonnen, dat ze het niet naar hun zin hadden." Gal: "Als je slecht presteert, vind je al die vrolijke mensen om je heen niet leuk. Dan mag iedereen oprotten. Je hebt het gevoel dat niemand je wilt begrijpen. Vooral in Atlanta had ik dat. Je hebt geen wij-gevoel. Je sluit je af van degenen die hebben gewonnen. Je wilt er niet bijhoren." Van Nes: "Zolang het leuk is, blijf je maar doorgaan. Daarom was ik ook bij onze psycholoog vóór de Spelen. Ik voelde me verkrampt, het zouden mijn laatste Spelen worden. Dat doet iets met je. Hij en ik hebben gewoon gezellig twee uur over roeien zitten praten. Je moet ermee leren omgaan dat je gaat stoppen, dat is het. Er geen drama van maken, gewoon gaan en plezier maken, dat is wat ik ervan opstak."
Is mentale begeleiding echt belangrijk?
Veen: "Soms. Wij hadden een psycholoog, maar alleen voor de strafballen, omdat dat onderdeel in het verleden zo slecht was afgelopen. Dat heeft echt geholpen. Niet dat hij zei hoe je je moest voelen. Hij heeft alleen met de groep gesproken, niet individueel. Af en toe een test. Zette hij een tas midden op de tafel. Hoe zeker voel je je als jij een strafbal moet nemen? Hoe zekerder je je voelde, hoe dichter je bij de tas moest gaan staan. De basisgedachte is: je moet optimaal voorbereid zijn op zo'n strafballenserie. Vanaf het moment dat de laatste minuut is afgelopen, tot aan de laatste strafbal, moet alles perfect zijn. Waar de handdoekjes en de bidons liggen, in welke volgorde, hoe de rest van het team zich opstelt. Er moet ritme in zitten. Je moet niet gaan nadenken. Toen ik die beslissende strafbal in Sydney moest nemen, had ik het dus wèl, ik liet het toch toe. Ik dacht: ik heb net drie goals gemaakt, het is mijn laatste wedstrijd, het is een kwestie van goud of zilver; dat gaat zeker mis. Twee seconden later was ik het al weer kwijt. Ik wist hoe het moest: één succesvolle strafbal in je hoofd hebben en vasthouden, het gevoel dat je daarbij hebt moet je proberen op te roepen. Maar dat lukt niet altijd." Gal: "Dat is nog maar een vaste situatie, dat is makkelijker. Bij spelsituaties, of bij mij in een gevecht, is het moeilijker." Veen: "Er zijn mensen die behoefte aan mentale begeleiding hebben. Ik heb het niet echt nodig. Ik heb in de loop der jaren een aardige belans weten te vinden in hoe ik me voorbereid en wat ik prettig vind. Er zijn altijd momenten dat je je niet goed voelt. Dat hoort erbij. Dan gaat het niet beter als iemand tegen mij aan gaat praten. Ik ben er altijd zelf uitgekomen." Gal: "Waarom zou je niet om raad vragen? Mijn eerste Spelen gingen niet goed, toen kwam Sydney. Ik heb met een psycholoog gesproken over de angst dat het niet goed zou gaan. Angsten moet je niet uitbannen, die moet je laten komen en er vervolgens iets mee doen. Als je bang bent, moet je passende oplossingen zoeken. Je moet je concentreren op de dingen die je wel moet doen en niet op de dingen die je er vanaf kunnen brengen. Niet concentreren op gevolgen. Vier jaar geleden was mijn verlies een mentale kwestie. Nu wilde ik weer naar de Spelen, min of meer als test, om het beste uit mezelf te halen. Ik was vooraf zwaar geblesseerd aan mijn knie. Misschien bouwde ik die blessure bijvoorbaat in als excuus. Ik weet het niet. Dat is wel het mooie aan sport: meer van jezelf te weten komen." Van Nes: "Ik heb zeker baat gehad mij mentale begeleiding. Ik denk dat als we geen gesprekken hadden gehad met de psycholoog, het minder met ons was gegaan. Pieta van Dishoeck (haar partner in de dubbel twee, red.) en ik zijn verschillende persoonlijkheden. Dat roept natuurlijk spanningen op. Dat moet uitgepraat worden. Ik heb de eerste maanden na ons eerste gesprek vaak eerst tot tien geteld en tegen mezelf gezegd: 'Niks van aantrekken, gewoon doorroeien'. Je ontploft gauw als er iemand in je boot zit met een lang gezicht. Maar het is wel de helft van je ploeg. Je merkt hoe belangrijk het is dat je allebei met dat doel bezig bent en niet met elkaar. Het heeft even gekost voordat ik met een psycholoog ging praten. Maar ik vind het absoluut geen teken van zwakte."
