|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Wim van Krimpen over de Kunsthal en het Gemeentemuseum
Den Haag
Amerika is ons voorbeeld
Morgen is het zover. Wim van Krimpen neemt officieel afscheid van de Kunsthal in Rotterdam. De 'Macher' en het 'enfant terrible' van de kunstwereld verruilt het 'Ahoy' voor de cultuur' voor het mooiste museumgebouw in Nederland, het Gemeentemuseum Den Haag. Half september volgt zijn feestelijk vertrek uit het Fries Museum in Leeuwarden. Daar bepaalde vorig jaar een door hem zelf geïnitieerd referendum dat hij, ondanks het lokale gekrakeel over een verbouwing, over het Fries erfgoed en over het aantrekken van jonge randstad-kunstenaars, tòch als directeur mocht aanblijven. In kunsthistorische kringen lijkt men voor Den Haag het ergste te vrezen. Met een tot in de finesses gerestaureerd monument, Berlage's heiligdom uit 1935, trek je weinig publiek. Van Krimpen zal van het museum een 'must' moeten maken. En daar zit hem de crux. Hoe populistisch gaat hij te werk? Hij is geen kunsthistoricus, hij wordt door het academisch front niet als 'één van ons' beschouwd. Zijn stijl en smaak acht men nogal dubieus en modieus. Er ligt, aldus de sceptici, met zijn komst een museale verpretparking op de loer. Aan de andere kant vreest diezelfde wereld zijn strijdlust, zijn inventiteit en zijn openhartigheid. Hij doet wat hij zegt en hij zegt wat hij denkt. En dat is ongewoon en lastig in de museumwereld, waar men graag zeer behoedzaam en tactvol opereert. Van Krimpen heeft eens voorgerekend dat elke Boijmans-bezoeker het rijk 126 gulden kost, en elke Kunsthal-bezoeker niet meer dan een tientje. Ook met zo'n feit maak je je weinig populair in de zo gevoelige, uiterlijk solidaire museumwereld, waar geldgebrek een eeuwig juk lijkt. Sterker nog, je komt alleen te staan. Van Krimpen is daar niet bang meer voor. U wordt de olifant in de Haagse porseleinkast? "Het Gemeentemuseum Den Haag heeft schitterende collecties muziekinstrumenten, porselein, klassieke kunst, en die vormen, net als de afgelopen twee jaar in het Fries Museum, het uitgangspunt van het beleid. De Kunsthal had porselein noch kasten. Dus als olifant kon ik daar niet optreden. "Nee, het ligt anders. Ik ben een domineeskind. Ik kreeg de opdracht om in de Kunsthal de cultuur dichter bij de mensen te brengen. Die heb ik serieus genomen en met liefde uitgevoerd. Als mensen het onderscheid tussen een kunsthal en een museum niet kunnen maken, is dat hun probleem, niet het mijne. Ik heb het Fries Museum ook niet als een kunsthal behandeld, maar als een museum met collecties. Het is me intussen wel opgevallen dat ondanks dat gemopper van die klassieke museummensen, veel instituten het Kunsthal-model in die mate kopiëren dat we de afgelopen tijd stevig moesten brainstormen over de vraag hoe we de markt vòòr konden blijven. "Het Gemeentemuseum Den Haag is èn blijft dus een voornaam museum. Mijn voorganger Hans Locher maakt het me gemakkelijk. Hij laat een zeer goed opgeruimd en schuldenloos museum achter, waar geen spijker aan hoeft te worden veranderd. In de Schamhart-vleugel komt een mooie Escher-opstelling, die Mels Crouwel vormgeeft. Daar verheug ik me op. Bij het Fries Museum gebeurt straks hetzelfde. Dat krijgt als attractiepunt een Matahari Museum. Op die manier trek je niet alleen bezoekers aan, je vermijdt ook dat musea door een deelcollectie als Escher en Matahari een kermis worden. "Dat het Gemeentemuseum Den Haag zich niet zou lenen voor eigentijdse kunst is absolute onzin. Misschien kan je er geen grote video- installatie of autosculptuur kwijt. Dat geeft niet, veel hedendaagse kunst speelt zich buiten de musea af. In dat opzicht verschil ik sterk van Locher: Niet het gebouw, maar de kunstenaars en de kunst komen straks op de eerste plaats. Dat betekent dat het gebouw wordt aangepast aan de tentoonstelling, en niet andersom. Indien nodig, worden er tijdelijke wanden geplaatst, muren beschilderd en ramen verduisterd. Welke veranderingen staan er nog meer op stapel?