|
|
NIEUWSSELECTIE Kinderboekenweek
|
Lucy Cousins: Muis. Prentenboeken
19,90 flapjesboeken 29,90 kartonboekjes 17,50 video's
29,95
Het huis van Muis. Leopold, 39,90 Dick Bruna: Ezelsoor. CPNB, 4,95 Pernilla Stalfelt: Het boek van de dood en Het poepboek. Vertaald uit het Zweeds door Cora Polet. Hoogland en Van Klaveren, 22,50 Volop prentenboeken in kinderboekenweek De angsthaas loert om een hoekje
Judith Eiselin Raad eens hoeveel ik van je houd, zegt het ene haasje tegen het andere in een populair prentenboek. Ben ik de allerliefste, vraagt een muis aan zijn moeder in een ander. De schappen van de kinderboekwinkels liggen vol onderling inwisselbare prentenboeken, vol zoete bolle beestjes, vol steeds weer dezelfde onderwerpen: het krijgen van een broer of zus, uit logeren gaan, voor het eerst naar de peuterklas. Bruikbaar zijn deze boeken, jazeker, maar wel onuitstaanbaar wee en voorspelbaar. Bruikbaarheid is een veel gehoord woord in kringen van leesbevorderaars, van goedbedoelende pedagogen die alle kinderen zo jong mogelijk aan het boek willen hebben. Prentenboeken zijn bruikbaar om het kind een goede start op de basisschool te bereiden. Bruikbaar als steuntje in de rug bij het voor het eerst op de po plaatsnemen, bij het doorstaan van al het nieuwe dat het leven kleine kinderen elke dag weer biedt. Daar valt op zich weinig op af te dingen. Maar bruikbaarheid alleen is niet genoeg. Voor de ouder is het voorlezen van een prentenboek dat alleen maar bruikbaar is, afzien. Zeker omdat het gros van de peuters en kleuters keer op keer hetzelfde verhaal wil horen en van de oertekst geen syllabe mag worden afgeweken. Een ouder die bij het aanschaffen van prentenboeken uitsluitend van bruikbaarheid uitgaat, doet zichzelf, maar vooral ook het kind tekort. Want er kan zoveel meer. Een goed prentenboek daagt uit, verleidt, stimuleert de fantasie. Een goed prentenboek biedt avontuur, avontuur op peuterformaat. Het vertrekt vanuit de herkenning, maar het gaat verder. Goede prentenboeken hebben de kiem in zich van waar het in alle waardevolle literatuur om draait: van verrassing en verwondering. Ze bieden de mogelijkheid om de wereld op een andere dan de gebruikelijke manier te beleven. Die verrassing schuilt, wat prentenboeken betreft, in de combinatie van woord en beeld. Die maakt prentenboeken tot een uniek en uitdagend genre. Iemand die de mogelijkheden van het genre tot op de bodem uitdiept, is de Britse Lucy Cousins. Haar Muis kent talloze verschijningsvormen. Muis is een peuter met peuterbelevenissen, ze gaat naar de speeltuin, maakt een sneeuwpop, doet verstoppertje. Maar Muis is bijzonder. Ze woont alleen en zorgt voor zichzelf. Zij is kind en ouder ineen. Zoals ze het ene moment op de wip zit, bestuurt ze het andere moment een bus. Dat is dan even avontuurlijk als met laarzen aan door de plassen stampen. Muis is grappiger, origineler en expressiever getekend dan het gros van de prentenboekhelden. Ze ziet er lief uit, maar haar uitstraling is meer dan schattig en poezelig alleen. Ze heeft een enorme spitse neus, die ze overal insteekt. Muis is meestal sportief, in makkelijke broekjes met elastiek in de taille, maar soms draagt ze een heerlijke prinsessenjurk. Zo een waar alle kleine meisjes van dromen, met kwikjes en strikjes. 'Muis, o muis, muizemuizemuize', zingt Fay Lovsky op de vijf uitstekende Muis-video's, 'Jij kan alles zijn, wat je maar verzint.' En dat is precies waar het om gaat: Muis zet kinderen aan hun fantasie te gebruiken. De tekst van de Muis-boeken is tot zijn essentie teruggebracht. 'Muis doet de gordijnen dicht. Oehoe, zegt de uil' (uit: Bedtijd voor Muis). 'Ding, dong! De bel gaat. Wie zou dat zijn?'(uit: Muis bakt koekjes). Zo simpel als het klinkt, zo doordacht is het. Cousins laat de ruimte, aan ouders en kinderen, om zich het verhaal toe te eigenen. Prettig terloops zijn de boeken ook leerzaam, kleuren worden benoemd en als het even kan, wordt er iets geteld. Cousins' tekeningen hebben een heldere compositie, met een wisselende, gedurfd fel gekleurde achtergrond. In één oogopslag is duidelijk wat Muis aan het doen is. Tegelijkertijd bieden de illustraties allerlei verlokkende details. Cousins maakt vooral 'flapjesboeken'. Door aan flapjes te trekken poetst Muis bijvoorbeeld haar tanden of bestuurt ze een tractor. Cousins' fantasie om steeds opnieuw flapjes met een wondere werking te verzinnen, lijkt onuitputtelijk. Ze verkent voortdurend de grenzen van het prentenboek- genre. Het meest geslaagde Muis-boek is Het Huis van Muis, een ook voor veel volwassenen onweerstaanbaar poppenhuis, vermomd als boek. Drie kamers ontvouwen zich als je het boek openslaat. Muis kan naar bed worden gebracht en in bad worden gezet: het boek biedt eindeloze spelmogelijkheden. Kinderen houden van zoekplaatjes zoals Lucy Cousins ze maakt, waarbij er meer op de illustratie te zien is dan er in de tekst beschreven staat. Toch bestaan er ook goede prentenboekenmakers die zich hier volledig aan onttrekken. Vijfenveertig jaar geleden werd Nijntje van Dick Bruna geboren. Bruna brengt de werkelijkheid op zijn tekeningen terug tot haar essentie, in plaats van de volheid van de wereld te tonen. Zijn prentenboeken moeten het vooral hebben van de makkelijk in het gehoor liggende rijmende teksten in combinatie met zijn strakke, sobere beelden. Uit zijn versjes, één per pagina, licht hij één beeld, één detail, dat hij toont. 'De boontjes waren voor haarzelf, de peer was voor meneer' (uit: Nijntje). Op de bijbehorende plaatjes staat alleen een trosje boontjes, alleen een dikke peer. De smullende konijnen mogen kinderen er zelf bij bedenken. Bruna geeft kinderen macht, macht om, al kunnen ze nog niet zelf lezen, de tekst mee te zeggen en om de voorstelling zelf verder in te vullen. Dankzij het rijm zetten de woorden zich binnen de kortste keren vast in het kinderhoofd. Zonder opgelegd didactisch te zijn, geeft Dick Bruna in een pril stadium mee hoe soepel en speels taal kan zijn en hoe beelden verleiden tot zelf verder fantaseren. Maar in het prentenboekje dat de CPNB ter gelegenheid van deze kinderboekenweek uitgeeft, Ezelsoor, schiet hij zijn doel helaas voorbij. De teksten rijmen al te geforceerd: 'Driftkikker dat is er ook een/ als je heel gauw driftig wordt/ schreeuwt en met de boel gaat smijten/ of je slaat iets klein en kort.' Om dat te begrijpen, moet een kind de uitdrukking 'kort en klein slaan' kennen. En zelfs dan is het niet bijster geestig. Bruna 'behandelt' in Ezelsoor van dieren afgeleide woorden om mensen mee te typeren: Huismus, angsthaas, brombeer. Voor kinderen met veel taalgevoel is het misschien nog wel een aardig boekje, maar de meesten hadden waarschijnlijk liever een echt verhaaltje gehoord. Bruna's illustraties bieden dit keer te weinig houvast: hij beeldt simpelweg het dier af waar het in het versje om draait. Aan de dieren is weinig tot niets te zien van de emotie of de mensensoort waarvoor hun naam wordt gebruikt. Weliswaar loert de angsthaas om een hoekje, maar wat er zo sjachrijnig is aan een brave bruine Bruna-beer blijkt nergens uit. Vanaf het moment dat kinderen naar groep drie gaan en leren lezen, komt er in hun leven doorgaans minder ruimte voor het prentenboek. Veel ouders stoppen dan met voorlezen, wat zonde is, want als er iets leuk en waardevol is, is het wel samen met je kind een boek 'beleven.' Bovendien geldt voor veel 'eerste leesboeken' helaas hetzelfde bezwaar als voor prentenboeken: zouteloosheid, oubolligheid, gebrek aan humor en originaliteit vieren hoogtij. Ook in dit deelgebied van de kinderliteratuur is bruikbaarheid, geheel onterecht, zaligmakend. Natuurlijk zijn er ook hier gelukkige uitzonderingen, zoals het bekroonde 'pictoboek' Een sok met streepjes van Joke van Leeuwen, uitgegeven door Zwijsen. In pictoboeken zijn de belangrijkste woorden vervangen door plaatjes. Vanaf het moment dat kinderen zelf in staat zijn een eenvoudige tekst te lezen, gaat het hard. Zelfs voor de allereerste spreekbeurt op de basisschool is het tegenwoordig mogelijk een boek voor je kind te vinden. De nieuwe kinderboekenuitgeverij Hoogland en van Klaveren start met twee informatieve prentenboeken: Het boek van de dood en Het poepboek, van de Zweedse Pernilla Stalfelt. Stalfelt schrijft en tekent in een aansprekende, naïeve stijl over doodgaan en begrafenisrituelen. De zwaarte van het onderwerp contrasteert verfrissend met haar luchtige stijl en grillige grappen. Het poepboek is voor kinderen hilarisch, maar toch minder geslaagd. Geestigheden over poep kunnen kinderen heel goed zelf, zonder tussenkomst van een volwassene, verzinnen. En dan is er ook nog eens weinig bruikbaars aan.
|
NRC Webpagina's 6 OKTOBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|