Betekenen 25 medailles dat het goed gaat met de Nederlandse sport? Van Nes: "Die medailles geven een vertekend beeld. Wanneer Pieter van den Hoogenband, Inge de Bruijn en Leontien van Moorsel ieder maar één medaille hadden gehaald, waren er nota bene al acht minder geweest." Gal: "Een groot aantal medailles houdt niet per definitie in dat het goed gaat met de sport. Vooral betrokkenen meten de positie van sport gauw af aan het aantal medailles. Dat is niet realistisch. Als veel medailles worden behaald, worden de mindere knokkers meegesleept. Als over vier jaar minder medailles worden behaald, moet ik nog zien of de mindere knokkers ook succes hebben." Van Nes: "Het positieve effect van zoveel succes is dat er meer faciliteiten komen. De sporters krijgen nu meer geld en meer faciliteiten. Dat is goed. Want topsport wordt steeds zwaarder. Naast je werk sporten en dan ook nog succesvol zijn, is bijna niet meer mogelijk." Veen: "Daarom was ik er zo zeker van dat ik zou stoppen. 's Morgens vroeg op, 's avonds laat thuis, pak uit, eten, trainingspak aan en naar de club, om twaalf uur thuis en 's morgens om half zeven weer op. En dat drie keer in de week. Dat kon ik niet meer opbrengen." Van Nes: "Ik heb elke dag van tien tot vier gewerkt. Ik trainde elke dag. Om zes uur op, om zeven uur trainen, om tien uur werken, om vier uur klaar, om vijf uur trainen, om zeven uur klaar, snel boodschappen doen, eten koken en dan om tien uur naar bed. Met werken ben je gewoon afhankelijk van je werktijden. Maar als ik geld met roeien zou verdienen, zou ik wel blijven werken, alleen al voor de afleiding." Gal: "Voor mij was het normaal dat ik werkte. Ik was geen betere judoka geworden als ik fulltime met judo bezig was geweest." Van Nes: "Ik ook niet." Veen: "Met meer geld in het spel zou ik echt niet beter zijn gaan hockeyen. Geld is alleen een motivatie om langer door te gaan. Wij hockeyers zeggen op ons 28ste: we moeten eens aan een maatschappelijke loopbaan denken." Van Nes: "Nu ik ben gestopt, begin ik weer op nul. Ik moet een nieuw leven beginnen. Geld heb ik niet aan mijn sport overgehouden. Ik heb dertien jaar geroeid, 75.000 gulden uitgegeven en 72.000 gulden gekregen aan vergoedingen. Ik sta in de min.Ik heb het er graag voor over gehad."
Wordt sport na Sydney nu meer geaccepteerd in Nederland? Van Nes: "Als je hier wat bereikt hebt, vinden ze het goed dat je aan sport doet, maar als je niets hebt bereikt, vragen ze: waarom doe je toch aan sport? Ik ben in Noorwegen opgegroeid. De cultuur is daar heel anders. Meer acceptatie en meer aandacht in de media." Veen: "In Amerika hebben ze respect voor iedereen die ergens goed in is, dus ook als je sport goed doet. Dat is hier anders." Van Nes: "Wat ik mooi vind aan de Olympische Spelen is dat andere sporten aandacht krijgen. De kans is groot dat door de recente prestaties nu meer aan andere sporten wordt gedaan. Het is goed dat sport meer aandacht krijgt, want het is gezond. Als wij daar aan kunnen meewerken, is dat toch goed." Veen: "Topsportprestaties zijn goed voor de breedtesport. Topsporters zijn een voorbeeld. Daar moet wat mee gedaan worden." Gal: "Het is heel belangrijk dat de bonden gebruik maken van de medailles. Meteen iets structureels doen, zoals vroeger door de titels van Anton Geesink ineens meer jeugd ging judoën, zo zou de judobond gebruik moeten maken van de gouden medaille van Huizinga. De judobond heeft er te weinig meegedaan. Over drie maanden is men Mark Huizinga vergeten." Van Nes: "Bij het roeien wordt er iets meegedaan. Ik ben nu bijvoorbeeld supervisor bij de roeivereniging Laga. Het is weinig, maar toch..." Gal: "Je kunt wel een sport