T I J D S C H R I F T :
Er is maar één Johan
ROBERT MISSET
Door bescheidenheid werden de
voormalige Vrij Nederland-journalisten Frans Oosterwijk en Jaap
Visser niet gehinderd, toen ze een naam zochten voor hun nieuwe
voetbalmaandblad. Deze week verscheen Johan voor het eerst.
Johan? Die titel zou je eerder verwachten bij een stripblad dan bij een
glossy voetbalmagazine, dat maar liefst 196 pagina's telt. Maar
Oosterwijk en Visser hebben dan ook hoog ingezet, zij spiegelen zich met
hun blad aan niemand minder dan Johan Cruijff zelf. De vroegere nummer
14 van Ajax en het Nederlands elftal zal daar zelf niet zo blij mee
zijn, want het eerste nummer van Johan bevestigt slechts de gedachte dat
er maar één echte Johan is.
Op zichzelf moet de verschijning van een blad dat zich nadrukkelijk
afzet tegen de vulgarisering van de sportjournalistiek worden
toegejuicht. Triest was het beeld van de schaamteloos netwerkende
verslaggever van het commerciële blad Sportweek, die trots
het nieuwste nummer aan spelers van het Nederlands elftal uitreikte. Een
slijmspoor naar de mobieltjes van de vedetten garandeert nu eenmaal geen
kritische, onafhankelijke journalistiek. En het aloude weekblad
Voetbal International is tegenwoordig zelfs één van
de sponsoren van de KNVB, daar mag dus wel een onafhankelijk voetbalblad
tegenover staan.
Toch wordt de intellectualisering van het voetbal al voldoende bediend
door het onvolprezen tijdschrift Hard Gras, dat de in Engeland
reeds ingeburgerde literaire kijk op de voetbalsport introduceerde.
Waarmee wil Johan zich dan onderscheiden? Hoofdredacteur Frans
Oosterwijk kroop bij de introductie van zijn blad in de huid van het
orakel Johan Cruijff, maar helaas maakt het eerste nummer de ronkende
zelfverheerlijking slechts mondjesmaat waar. "Johan is scherp,
spits en geestig", schrijft Oosterwijk in zijn voorwoord. "Een blad met
zoveel noten op zijn zang moet wel Johan heten."
Johan is namelijk "de ultieme kenner en liefhebber, kritisch, eigenwijs
en razend nieuwsgierig. Hij heeft overal verstand van en trekt zich van
niemand iets aan." Zou Oosterwijk hier dan toch de echte Johan bedoelen?
Want waarom opent het blad met de zoveelste terugblik van Frank de Boer
op zijn gemiste strafschoppen tegen Italië? Daar hebben we
Johan toch niet voor nodig? Zo heeft het nieuwe maandblad wel
meer geijkte keuzes gemaakt (een treurzang over het Duitse voetbal, een
reportage over voetbal in Ierland, vader en zoon Maaskant), waarin het
zich niet onderscheidt van dag- en weekbladen.
Helaas ontbreekt ook de ode aan de Amsterdamse grachtengordel niet in
Johan. Zo moet de lezer van het eerste nummer zich door de
prietpraat worstelen van dichteres Elly de Waard, die Pierre van
Hooijdonk zo'n leuke jongen vindt. Johan volgt tevens de
bedenkelijke columnistentrend, waarbij cabaretiers en schrijvers uit de
B-categorie (Viggo Waas en Nanne Tepper) zouteloze observaties over
voetbal aan het papier mogen toevertrouwen.
Desondanks zitten twee juweeltjes verborgen in 196 pagina's Johan
met een overdaad aan servicerubrieken. Een prachtig geschreven verhaal
over "Het Nieuwe Keepen" van Chris Keulemans, die als doelman van de
Amsterdamse amateurclub Arsenal al een leuk boek heeft uitgebracht en
een mooi interview met de Britse voetbalverslaggever Brian Glanville. De
auteur van diverse Engelse voetbalklassiekers gaf de hoofdredactie van
Johan ongewild een advies mee voor de volgende nummers. "Voetbal
is prachtig door zijn eenvoud en daar moet je verder niet moeilijk over
doen."