|
|
|
NIEUWSSELECTIE Schaatsploeg
|
Schaatser Piet Kleine zet na dit seizoen punt achter
carrière
Slungel werd populaire anti-held
AMSTERDAM, 17 OKT. Wie Piet Kleine afgelopen zaterdag op de Jaap Edenbaan boven de schaatsers zag uittorenen, zag allesbehalve een oude versleten man. Met kalme onverstoorbaarheid suisde hij over het glimmende oppervlak, eerst achterop, dan twee rondes later plots als aanvoerder van het peloton. Het was één van zijn laatste optredens, want de mastodont van het schaatsen die als allrounder goud en zilver won op de Olympische Spelen van 1976 en 1980 houdt het na dit schaatsseizoen voor gezien. "Eigenlijk wil ik niet stoppen. Maar ja, de ledematen worden strammer, ik moet meer trainen om die jonge honden op het ijs bij te houden. En ik bedank ervoor me dadelijk met een rollator naar de ijsbaan te begeven." Eind februari van dit jaar won Piet Kleine nog de alternatieve elfstedentocht in Japan, zijn sportieve revanche voor zijn omstreden diskwalificatie in de elfstedentocht van 1997: hij eindigde destijds als vijfde, maar werd gediskwalificeerd omdat hij een niet verlicht stempelhok in Hindeloopen over het hoofd had gezien. Bijna dertig jaar later staat de Drent alweer op de ijzers. Hij raakte min of meer per toeval in het schaatsen verzeild. In 1969, amper droog achter de oren, mocht Kleine opdraven voor de jongerenkernploeg, twee jaar later gevolgd door zijn debuut in de kernploeg van Leen Pfrommer, met Ard Schenk nog in de gelederen. Met weemoed denkt Kleine terug aan die tijd. "Trainen was afzien, overdekte banen waren er toen niet, van zomerstages hadden we nooit gehoord. We gingen weleens een weekendje naar de duinen van Schoorl. Arme schooiers, dat waren we. In Davos kregen we 7,50 zakgeld per dag, konden we net een colaatje kopen." Kleines positie was destijds niet te benijden. De media bombardeerden hem onmiddellijk tot opvolger van Ard Schenk. Maar afgezien van een bronzen medaille op het WK van 1973 kon hij die belofte niet inlossen. Er kwam kritiek op de 'kleurloze, slungelige eeuwige verliezer', zoals Kleine al snel heette. Pfrommer verweet hem de vijf kilometer 'nooit met het schuim op de mond' te hebben gereden. Kleine: "Ik piekerde me suf. Waarom noemde iedereen mij de nieuwe Schenk, terwijl ik haast niets gepresteerd had? En belangrijker: hoe zou ik mijn brood moeten verdienen als het met schaatsen niet lukte. Geen baas die een zes jaar werkloze timmerman in dienst wilde." Op de Winterspelen in Innsbruck in 1976 snoerde hij zijn critici echter de mond. Hij won goud op de tien kilometer en zilver op de vijf kilometer. De Drent kreeg mentaal vleugels, want een maand later won hij de wereldtitel allround in Heerenveen. Ook persoonlijk miste het succes zijn effect niet. Kleine onderging een metamorfose van introverte en stoïcijnse 'slungel' tot een zelfbewuste anti-held. Euforisch was hij over zijn aanstelling als postbode. De baan betekende eindelijk financiële zekerheid voor zijn gezin. Maar na het succesjaar 1976 zette het verval razendsnel in. "Ik was op een voetstuk geplaatst, plots een bekende Nederlander. Ik moest me meer dan ooit waarmaken, de frustratie was groot toen het niet lukte." Het zou tot de Spelen in Lake Placid, in 1980, duren voordat Kleine als een duveltje uit een doos schoot en het zilver, op de 10 km pakte, achter Eric Heiden. Zijn optreden als wielrenner, van 1981 tot 1986, kon hij in 1984 net niet bekronen met een olympisch optreden. Wel reed hij in 1985 op het WK van Venetië met Rob Harmeling en Tom Cordes naar een verdienstelijke zesde plaats van de 100 kilometer ploegentijdrit, in het jaar dat Joop Zoetemelk wereldkampioen op de weg bij de profs werd. De strenge winters van 1985 en 1986 brachten hem de liefde voor het schaatsen terug en hij stapte over naar het marathonschaatsen. Plots moest de solerende stilist - gewend aan een mooie egale ijsvloer - zich behelpen met uitgetrapte bochten en duwende collega's. Na veel vallen en opstaan verwierf Kleine zich een vooraanstaande postitie tussen illustere marathonschaatsers als Ruitenberg, Van Kempen en Van Wijhe. De Drent zal de schaatswereld niet missen en ziet ook geen rol voor zich weggelegd als trainer. "Ik heb geen behoefte mijn kennis commercieel te exploiteren. Met post bezorgen, sporten en af en toe een weekje in de Alpen fietsen kom ik al tijd te kort." Fans die de medailles van Kleine willen bewonderen, moeten worden teleurgesteld. Kleine: "Ik heb geen flauw benul waar ik ze gelaten heb. Maar het dondert niet, die medailles doen mij toch niks."
|
NRC Webpagina's 17 OKTOBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|