> "Ik ga Den Haag laten zien - een gevaarlijke uitspraak want daar gaat men mij op afrekenen - dat je met zogenaamde chique collecties toch een heel hedendaags museum kunt maken. Er zal een andere sfeer worden gecreëerd. Vanaf het moment dat mensen binnenkomen, moet men het gevoel krijgen 'ja, we zijn hier hartelijk welkom'. In overleg met de staf wil ik ook bereiken dat er meer evenwicht ontstaat tussen het wetenschappelijke werk en het presentatie-deel. Een aantal mensen zal worden vrijgemaakt voor wetenschappelijk onderzoek. Anderen ga ik omvormen tot échte tentoonstellingsmakers. Als de twee conservatoren van een afdeling vier jaar bezig zijn aan een bestandscatalogus, komt er in die periode geen tentoonstelling van de grond. Nou, bij mij zal dat veranderen. In musea verschuilt men zich achter de wetenschap om dingen niet te hoeven doen. Ook dt werkt bij mij niet. "Ik houd van een platte organisatie, zonder hoofden en onderhoofden. Een ieder gaat zijn eigen traject, draagt zijn eigen verantwoordelijkheid en oogst lof voor zijn eigen prestaties. De talenten in Den Haag ga ik stimuleren om met mij het museum aantrekkelijker te maken. Ook in het Fries Museum heb ik de talenten naar voren gehaald en de vertragers een minder belangrijke positie gegeven. De conservator archeologie is daar nu ook hoofd van de collecties geworden. De ene dag graaft hij een pot op, de andere dag rijdt hij naar Tilburg om een schilderij op te halen. Het liefste zou hij natuurlijk elke dag veldwerk verrichten, maar het museum is geen oudheidkundige dienst, geen universiteit en al helemaal geen school. Het museum is een openbaar instituut voor lering en vermaak. Ja, zeker ook vermaak, want ik ga zelf altijd naar een museum om te genieten." Een museum is een zorgeloos instituut met een redelijk budget dat professioneel hobbyisme beoefent, heeft u wel eens gezegd. "Zo ws het museum! Die tijd is voorbij. De huidige generatie museummensen is opgeleid voor een volledige, wetenschappelijke benadering. En daar nemen politiek en publiek geen genoegen meer mee. Ik denk dat we in versneld tempo naar het Amerikaanse systeem toegaan. In de Verenigde Staten staat een groot aantal zeer goed gerunde, fascinerende musea, waar het verwende Nederland iets van kan leren. "Ik voorzie dat het Nederlands museum zich veel sterker moet gaan inspannen om eigen inkomsten te verwerven, om zelf activiteiten te ontplooien en om externe financiering voor wetenschappelijk onderzoek te zoeken. Het zal op een meer zakelijke wijze gerund gaan worden. Daarom ben ik er ook van overtuigd dat de Nederlandse museumwereld niet wordt overgenomen door die vijf jonge conservatoren die een paar weken geleden in uw krant aan het woord kwamen, maar door mensen met liefde voor de cultuur èn met een groot organisatievermogen. Want zoals de kunstenaars na de afschaffing van de BKR steeds meer als alle andere burgers worden behandeld, zo zullen ook musea in de toekomst hun bevoorrechte positie verliezen. "De rol van een museumdirecteur is vooral coaching. In de Kunsthal laat ik een hoogwaardig team achter, dat met gemak het beleid kan voortzetten. Volgens het oude systeem dien je nooit mensen aan te trekken die beter zijn dan jezelf. Ik zoek juist naar gelijken. Dat heb ik geleerd van Neelie Kroes, bestuursvoorzitter van de Kunsthal, die me verder heeft bijgebracht dat je je altijd onafhankelijk moet opstellen en altijd honderd procent moet gaan voor het onderwerp waar je mee bezig bent. Met die power van haar voel ik me verwant." U weet heel goed dat sponsors zich in dit land lastig laten vangen en dat grote bedrijven alleen aan dure, klassieke of spraakmakende tentoonstellingen hun naam verbinden. En al helemaal niet aan wetenschappelijk onderzoek. "Nederland is een schatrijk land en je ziet dat de Sponsorloterij al aardig wat geld afstaat. Ook Engelse musea danken veel aan de loterijen. Er is een omslag op komst. Je merkt het aan de overheid, die alsmaar zijn wensen opvoert. Doe je niet wat staatssecretaris Van der Ploeg wil, dan wordt er op de subsidie gekort. Musea kunnen nog zo verzelfstandigd zijn, je bent pas onafhankelijk als je je eigen geld verdient. "Kunst is een luxe. Ik heb net op televisie gezien hoe een oude man na een paar dagen ziekenhuisopname naar huis werd gestuurd zonder dat hij voor zichzelf kon zorgen. Op zo'n moment krijg ik een gevoel van gne. Dan denk ik: wat neemt de kunstwereld toch een bevoorrechte positie in. Kijk eens naar al die museumuitbreidingen, zoals Boijmans en het Wereldmuseum in Rotterdam. In het centrum van Arnhem moet er een tweede Kröller-Müller Museum worden neergezet. Waarom eigenlijk? Zowel het Stedelijk Museum als Boijmans sluit tijdens zo'n verbouwing gewoon de poorten, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Dat alles lijkt al snel op gemakzucht. "Ik maak mezelf wijs dat al die nieuwbouw de werkelijke problematiek versluiert. Denkt men er grotere stromen bezoekers mee te ontvangen? Aan de zwaardere eisen op het gebied van publieksgerichtheid kan je niet voldoen met uitbreidingen. Er is een mentaliteitsverandering nodig, waarbij museummensen het publiek niet langer de indruk geven dat het hun studie komt verstoren. Ik heb wel eens tegen Van der Ploeg gezegd: 'Denken dat je de huidige museumwereld die marktgerichtheid kan opleggen, is een sprookje; daar gaat nog een generatie overheen." U bent een fan van de staatssecretaris? "Inderdaad, ik ben een fan van Rick van der Ploeg, omdat hij voor het eerst sinds jaren een fikse discussie op gang heeft gebracht over publieksbeleid, over de wens meer jongeren en allochtonen het museum binnen te krijgen. Hij heeft bereikt dat ik meer over die dingen heb nagedacht en daardoor ook eerder tot de conclusie ben gekomen dat er een natuurlijke werking in de maatschappij zit die je niet kunt forceren. Jongeren hebben wel wat anders aan hun hoofd dan een museum, en daar heb ik volledig begrip voor. "Wethouder Kombrink omhelst die dirigistische ideeën natuurlijk. In een openbaar debat vroeg hij pas aan mij: 'Zeg, Van Krimpen, wat doe jij aan allochtonenbeleid?' Ik heb een stilte laten vallen en toen geantwoord 'niets, helemaal niets'. De Kunsthal voert namelijk al sinds zijn opening, zeven jaar geleden, een allochtonenbeleid. En daarmee was wat mij betreft de discussie gesloten. Als wij vanwege die houding anderhalf procent strafkorting krijgen, wat wethouder Kombrink de Kunsthal met liefde oplegt, maak ik dat bedrag alsnog onmiddellijk over. Dan ben ik van het gezeur af. "Al die culturele instellingen wringen zich in onmogelijke bochten om aan dat soort verlangens van de overheid te voldoen. Zij weten dondersgoed dat je het in musea niet van jongeren en van allochtonen moet hebben. Men betreurt het blijkbaar dat er alleen oudere mensen in de musea komen. Ik vind dat prachtig, want dat betekent dat in de toekomst iedereen naar het museum gaat. Ik zou dus vooral in die ouderen-doelgroep meer geld investeren. In Rotterdam gaan ze nu 260.000 gulden besteden aan het verzamelen van adressen ten behoeve van het allochtonenbeleid. Adressen, die aan culturele instituten moeten worden doorgegeven. Van zo'n uitgave val ik spontaan van mijn fiets. "Je moet je niet laten opjagen door een onmogelijke wens van de staatssecretaris. Sjarel Ex (directeur Centraal Museum Utrecht, mv) hield vorige week in uw krant een pleidooi voor meer financiële steun. Ik vind in zijn algemeenheid niet dat er te weinig geld naar de musea gaat. Dat verlangen van Ex is wel begrijpelijk, omdat de overheid steeds meer eisen stelt aan de in principe verzelfstandigde musea. Zelfstandigheid betekent meer vrijheid van handelen en ook dat musea meer overgelaten worden aan de markt. Als een overheid die vrijheid niet toestaat, dan moet men die musea zelf maar gaan runnen." U had bij de bouw van de Kunsthal fricties met de architect Rem Koolhaas en later met de Rotterdamse wethouder. De huidige Boijmans- directeur Chris Dercon beweerde onlangs dat u in het Gemeentemuseum Den Haag de kans krijgt 'om uw leven letterlijk en figuurlijk te beteren'. "Als je heilig in je eigen plannen gelooft, dan loop je wel eens tegen iemand op. Tegenover Koolhaas heb ik altijd een ambivalente houding gehad. De bouw van de Kunsthal was een proces met het mes op tafel. Rotterdam wilde dat Koolhaas, toen nog lang niet zo beroemd, hoe dan ook iets zou bouwen. Ambtelijk kreeg hij volledig de lengte. Dat werd wat mij betreft oorlog, omdat je met goede architecten altijd oorlog krijgt. Er werden nooit compromissen gesloten, en dat beviel me wel, want daar ben