|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Klagende Chinees maakt weinig kans
PEKING, 13 DEC. Wanneer de moeder haar 7-jarig zoontje ontmoet bij het hek van zijn school, begint hij onmiddellijk te slaan. "Ik heb een broek voor je meegebracht", zegt ze onverstoorbaar. Het jongetje wordt hysterisch, schreeuwt dat hij haar cadeautjes niet wenst. Maar de moeder dringt aan en het jongetje blijft slaan. Dan gooit hij in razende woede een hand grind in haar gezicht. "Zie je nu wat voor een jongen het is", zegt de vrouw met trillende stem. De camera zoemt uit en de kijker ziet dat de verwarde moeder alleen achter blijft, terwijl het jongetje wegrent. Mismoedig stopt ze de broek terug in een plastic zak. Einde reportage. "Laten we er gezamenlijk voor zorgen dat deze jongen niet voor de rest van zijn leven wordt achtervolgd door dit drama", zegt een donkere commentaarstem. De kijkers van Het Dagelijks Betoog, een programma over rechtszaken dat wordt gemaakt door China's nationale televisiezender CCTV 1, weten inmiddels dat het jongetje jarenlang door zijn moeder is mishandeld. Ze hebben foto's gezien van zijn toegetakelde en bebloede rug, en zijn getuige geweest van de rechtszaak waarin de moeder de zeggenschap over haar kind werd ontnomen. Gerechtigheid heeft gezegevierd, en dat is de boodschap die de makers van het programma op een indringende manier proberen over te brengen. "U heeft rechten. Vergewis u van de wet en maak er gebruik van", zegt de presentator. Steeds meer Chinezen nemen dat advies ter harte en schakelen de wet in om hun gelijk te halen. Echtgenoten klagen hun ontrouwe partners aan, consumenten slepen warenhuizen die hun klanten belazeren voor de rechter en werknemers spannen processen aan tegen te veeleisende bazen. "Chinezen ontdekken de wet", zegt Bian Wenxin van het districtsbureau voor juridische zaken in Peking. In heel China zijn vorig jaar op last van de overheid telefonische hulpdiensten opgezet. "De burgers bellen om advies en dat verschaffen wij hun. Op onze beurt leren wij van hun zorgen en zijn verplicht die door te geven aan de hogere instanties", zegt Bian. Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Chinezen hebben weinig vertrouwen in hun rechtsstelsel. Ze weten maar al te goed dat de wetten er op papier goed uitzien, maar in de praktijk zelden worden nagekomen. De rechtbanken, die niet onafhankelijk zijn, houden de overheid de hand boven het hoofd, menen veel burgers. Ze lossen hun conflicten liever niet, of buiten de juridische instanties om, op. De overheid zegt zich daar inmiddels van bewust te zijn en levert een overlevingsstrijd om haar goede reputatie en geloofwaardigheid, mocht die ooit hebben bestaan, terug te winnen. De bellers naar het kantoor van Bian liggen vooral overhoop met hun familieleden.. "Negentig procent van de klagers heeft problemen thuis", zegt Bian. Hun partners plegen overspel, hun volwassen kinderen mishandelen hen of hun bejaarde ouders bezorgen hun overlast. Wat Bian en zijn mensen hebben geleerd, is dat families in China "in crisis verkeren". Maar hoe zit het met conflicten op het werk, of problematischer nog, problemen met de overheid? " Daarover ontvangen we de minste telefoontjes", zegt Bian. Volgens de vice-directeur van het bureau voor juridische zaken is dat logisch omdat er "voor dat soort problemen andere kanalen zijn om je recht te halen". Maar navraag leert dat Chinezen zich vooral machteloos voelen wanneer zij in conflict raken met de overheid. De in 1990 ingevoerde Bestuurlijke proceswet geeft burgers het recht een proces aan te spannen tegen overheidsinstanties, en cijfers leren dat zij dat ook in toenemende mate doen. Maar het lage percentage rechtszaken dat door de klagende partij wordt gewonnen, sterkt vooralsnog het vermoeden dat een gevecht met de overheid bij voorbaat is verloren. Volgens de in de Verenigde Staten wonende politicoloog Minxin Pei eindigt 60 procent van de processen in het voordeel van de overheid. Een enkeling neemt daar geen genoegen mee. De koppigheid van de natie bivakkeert in een doodlopende steeg aan de vervuilde ringvaart van de hoofdstad. De mensen die hier zijn neergestreken zijn stuk voor stuk op zoek naar gerechtigheid. Ze brengen dagen, weken en soms zelfs maanden door op plastic zeiltjes, een houten plank of een kapotte matras - in afwachting van een antwoord dat zij hopen te vinden achter het metalen hek aan het einde van de steeg. Daar huist het Petitiebureau van het Chinese kabinet, voor velen hun laatste en enige hoop. Maar het hek zwaait zelden open. "Ik kom hier al zeventien jaar", zegt een man met een vriendelijk gezicht uit Binnen-Mongolië. Zo lang is het geleden dat hij werd vrijgelaten na een volgens hem onterecht toebedeelde gevangenisstraf van twee jaar. "Ik heb gezeten voor een diefstal die ik niet heb gepleegd", zegt hij zonder emotie. "Ze moeten hun fout herstellen." Hij heeft op alle bestuurlijke niveaus geklaagd, maar nog nooit is er naar hem geluisterd. Advocaten zouden het niet hebben aangedurfd zijn zaak in behandeling te nemen. En dus moet het landelijk petitiebureau gerechtigheid brengen.Een blik in de ranzige steeg schept weinig vertrouwen. De mensen die hier de ijzige nachten trotseren zijn gekomen om te blijven. De muren aan weerskanten van de straten zijn zwart beroet van de nachtelijke vuurtjes die hen warm moeten houden. Eten bedelen ze overdag bij elkaar en slapen doen ze in de open lucht. Ze vertrekken niet eerder voordat zij antwoord hebben, maar dat blijft meestal uit. "Je doet je verhaal, het petitiebureau stuurt de zaak terug naar de lokale overheid. Maar terug in je dorp weet geen ambtenaar ervan. 'Er zijn nu belangrijkere zaken', is het antwoord dan. En dus ga je maar weer naar Peking", zegt een man die om de drie jaar een petitie indient. "Als ik hier kom en deze ellende zie, dan realiseer ik mij dat er mensen zijn die meer pech hebben dan ik. Ik heb ten minste nog geld voor een treinreis en een dak boven mijn hoofd." Om China's beloftes voor beterschap moeten de meesten op de drempel van het petitiebureau schamper lachen. Pogingen van het propaganda-apparaat om het volk te wijzen op zijn rechten, nemen ze niet serieus en van een juridische hulplijn hebben ze nog nooit gehoord. "Hier komen de wanhopigsten onder de wanhopigen. We weten dat het geen zin heeft, en toch blijven we komen", zegt de man uit Binnen-Mongolië. Zijn familie verklaart hem na bijna twee decennia petitioneren voor gek. "Maar ik kan er niet van slapen", zegt hij, en dus komt hij telkens weer terug.
|
NRC Webpagina's 13 DECEMBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|