|
|
|
NIEUWSSELECTIE Tehran Times
|
'Sister Mary', nu vice-president Iran, over gijzeling
Amerikanen
'We mikten niet op roem, we zochten geen wraak'
WASSENAAR, 25 NOV. Massoumeh Ebtekar (40) is vice-president van de Islamitische Republiek Iran. In 1979 was ze Sister Mary, de goed Engels sprekende woordvoerster van de ongeveer 450 studenten die de Amerikaanse ambassade in Teheran bezetten en 52 diplomaten en stafleden 444 dagen gijzelden. Begin deze maand is in Canada haar boek Takeover in Tehran uitgekomen over die gebeurtenissen, die Irans naam als schurkenstaat vestigden en leidden tot een breuk met de Verenigde Staten die nog steeds niet is hersteld. Ebtekars boek is het eerste van een insider over de gijzeling. Acht jaar geleden begon ze eraan, omdat ze een dialoog wilde aangaan met een Westers gehoor "dat een eigen indruk heeft van deze gebeurtenis" - de bezetters waren "geen gewelddadige bende militanten, zoals het Westen placht te denken". Het schrijven zelf kostte haar anderhalf, twee jaar - omdat ze ook haar studie had, en haar werk en haar gezin. Toen kwam de speurtocht naar een uitgever, eerst in de VS, en dat viel ook niet mee. "In eerste instantie verwelkomden ze het boek zeer positief, maar geleidelijk begonnen ze terug te krabbelen. Ze argumenteerden dat het boek ideologisch was, dat er geen gevoel van spijt uit sprak, geen verontschuldiging. In totaal 30 Amerikaanse uitgevers weigerden het boek."
Hoe kwam het idee van een bezetting van de ambassade op? "Het begon met een groep studenten van merendeels technische universiteiten in Teheran. Toen zij hoorden dat de afgezette sjah was toegelaten tot de VS, vermoedden zij dat een komplot aan de gang was. Ze vreesden dat de Islamitische Revolutie in gevaar was, een hele jonge revolutie, niet meer dan acht, negen maanden oud. Er was geen parlement, er was geen grondwet, we waren heel erg kwetsbaar." Wie nam het initiatief? "Het was een groep van 10, 15 studenten die met het idee begonnen. Ze vonden dat ze iets moesten doen. Dat het anders zou eindigen met een staatsgreep, zoals in 1953 [van de CIA tegen premier Mossadeq, red.]. Ze praatten over een demonstratie, en over een hongerstaking, over een sit-in. Maar ze kwamen tot de slotsom dat de internationale media indertijd volledig bevooroordeeld waren tegen de revolutie, en dat geen van deze acties de boodschap van het Iraanse volk zou overbrengen. De internationale mechanismen konden hen ook niet helpen, dachten ze. Als een natie het gevoel heeft dat haar rechten worden ondermijnd en ze heeft geen mogelijkheid om dat naar buiten te brengen, dan moet ze haar toevlucht zoeken tot onconventionele middelen."
Hoe werd u bij de actie betrokken? "Ik werd er vier of vijf dagen na het begin bij betrokken. Enkele van de broeders die eraan meededen, kwamen bij me en vroegen me of ik hen kon helpen met tolken en vertalen. Ik wist dat het islamitische studenten waren, en dat ze geen kwade bedoelingen hadden. Dus ik besprak de zaak met mijn ouders ik was nog maar 19 jaar oud. Zij waren heel bezorgd maar ik vertelde hun dat ik het gevoel had dat ik moest meedoen. En dat deed ik."
U was zelf in de VS opgegroeid. Handelde u ook uit een persoonlijke weerzin jegens Amerika? "De zeer dictatoriale politiek van de sjah en de houding die de VS innamen jegens diens regering, het gevoel te worden overheerst door een buitenlandse macht, niet onafhankelijk te zijn, niet in staat te zijn de beslissingen van het volk in eigen handen te nemen dat was een zeer negatief gevoel, dat motiveerde ons allen. Ik denk niet dat iemand persoonlijke wraakgevoelens had, ook al hadden veel studenten of hun families geleden onder het regime van de sjah."
Waren er geen momenten waarop u twijfel had over de wijsheid van uw onderneming? "We hadden twijfel omdat we studenten waren, geen politici. Maar onze bedoelingen waren zeer duidelijk, en ik denk erg oprecht. We mikten niet op roem, we zochten geen wraak. We hadden geen persoonlijke belangen. Onze belangen en onze doelstellingen waren, denk ik voornamelijk spiritueel. We wilden geen moeilijke omstandigheden creëren voor de gijzelaars zelf. We deden onze best hun een zo goed mogelijke tijd te bezorgen, en de beste zorg te verlenen die we onder de omstandigheden konden leveren. Maar het was moeilijk, zowel voor ons als voor hen."
Wat is nu over van de idealen van toen? "We zijn een onafhankelijk land. We staan op onze eigen benen, we kunnen zeggen dat onze nationale en onze buitenlandse politiek niet worden beïnvloed door buitenlandse indoctrinatie of buitenlandse druk. We hebben veel problemen, we kunnen niet zeggen dat we alles hebben opgelost, dat de onafhankelijkheid ons alle oplossingen gaf. Nee, het is maar het begin. Maar ik denk dat het de sleutel is naar welvaart en de ontwikkeling van ons land."
Teheran staat nu vol met McDonaldsachtige fastfoodrestaurants. Jongeren adoreren Michael Jackson. De Westerse Culturele Invasie lijkt ondanks al uw verzet daartegen, toch geslaagd. "We hebben beide zijden van het spectrum. We hebben jonge mensen die zeer toegewijd zijn in hun geloof in hun religie en de revolutie, en aan de andere kant hebben we jonge mensen die meer worden beïnvloed door de Westerse cultuur. Het probleem met de culturele agressie waarover we praten, is dat deze bevooroordeeld is, en geen correct beeld geeft van zelfs de Westerse maatschappij. Er is veel meer dan Michael Jackson in de Westerse cultuur. Onze jonge generatie moet leren over die andere aspecten van de Westerse cultuur, Westerse filosofie, Westerse natuurwetenschappen, technologie. En (lachend) Michael Jackson maakt er ook deel van uit. Maar helaas bereikt dat andere deel van de boodschap hen niet." Bezetting van een spionnennest
|
NRC Webpagina's 25 NOVEMBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|