ik zelf ook niet zo goed in. "Als ik weer eens problemen met hem had over de zo gewenste, publieksvriendelijke aanpassingen aan het gebouw - het heeft honderden mankementen, die allemaal waren te voorzien - las ik af en toe een stukje in de biografie van Mies van der Rohe. Die vroeg op een dag de opdrachtgeefster van het Farnsworth House, buiten New York, om op het terras vlak voor de gevel te gaan staan. Hij wilde een foto maken, een portret van haar, dacht ze. Mis! Van der Rohe wilde haar uitsluitend als menselijke figuur aan het gebouw meten. Op precies dezelfde manier gaat Koolhaas met zijn opdrachtgevers om. Een geniale man, maar hij houdt niet van mensen, en dat doe ik wèl. "Ach, op zo'n uitlating van Dercon ga ik niet in. Dat is een gotspe. Dat neemt niet weg dat de totale ontluistering van Boijmans me verdriet doet. Ik ben er opgegroeid, ik ging er met mijn tekenleraar van het Marnix Gymnasium al vaak naar toe. Wat er nu aan nieuwbouw wordt toegevoegd, is volstrekt misplaatst. Er komt maar 600 vierkante meter tentoonstellingsruimte bij. Samen met Wim Beeren en Wim Crouwel stond ik destijds naar de maquette te kijken. We waren met stomheid geslagen. Wèg Van der Steur, wèg Boudon, wèg Henket (architecten uit het verleden, mv). Die nieuwe architecten hebben de onmogelijke opdracht gekregen om op die plek uit te breiden en de oude villa's te laten staan. Dat nu achtergelaten stukje gevel is een lachertje. "Wat in Boijmans gebeurt, raakt me zeer. Karel Schampers, hoofdconservator moderne kunst, gaat weg en krijgt geen opvolger. De andere conservator moderne kunst is 'kaltgestellt' als voorzitter van de ondernemingsraad. Met de oude kunst gebeurt er niets meer, mede omdat ook die hoofdconservator nauwelijks meer aan het museum is verbonden. Behalve een tentoonstelling met zo'n twaalf panelen van Jeroen Bosch, een tentoonstelling waarop de manifestatie Rotterdam Culturele Hoofdstad zo'n beetje drijft, zijn er in dat museum geen plannen. Dat is verbijsterend. Iedereen in de stad weet het, ziet het en klaagt erover. Maar de politiek doet niets. Die laat liever iets mislukken, dan dat men op tijd op zijn schreden terugkeert." U heeft zich steeds negatief over Las Palmas, Beeldinstituut voor de Nieuwe Media, op de Kop van Zuid uitgelaten. Waarom toch? "Ja, omdat het een mislukking wordt. De nieuwe media heb ik namelijk thuis, daar ga ik niet voor naar een gebouw. Je leest steeds dat men het thuiswerken met diezelfde nieuwe media wil bevorderen om de verkeersoverlast te beperken. De Kunsthal raadpleegde een paar jaar geleden al een aantal specialisten voor een internet-tentoonstelling. Die specialisten wisten niet hoe je die moest opzetten. Toen hebben we dat idee maar laten varen. Ik ben er van overtuigd dat Las Palmas het ook met alleen maar fotografie niet redt. "Waarom hebben ze Boijmans niet intact gelaten? Dan hadden ze al die prachtige aankopen van Wim Beeren in Las Palmas kunnen laten zien. Ik heb dat laatste voorgesteld aan de wethouder. Maar die wilde de kunst clusteren rond het Museumpark. Fotografie kan kennelijk wel naar De Kop van Zuid. Ach, het is maar net zoals het uitkomt." Hoe heet uw eerste tentoonstelling in Den Haag? "De titel is Pleidooi voor Intuïtie. Welke kunstenaars daar allemaal in zitten, wil ik nog niet zeggen. Het wordt een soort mixture tussen mijn privé-voorkeuren en de Haagse collectie. Eén keer geef ik me dan helemaal bloot en daarna ben ik nog uitsluitend directeur. Günther Förg zit er natuurlijk wèl in. Vele jaren geleden zag ik ergens in München een foto van een meisje met Chinese hoed, die nu in Boijmans is. Ik heb eens nagevraagd wie die fotograaf was. Dat bleek Förg te zijn. Op basis van die ene foto heb ik meteen in mijn galerie als eerste hier een tentoonstelling van zijn werk gemaakt en hem later bij Fuchs geïntroduceerd. Ik verbeeld me dat ik wat intuïtie betreft, ondanks het gebrek aan een intellectuele vooropleiding, niet voor mijn gewaardeerde collega's onderdoe." Van Krimpen krijgt even een brede glimlach op zijn gezicht en vraagt dan: " Ben ik door dit vraaggesprek straks wéér de gebeten hond?"
|
NRC Webpagina's 1 SEPTEMBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|