U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
N R C   H A N D E L S B L A D  -  M E D I A
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

'Krant was antisemitisch'

Boek over geschiedenis van Nieuwsblad van het Noorden


Het blijven verschijnen van het Nieuwsblad van het Noorden tijdens de oorlog was geen daad van verzet, zoals de uitgever altijd beweerd heeft. De krant was pro-Duits en antisemitisch, blijkt uit een boek over de geschiedenis van de krant.

Door onze correspondent KARIN DE MIK

GRONINGEN, 1 SEPT. Het Nieuwsblad van het Noorden was tijdens de bezettingsjaren pro-Duits en antisemitisch. De krant pleegde geen "bovengronds verzet" door te blijven verschijnen, wat de directie zelf altijd heeft gezegd. Dit beweert de journalist/publicist Johan van Gelder in zijn boek Het schandaal dat een dezer dagen verschijnt.

Van Gelder bestudeerde 9.000 krantenpagina's van het Nieuwsblad van het Noorden in de periode 1940-1945. "Uit de artikelen en commentaren sprak een antisemitische houding. In 1942 werd een artikel geplaatst waarin er op werd aangedrongen geen contact meer met joodse landgenoten te hebben." In datzelfde jaar werd op last van de Duitsers NSB-redacteur G. Spaans aangesteld. Deze werd na de oorlog veroordeeld tot vier jaar rijkswerkinrichting. Van Gelder wijst verder op het feit dat artikelen verschenen van de Haagse correspondent C. Knijf, die berichtgeving van Duitse zijde "kritiekloos" overnam. Knijf werd na de oorlog drie jaar uit zijn functie gezet. Tevens verschenen pro-Duitse advertenties. Van Gelder meent dat de uitgevers, de familie Hazewinkel, de verschijning van de krant hadden moeten staken. "Maar ze wilden alleen hun familiebedrijf in stand houden. Hun abonneebestand hebben ze aan de Duitsers verkwanseld." Van Gelder schreef een aantal boeken over de joodse gemeenschap in Groningen en deed enkele jaren geleden genealogisch onderzoek naar de familie Van Gelder, die een joodse en niet-joodse tak heeft. Hij richtte in 1994 De Nieuwe Joodse Gazet op, dat bij een deel van de joodse gemeenschap in Groningen controversieel was. Van Gelder beticht de Hazewinkels van "geschiedvervalsing." Dit omdat zij het blijven verschijnen als een "daad van bovengronds verzet" en als een "heldendaad" bestempelden. Zo zouden redacteuren bepaalde woordjes in berichtgeving van de Duitsers hebben geschrapt. Het Nieuwsblad van het Noorden kreeg na de bevrijding een jaar lang een verschijningsverbod opgelegd, als gevolg van het zuiveren van de Nederlandse pers. De gebroeders Jan en Nico Hazewinkel werden na de oorlog gerehabiliteerd en kregen geen straf opgelegd. Van Gelder vindt die rehabilitatie ongegrond. Volgens hem is die gebaseerd op basis van bestudering van slechts negen kranten. "Een flinterdun onderzoek, uitgevoerd door niet geheel onafhankelijke personen van de Commissie Perszuivering. Een aantal commissieleden ondertekende een petitie van vooraanstaande Groningers die bij minister-president Schermerhorn aandrongen op een terugkeer van de krant", zegt hij. De Hazewinkels zagen in de uitspraak van de Commissie Perszuivering, die hen geen straf oplegde, een bevestiging dat ze in de oorlogsjaren goed gehandeld hadden. De Hazewinkels weigerden in 1944 een NSB- hoofdredacteur te benoemen. Hierna kreeg de krant van de Duitsers een verschijningsverbod.

Directeur Gijs Lensink van Hazewinkel Pers noemt de aantijgingen van Van Gelder "zwaar" en "niet terecht". Hij weerspreekt dat de krant pro- Duits en antisemitisch zou zijn geweest. "Knijf is eind 1942 door de Duitsers uit zijn functie gezet, omdat hij niet pro-Duits genoeg was. In 1944 hielden de Hazewinkels hun poot stijf en weigerden ze een NSB- hoofdredacteur aan te stellen."

Na de stopzetting van de krant gaf Nico Hazewinkel tegenover zijn 75 personeelsleden toe dat er "veel aanvaard was, wat we in de vooroorlogse jaren niet zouden hebben aanvaard. Maar er zijn grenzen. We wensen om principiële redenen geen partijman als hoofdredacteur". Volgens Lensink wogen de belangen van de Hazewinkels als werkgevers zwaar om te blijven verschijnen. "Op die manier werd voorkomen dat mensen te werk werden gesteld in Duitsland." Hij wijst op de buitengewoon sociale instelling van de familie Hazewinkel. Nadat de krant van de Duitsers een verschijningsverbod had gekregen en na de bevrijding een jaar niet verscheen, betaalden de Hazewinkels hun werknemers uit eigen zak door. Ook bezorgers en agenten kregen een deel van hun loon uitbetaald. Na het verschijningsverbod gebruikten de Duitsers de Nieuwsblad-persen om er de Deutsche Zeitung in den Niederlanden op te drukken. De vergoeding die Hazewinkel hiervoor beurde, werd na de oorlog aan een goed doel geschonken. Volgens Lensink bleven alle GPD-bladen na 1 januari 1943 verschijnen. Op die datum ondertekende koningin Wilhelmina in Londen het tijdelijk Persbesluit. Dit hield in dat kranten die na die datum bleven verschijnen na de bevrijding een verbod kregen opgelegd. Lensink: "De focus op het Nieuwsblad is te eng." Als enige krant in Nederland staakte het regionale christelijke Friesch Dagblad zijn uitgave al op 17 mei 1941 om principiële redenen. De redacteuren weigerden verplicht lid te worden van de journalistenorganisatie VNJ, waarvan joodse redacteuren waren uitgesloten.

NRC Webpagina's
1 SEPTEMBER 2000


( a d v e r t e n t i e s )

Klik hier

Klik hier

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad