U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s
Grunberg.nl

Gesprek met Arnon Grunberg over zichzelf en de anderen

Het moet pijnlijk blijven


De schrijver Arnon Grunberg reist zondag niet van zijn woonplaats New York naar Amsterdam, zelfs al heeft hij die dag grote kans op de AKO Literatuurprijs. Marek van der Jagt kwam de Anton Wachterprijs niet ophalen. Grunberg ontkent dat hij Van der Jagt is.


Arnon Grunberg. Foto: Vincent Mentzel.

door Wilfred Takken

"Mijn ouders verwachtten dat ik iets briljants ging doen. Een beetje geniaal was niet goed genoeg. Die verwachtingen moest ik afbreken. Ik heb vaak het gevoel dat anderen mijn leven regisseren. Dat zijn de momenten dat ik weg wil, opnieuw wil beginnen. Ik wil alles zelf bepalen, compromisloos", zegt schrijver Arnon Grunberg.

Grunberg zit in de tearoom van Maison du Chocolat, een door dames met grijze mantelpakjes en oranje wangen bezochte bonbonnerie in de Upper East Side, het Amsterdam-Zuid van New York. Het is de favoriete wijk van Grunberg, die sinds 1995 in New York woont. Ondanks zijn grijze jasje van Armani en zijn hippe, rode schoenen ziet hij eruit als een slonzige student. Hij drinkt cappuccino. Een taartje van 110 procent chocolade slaat hij af.

Sinds Arnon Grunberg (1971) in 1994 debuteerde met Blauwe maandagen heeft hij over aandacht niet te klagen. De laatste weken staat hij in de belangstelling, sinds deze krant schreef stellig te vermoeden dat hij schuilgaat achter de mysterieuze schrijver Marek van der Jagt. Diens 'debuutroman' De geschiedenis van mijn kaalheid won de Anton Wachterprijs, die niet werd opgehaald. Door de commotie wordt bijna over het hoofd gezien dat Grunbergs roman Fantoompijn genomineerd is voor de AKO Literatuurprijs die overmorgen wordt uitgereikt in het televisieprogramma De Plantage van Hanneke Groenteman. Grunberg zal er niet bij zijn, omdat hij 'geen twaalf uur wil vliegen voor een uurtje televisie'.

U bent geboren in 1971, maar u schrijft dat uw ouders bewust de oorlog hebben meegemaakt.

Grunberg: "Ik heb oude ouders. Als ik met mijn vader over straat liep, dachten mensen dat ik met opa op stap was. Mijn vader is van 1912. Hij is in de jaren dertig uit Duitsland gevlucht. Tijdens de oorlog zat hij ondergedoken. Hij gaf zich uit voor gedeserteerde Wehrmachtsoldaat; hij dacht zo meer kans te maken. Dat klopte, na de oorlog zei een van zijn redders: 'als ik had geweten dat je jood was, had ik je nooit onderdak verleend.' Soms zijn mensen zo eerlijk. Mijn moeder heeft in Auschwitz gezeten. Thuis was het onaangenaam. Al vroeg dacht ik: 'hoe kom ik hier weg?' In boeken en films leerde ik een mooier, waardiger bestaan kennen. Ik onderging boeken en films als het echte leven. Zo'n leven wilde ik ook.

"Nadat ik van het Vossiusgymnasium was gestuurd, heb ik op een adresboekenuitgeverij gewerkt. Daarna wilde ik filmacteur worden. Dat is mislukt. Daarna werd ik uitgever, maar ik ging failliet.

Toen kwam 'Blauwe maandagen' uit en was u op slag beroemd.

"Zo beroemd was ik ook weer niet. Ik ben op televisie geweest bij Ischa Meijer en bij Sonja Barend. Daarover ben ik een paar keer op straat aangesproken, en dat was het. Ook de verkoop viel tegen. Het waren veel drukken, maar kleine oplagen. Het eerste jaar zijn er maar dertigduizend verkocht. Publiciteit is goed voor de verkoop, maar heeft niet zoveel met schrijven te maken. Ik had het gezellig bij Sonja, maar het was geen hoogtepunt in mijn leven. Het prettigste is een boek schrijven en je niet te hoeven verantwoorden."