promoten, maar je hebt ook prestaties nodig. De prestatie is het moment om met promotie te beginnen." Veen: "Bij de hockeybond doen ze het wel. Na het WK in 1998 zijn we een jaar lang met de internationals alle hockeyclubs langs gegaan. Wil je een constante flow houden, dan zul je ook langs de scholen moeten. Misschien gaan door schoolbezoekjes van mij wel een paar jongetjes meer hockeyen." Gal: "Als je op gymles een judolesje hebt gedaan, ga je misschien wel judoën. Je moet de sport wel aanbieden." Van Nes: "In Amsterdam is er schoolroeien. Daar worden gymlessen gebruikt om naar een roeibaan te gaan." Gal: "Er wordt wel over gepraat binnen de bonden, maar niets mee gedaan. In veel bonden zijn toch te weinig mensen die geschikt zijn voor promotie-activiteiten. Het zijn vaak vrijwilligers." Veen: "We hebben met hockey geweldig gepresteerd de laatste jaren. Daarom is er ook meer aandacht voor hockey gekomen. Meer exposure kunnen we bijna niet meer krijgen." Van Nes: "In 1998 wonnen we de wereldbeker, kwamen we twee minuten op televisie. En bij het sportoverzicht kwamen we niet aan bod. De vraag is: is roeien wel leuk om naar te kijken?" Gal: "Het gaat om de uitleg en hoe je de sport in beeld brengt. Ik wil weten wie het zijn, wat ze doen, waar het omgaat. En image is ook belangrijk." Van Nes: "Roeien is onmiskenbaar een studentikoze sport. Dat is niet erg. Iedereen kan gaan roeien. Maar dan moet dat wel worden omgeroepen." Veen: "Hockey was een echte kaksport. Dat is minder geworden. Er zijn veel meer mensen gaan hockeyen die niet uit gegoede families komen. Misschien wel door onze successen." Gal: "Het gaat ook om uitstraling. Angelique Seriese won heel veel als judoka, maar ze hoefde geen aandacht en had geen charisma. Mark Huizinga heeft dat wel, maar hij doet er weinig mee. Daar is de bond voor of de club." Van Nes: "Wij worden gesponsord door Ben, van de mobiele telefoons. Ze maakten filmpjes en organiseerden avondjes. Dat was goed voor het imago van olympische sporters. Dat vond ik goede promotie." Gal: "Mark Huizinga werd door de Luchtmacht, waar hij werkt, gebruikt voor campagnes. Hij was het gezicht van de Luchtmacht. Dat heeft wel geholpen. Er zijn veel aanmeldingen geweest. Dus het kan zeker." Veen: "Er is weinig gedaan met de olympische successen van de sporters. Zelfs van Pieter van den Hoogenband en Inge de Bruijn is het tegengevallen." Gal: "Sommige bedrijven weten van gekkigheid niet wat ze moeten doen. Maar je ziet hier geen billboards, zoals in Frankrijk of Amerika met sportsterren. Je ziet weinig terug van al die successen. Als je toch drie gouden medailles hebt gewonnen en je doet er niets mee..." Veen: "Schaatsers doen het beter met Marianne Timmer en Rintje Ritsma. Van die plannen met een professionele zwemploeg zie je ook weinig resultaat. Kennelijk is het niet de goede sport." Van Nes: "Sporters hebben geen tijd voor pr-activiteiten. Ze zijn afhankelijk van zaakwaarnemers en van de interesse van bedrijven. Maar die zien meer in voetballers en wielrenners dan in roeiers, hockeyers en judoka's." Dus een gemiste kans?
Veen: "Ja. Je ziet sporters in spelletjes op televisie, ze worden gevraagd voor praatprogramma's. Maar het grote werk is niet gedaan. Het is nu te laat. Misschien is dat het lot van sporten die alleen tijdens de Spelen in de aandacht komen. Zijn de Spelen voorbij, dan is de aandacht voorbij." Van Nes: "Ik zie op tv voetbal uit de eerste divisie. Hoe kan dát dan?" Veen: Als je zelf als sporter of als bond niets doet, gebeurt er niks." Gal: "Een Nederlandse sporter leurt niet met zichzelf."
|
NRC Webpagina's 30 DECEMBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|