|
|
|
NIEUWSSELECTIE Sociaal Cultureel Planbureau
|
Ondanks voorspoed
Armoede is na 1990 niet afgenomen
Door een onzer redacteuren
Minister Vermeend (Sociale Zaken) zei vanmiddag bij de presentatie van het jaarrapport dat er wel veel is bereikt omdat veel uitkeringsgerechtigden aan het werk zijn gegaan. Zij zijn weliswaar nog niet armoede ontsnapt, maar "een baan biedt perspectief op verdere positieverbetering". De kern van de aanpak van de armoede is volgens hem het aan het werk helpen van mensen. Van de 673.000 gezinnen leven 250.000 langer dan vier jaar op het armoedeniveau, hun inkomen kwam niet boven het bijstandsniveau uit. Onduidelijk is hoeveel mensen na die vier jaar aan de armoede weten te ontsnappen. De onderzoekers spreken van "een aanzienlijke groep mensen" voor wie armoede meer dan een incidenteel karakter heeft. Het armoedebeleid van de afgelopen jaren heeft wel voor ouderen effect gehad. Dankzij de ouderenaftrek, een fiscale maatregel die in 1997 is ingevoerd, is het aantal ouderen dat rond het sociaal minimum leeft gedaald van 209.000 naar 193.000. Maar voor kinderen en jongeren is de situatie verslechterd. Het aantal minderjarigen in minimumhuishoudens is gestegen van 307.000 naar 354.000. Dit is volgens de onderzoekers te verklaren doordat er meer éénoudergezinnen zijn gekomen, en daarmee ook meer arme éénoudergezinnen. Minister Vermeend wees er op dat in het rapport slechts cijfers tot 1998 zijn verwerkt. De laatste twee jaar is er volgens hem ook nog veel bereikt. Onderzoeker Erik Snel 'Nieuwe banen komen niet bij armen terecht'
DEN HAAG, 31 OKT. Nooit op vakantie. Tien tot vijftien jaar in de bijstand. "Dan wordt het echt vervelend", zegt armoede-onderzoeker Erik Snel van de Erasmus Universiteit. Directeur Paul Schnabel van het Sociaal en Cultureel Planbureau en VVD-leider Dijkstal zeiden onlangs dat armoede geen groot maatschappelijke probleem meer is. Snel is het er niet mee eens. "Er zijn honderdduizenden mensen die zich dingen moeten ontzeggen die we gebruikelijk zijn gaan vinden, zoals op vakantie gaan." Armoede is een relatief begrip, erkent Snel, één van de opstellers van het vanmiddag gepresenteerde rapport Balans van het armoedebeleid . "Als ze hebben bedoeld dat we niet meer de armoede van de jaren vijftig kennen, dan klopt dat. Iedereen heeft in principe een dak boven zijn hoofd, en voldoende te eten. Maar er zijn 250.000 huishoudens die langer dan vier jaar op of rond het minimum leven. In Amsterdam-Noord hebben we een groep mensen onderzocht die gemiddeld negen jaar arm zijn. Dat is krankzinnig. Vooral gezinnen met kinderen hebben het heel moeilijk." In het rapport wordt geconcludeerd dat de omvang van de armoede stabiel is. Ondanks de economische groei en ondanks het armoedebeleid dat sinds 1995 wordt gevoerd. Het aantal huishoudens dat onder of rond het sociaal minimum leeft is sinds 1990 gelijk gebleven op 10,6 procent van alle huishoudens. Daarbij moet worden aangetekend dat het sociaal minimum (gedefinieerd als een bijstandsuitkering plus vijf procent) de afgelopen jaren iets is gegroeid. En naar schatting een kwart van de arme huishoudens is 'actief in de informele economie', ofwel gezinsleden werken er zwart bij.
Wat is volgens u de balans van vijf jaar armoedebeleid? "Dat het aantal arme huishoudens relatief gezien niet is afgenomen is voor de beleidsmakers toch niet prettig om te horen. Het SCP berekende twee jaar geleden dat het aantal arme huishoudens met 120.000 zou afnemen. Dat zijn er maar 50.000 geworden. Toch zijn we gematigd positief. Ouderen zijn er door de ouderenaftrek echt op vooruit gegaan. Gemeenten hebben met bijzondere bijstand en kwijtschelding lokale lasten voor een gemiddelde koopkrachtstijging gezorgd van vijf procent voor de arme groepen. Waarbij overigens sprake is van grote verschillen tussen gemeenten. In Utrecht ben je beter uit dan in Amsterdam. De vraag is of dat rechtvaardig is. Daarnaast wisten dankzij de Melkertbanen en andere banenplannen 40.000 mensen aan de armoede te ontsnappen. Alle beetjes helpen, zullen we maar zeggen."
Hoe is het toch mogelijk dat ondanks de grote economische groei armoede toch zo hardnekkig is?
"Er zijn mensen die maar heel weinig profiteren van alles dat goed gaat. Al die nieuwe banen komen nauwelijks bij de arme huishoudens terecht, maar bij herintredende vrouwen en andere nieuwkomers op de arbeidsmarkt die daarvoor niet arm waren. Er zijn meer tweeverdieners gekomen, die er behoorlijk op vooruit zijn gegaan.
Minister Melkert is in de vorige kabinetsperiode begonnen met het armoedebeleid. Hoe doet de huidige minister van Sociale Zaken het?
"Ik zie een duidelijk verschil. Melkert heeft het beleid gericht op het weer aan het werk helpen van mensen én op inkomensondersteuning. Dat beleid is wel voortgezet. Maar uit de uitlatingen van Vermeend kun je opmaken dat nu alles is gericht op werk, werk, werk. Dat is een beperkte strategie. Werk is voor velen niet genoeg om aan armoede te ontsnappen. Bovendien kun je niet verwachten dat je mensen aan het werk krijgt die 15 jaar in de bijstand hebben gezeten."
Jullie spreken van een opkomende klasse van 'working poor'.
"Een aanzet in die richting tekent zich wel af. Het aantal mensen dat wel werkt, maar toch niet boven de armoedegrens komt, stijgt. Het aantal werkenden onder of rond het sociaal minimum steeg van 106.000 in 1990 naar 172.000 in 1998. Het gaat vooral om kleine zelfstandigen en jonge alleenstaanden met halve banen. Voor hen is werken soms nauwelijks lonend."
Wat moet er gebeuren om de armoede verder te bestrijden? "Dat is vooral een politieke vraag. Iedereen duizend gulden er bij, zal niet helpen. Dan gaat niemand meer aan het werk. Maar bijvoorbeeld de koppeling tussen lonen en uitkeringen afschaffen (waar de VVD al op heeft gezinspeeld, red.) lijkt me ook vrij harteloos. Veel mensen zullen een gerichte vorm van inkomensondersteuning nodig blijven houden."
|
NRC Webpagina's 31 OKTOBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|