Vijf jaar geleden kwam u naar New York gedreven. Was dat een vlucht, omdat het sterrendom uw schrijversvak bedreigde?

"Nee, het leek me gewoon een leuke stad. Ik wilde al snel niet meer terug. In Amsterdam zeurde iedereen: 'waar blijft toch je tweede roman?' Verder waren daar al die schuldeisers en de stapels onverkochte boeken van m'n uitgeverij."

Hoe schrijft u?

"Ik schrijf op een laptop van 's ochtends negen uur tot 's middags één uur. Ik begin met mijn correspondentie. Mijn streven is vijfhonderd nieuwe woorden per dag. Meestal begin ik met een zin. Het idee voor Fantoompijn ontstond doordat ik de zin 'Ik heb aanleg voor het koningshuis' in mijn hoofd had. Dat is de eerste zin van het boek geworden. Een personage bedenk ik nooit van tevoren. Ik zet ook geen grote lijnen uit. Ik maak wel eens aantekeningen, maar dat zijn zinnen die ik hoor, of bedenk.

"Voor Fantoompijn ben ik begonnen met de bibliografie achterin. Dat leek me leuk, een hele rij titels, met daarachter 'niet meer leverbaar', of 'uit de handel genomen'. Alsof je non-fictie leest. Ik hou van boeken die echt lijken. Aanvankelijk wilde ik een zoon die vertelt over zijn vader, een vergeten schrijver, afgewisseld met fragmenten uit diens werk. De zoon als bloemlezer van de vader. Uiteindelijk is het één groot fragment uit zijn werk geworden.

Waarom schrijft u?

"Ik schrijf niet om mezelf ergens van te verlossen. Schrijven is wel prettig, het geeft een aangenaam gevoel als ik om één uur ophoud en tevreden ben met wat ik heb gemaakt. Schrijven is misschien een noodzaak, publiceren niet. Het maakt voor mij niet uit of ik een boek naar mijn uitgever stuur of dat ik hem bij de buurman in de brievenbus stop. Als hij het maar leest. Ik schreef altijd al veel brieven. Het ritueel van naar het postkantoor gaan en de brieven aangetekend versturen, gaf me ook bevrediging.

"Ik schrijf omdat werken een noodzaak is. Gedisciplineerd werken betekent verstrooiing. Het leven is gericht op het vinden van afleiding. Als ik 's ochtends wakker word, ligt de dag als een woestijn voor me. Ik ben bang voor die woestijn. Als ik niets doe, spelen zich in mijn hoofd voortdurend scenario's af over wat voor gruwelijks er zou kunnen gebeuren. Daarom leg ik mijzelf taken op. De problemen die ik daarbij tegenkom, zijn beheersbaar. Ze leiden me af van de onbeheersbare problemen: wanhoop en het besef dat al mijn werken en streven zinloos zijn. Maar die pathetische woorden gebruik ik liever niet."

In de essays die u voor deze krant schrijft, en die deels zijn gebundeld in 'De troost van de slapstick', houdt u zich steeds bezig met de vraag: wat zijn de kenmerken van goede literatuur. Heeft u die regels in uw achterhoofd als u schrijft?

"Als lezer probeer ik uit te vinden wat schoonheid is, maar tijdens het schrijven heb ik daar niets aan. Je kunt niet onbevangen je eigen werk lezen, maar als je het terugleest kun je zeggen 'dit heeft effect, of niet'. Ik zoek wel in m'n eigen boeken op hoe ik iets heb geschreven. Ik schrijf onbewust, maar bewerken, schrappen gaat bewust.

"Wat ik schrijf, hoeft niet grappig te zijn. Het moet wel spannend zijn. Ik hou van vertellers die zich niet te veel laten meeslepen, die afstand houden. Anders is het alsof je de ellende steeds weer meemaakt zoals de eerste keer, alsof je een wond openhoudt. Met afstand over iets gruwelijks schrijven, werkt bovendien komisch. Te veel afstand is ook niet goed. Het moet pijnlijk blijven."

Uw boeken gaan over treurige mensen met mislukte levens. De hoofdpersoon van 'Blauwe maandagen' hangt rond in hotelbars en gaat doorlopend naar de hoeren. De hoofdpersoon van 'Figuranten' mislukt als filmacteur en wordt makelaar. In 'De heilige Antonio' begint een schrijver een burrito-bezorgdienst die moet sluiten na een bezoek van de Keuringsdienst van Waren. Moet een goed boek over ellende gaan?

"Literatuur gaat over pech. Een noodlottige vergissing is een cruciaal element in alle verhalen. Een boek moet geen reclame zijn voor de mensheid. Iemand rent weg voor het noodlot, en rent daardoor met open armen erop af. Dat heeft iets schoons. Het gaat niet om gelukkig te leven en een goede afloop. Misschien zijn er andere waarden mogelijk, en heeft zo'n noodlottige vergissing toch momenten van schoonheid opgeleverd die opwegen tegen een slechte afloop. Veel mensen denken dat hun eigen ellende het ergste is. Mijn boeken laten het belachelijke van zelfmedelijden zien."

In 'De troost van de slapstick' schrijft u dat kunst louter verstrooiing biedt. In de polemiek die u afgelopen zomer in deze krant met Marek van der Jagt voerde, schreef u dat kunst ongevaarlijk is. Dat klinkt relativerend en helder, maar is 'verstrooiing' niet wat weinig?

"Boeken kunnen gevaarlijk zijn, die illusie heb ik wel, maar dat geldt voor weinig mensen. Ik ben me bewust van mijn bescheiden rol. Stiekem hoop ik van alles. Bijvoorbeeld dat mensen mijn boeken lezen zoals ik ooit boeken las. Dat ze denken: 'zo moet ik leven'."

Maar de manier waarop mensen in uw boeken leven is niet bepaald aan te bevelen. Dat zijn toch kapotte levens?

"Dat vind ik niet. Ze probéren tenminste het leven de moeite waard te maken. Dat het mislukt doet er niet toe. Pijn en mislukking zijn minder erg dan angst daarvoor. Naar Atlantic City rijden in een stretchlimousine en daar heel veel geld vergokken, zoals Robert G. Mehlman in Fantoompijn doet, biedt ook afleiding. Het effect duurt alleen kort."

In 'De heilige Antonio' en 'Fantoompijn' trachten de schrijvers Ewald Stanislas Krieg en Robert G. Mehlman hun lege levens te vullen met in scène gezette gebeurtenissen. Ze smijten wanhopig met geld, en proberen interessante dingen te beleven. Jaagt u ook een romantisch leven na, zodat u erover kunt schrijven?

"Mehlman kan het verschil tussen zijn personage en hemzelf, tussen het echte en het in scène gezette leven niet onderscheiden. Zo ver heen ben ik niet. Het najagen van een heftig leven komt voort uit diepe ontevredenheid. Dat ken ik wel. Maar ik maak geen fictie van mijn leven. Ik werk iedere dag thuis. Ik doe mijzelf liever voor als kantoorklerk dan als held of heilige.

Het cliché is: de journalist doet onderzoek, de romancier staart naar zijn navel. Maar natuurlijk doe ik dingen om erover te schrijven. Als in het vliegtuig iemand flauwvalt en je bent dokter, ga je er ook heen. Maxim Gorki zei tegen de beginnende schrijver Isaak Babel: 'ga jij maar eerst een paar jaartjes mee met het Rode Leger.'Unusable KERN.AMOUNT "

In uw boeken komen veel randfiguren voor: drinkende nietsnutten met mooie levensverhalen en even geraffineerde als naïeve hoeren in vage hotelbars. Geeft u ook de voorkeur aan dit soort gezelschap?

"Ik zoek geen interessante mensen op. Zij zoeken mij op."

Ik kom nooit een hoer tegen.

"Zo ongewoon is dat toch niet? Ik ga graag met zulke mensen om. Ze zijn boeiender gezelschap. Ze hebben minder pretenties, en mooiere verhalen. Ik wil graag vermaakt worden. Dat had ik op de peuterschool al. Ik wilde met een leuk verhaal thuiskomen. Het is heel gevaarlijk als je je eigen leven te serieus neemt. Het leven is een spel. Ik neem het spel serieus, maar ik besef dat het een spel is."

Is dat is geen kille manier van leven?

"Het betekent niet dat je niet iets deelt of dat het oppervlakkig blijft. Soms zeg ik meer over mezelf in een spel dan wanneer ik eerlijk ben. Ik heb bijvoorbeeld een keer een twaalfgangenmenu georganiseerd voor een vriendin. Ik had twee obers, een accordeonspeler, en een lege galerie gehuurd. Ik nam het zo serieus als een militaire operatie en zo voerde ik het ook uit. Het was intiem, en de herinnering is voor mij echter dan veel niet in scène gezette gebeurtenissen."

U schrijft dat u graag helemaal opnieuw begint. Speelt u ook steeds een andere rol? In Yasha, uw column in de VPRO-gids, schreef u dat alles wat u doet fictie is.

"Ik merkte dat alle uitspraken die ik deed een eigen leven gingen leiden. Dat er een beeld van mij ontstond dat niet klopte. Ik vind het onprettig in een rol te worden gedrongen. Daarom schreef ik dat alles aan mij als fictie moet worden beschouwd.

"Als een onbekende mij vraagt of ik in de computers zit, zeg ik graag ja. Dan hou ik dat ook vol. Het is vermoeiend om vierentwintig uur per dag dezelfde persoon te zijn. Ja, ik lieg ook. Leugens kunnen beleefd zijn, of ik vertel een leugen omdat ik niet wil toegeven wat ik fout heb gedaan. Iedere misdadiger heeft het recht te ontkennen. Iedereen manipuleert en wordt gemanipuleerd. Ik vind dat niet negatief. Schrijven is ook een beetje acteren. Je zit in een karakter en dan is het alsof je het speelt."

Na 'Fantoompijn', over een fictieve schrijver met een fictief oeuvre, was het voor u een logische stap om een schrijver te verzinnen die met een echt boek op de markt kwam. Heeft u onder het pseudoniem Marek van der Jagt 'De geschiedenis van mijn kaalheid' geschreven?

"Ik ben Marek van der Jagt niet. De geschiedenis van mijn kaalheid heb ik niet geschreven. Het is me toegestuurd en ik heb erin gebladerd."

Van der Jagts stijl lijkt sprekend op die van u; hij heeft dezelfde internetprovider; e-mails voor hem gaan naar New York en worden beantwoord op het tijdstip dat u uw correspondentie doet. Uw jeugdvriend Eric Schliesser heeft aangetoond dat citaten uit uw correspondentie geplagieerd zijn in een artikel van Marek van der Jagt. Hoe kan dat?

"Misschien heeft iemand op mijn e-mailadres ingebroken. Of misschien is Eric Schliesser zelf Marek van der Jagt. Ik verdenk ook uitgever Reinjan Mulder. En Remco Campert heeft verklaard dat hij Marek van der Jagt is. Misschien zit een van mijn vijanden erachter, probeert die alle sporen naar New York te leiden. Het schijnt dat dat boek over iemand gaat die de kleinste piemel van de wereld heeft. Ik krijg nu brieven van ex- vriendinnen die vragen: 'is het waar dat jij de kleinste ter wereld hebt?' Dat is toch verschrikkelijk?"

Toch ben ik ervan overtuigd dat u Marek van der Jagt bent.

"U kijkt me aan alsof ik gezegd heb dat ik Sinterklaas ben. Wat had u dan verwacht? Dat ik zou zeggen: ja, ik ben het?"

De uitreiking van de AKO Literatuurprijs wordt zondag a.s. live uitgezonden in De Plantage, 17u., Nederland 3.

De rechten van een schrijver

- Prijzen niet zelf in ontvangst te nemen, maar zijn uitgever te sturen of een ver familielid
- De waarheid naar zijn hand te zetten.
- Te zwijgen
- Zoveel te schrijven als hij zelf wil
- Geen verantwoording af te leggen over zijn eigen leven
- Met geld te smijten of juist heel gierig te zijn
- Wat een schrijver te zeggen heeft staat in zijn boeken.
- Interviews verhouden zich tot zijn werk, zoals vieze onderbroeken tot seks
- Het recht om te verdwijnen
- Het recht om zich te verdedigen
- Het recht om het leven als een spel te beschouwen
- Het recht om te denken dat hij de verlosser is
- Het recht om een clown te zijn in de ogen van hem wiens oordeel hij niet respecteert

NRC Webpagina's
27 OKTOBER 2000

Archief CS


( a d v e r t e n t i e s )

Klik hier

Klik hier

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad