|
|
|
NIEUWSSELECTIE Dossier Srebrenica Ministerie van Buitenlandse Zaken
|
'Bosnië-beleid was emotioneel, niet
realistisch'
Door een onzer redacteuren
Both publiceert zijn bevindingen net voor de verschijning van het rapport van de commissie-Bakker. Deze commissie, onder leiding van D66- Kamerlid Bert Bakker, onderzocht de politieke besluitvorming ten aanzien van de deelname van Nederlandse militairen aan internationale vredesmissies. De beslissing om militairen uit te zenden werd genomen op basis van summiere informatie, zeggen direct betrokkenen bij deze commissie, waarbij nauwelijks aandacht was voor praktische kwesties. Op basis van deze informatie stemde de Tweede Kamer in met uitzending, en de commissie-Bakker constateert dat de Kamer is tekortgeschoten in haar controlerende taak. "Ik heb me verbaasd over de gemakzuchtigheid waarmee parlementsleden als dominees stonden te oreren over het grote onrecht op de Balkan, maar zich weinig gelegen lieten liggen aan de moeilijke, praktische en militair-operationele vragen", zegt Both desgevraagd. De verkeerde beslissing lag volgens hem niet aan de informatievoorziening. Maandag wordt het rapport van commissie-Bakker gepubliceerd. Both onderscheidt in zijn boek drie periodes. "Onverschillig" was het Joegoslavië-beleid van juni 1990 tot juli 1991. Toen Nederland voorzitter was van de Europese Unie (juni 1991 tot januari 1992) werd het beleid "vol overgave" gevoerd, er was volgens Both "blindelings" gekozen voor de underdog, de Bosnische moslims. Daarna, 1992- 1995, raakte Nederland verstrikt en "liep in de val van Srebrenica". In deze periode werd fel gevochten in Bosnië. In een vraaggesprek met deze krant zegt Both: "Minachtend wordt naar de opstelling van het buitenland gekeken, omdat die landen niet militair wilden ingrijpen." Both promoveerde deze zomer op dit onderwerp aan de Universiteit van Sheffield.
Nederland wist 't beter in Bosnië
DEN HAAG, 31 AUG. Het was oorlog in Joegoslavië, Nederlandse militairen probeerden Bosnische moslims te beschermen. Maar tussen 1990 en 1995 werd er in het kabinet nooit inhoudelijk gediscussieerd over de politieke situatie op de Balkan. Dat vertelden de oud-ministers van Defensie Relus ter Beek (PvdA) en Joris Voorhoeve (VVD) aan onderzoeker Norbert Both. "Ik schrok me rot toen ik dat hoorde", zegt hij. "Maar het past ook in het plaatje: Nederland wist het allemaal heel zeker: er moest hard worden ingegrepen." Dat is, vindt Both, "het enge" van die periode. "Er was geen enkele twijfel." Norbert Both is sinds 1998 ambtenaar op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarvoor was hij assistent van de Britse oud-minister van Buitenlandse Zaken Lord Owen, die voor de Europese Unie bemiddelde in het conflict in ex-Joegoslavië, en hij schreef in 1996, samen met Jan Willem Honig, het boek 'Srebrenica, reconstructie van een oorlogsmisdaad'. Volgende week maandag verschijnt het rapport van de parlementaire commissie-Bakker, die de Nederlandse deelname aan vredesmissies onderzocht. Het ging de commissie vooral om de uitzending van de luchtmobiele brigade naar Srebrenica. In zijn boek 'From Indifference to Entrapment', dat vandaag wordt gepresenteerd in instituut Clingendael, constateert Both dat de waarschuwingen - van de Nederlandse ambassade in Belgrado en van Oost-Europa-deskundigen - aan het begin van de jaren negentig over het uiteenvallen van Joegoslavië aan 'dovemansoren' waren gericht. Nederland en de andere lidstaten van de Europese Unie waren niet geïnteresseerd. Dat veranderde in de tweede helft van 1991, tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie. Both: "Nederland houdt Duitsland, dat Kroatië en Slovenië snel wil erkennen als onafhankelijke landen, binnenboord zonder zich te vervreemden van Frankrijk en Groot-Brittannië." De CDA'er Hans van den Broek, in die tijd minister van Buitenlandse Zaken, stelde een deadline voor: vóór het eind van het Nederlandse voorzitterschap moest er een vredesregeling zijn. Zo niet, dan erkende de EU Kroatië en Slovenië. En dat gebeurde. In de periode 1992-1994 werd er fel gevochten in Bosnië en Nederland koos volgens Both "blindelings" partij voor de underdog: de moslims. "Minachtend wordt naar de opstelling van het buitenland gekeken, omdat die landen niet militair wilden ingrijpen."
Nederland wist het beter? "Moreel leiderschap. Opkomen voor de zwakkeren. Opkomen voor de mensenrechten en de internationale rechtsorde. Allemaal zeer nobel, maar wat ontbrak, was een strategische, politiek-militaire onderbouwing. Nederland was een roepende in de woestijn. We hadden misschien wel gelijk, maar het had duidelijk moeten zijn dat we geen gelijk zouden kríjgen."
Wat is de achtergrond van het Nederlandse moralisme?
"Pfff, ik probeer in mijn boek niet de wortels van dat moralisme op te graven. Een achtergrond zou kunnen zijn dat er relatief veel Nederlandse joden in de Duitse concentratiekampen zijn vermoord. Samen met de politionele acties in Indonesië leidde dat eind jaren zestig tot schuldgevoel en vervolgens tot compensatiedrang. We kunnen gezien de grootte van het land niet de sterkste zijn, maar willen de internationale norm zetten."
Gebrek aan realiteitszin?
"Absoluut. In het voorjaar van 1993 waarschuwt de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Warren Christopher zijn Nederlandse collega Kooijmans dat het Amerikaanse leger niets ziet in het concept van de safe areas. Toch stelt Nederland op een Europese top militairen beschikbaar, we wilden een voorbeeld stellen, maar andere landen dragen nauwelijks bij. Moreel en politiek zit Nederland in de val."
In de Bosnische enclave, die door de Verenigde Naties was uitgeroepen tot veilig gebied en die onder militaire bescherming stond van Dutchbat, werden de moslimmannen door de Serviërs gescheiden van de vrouwen en afgevoerd. Tot nu toe zijn 2.220 lichamen geborgen, 7.300 mensen worden nog vermist.
"Srebrenica was een valkuil. Uit mijn onderzoek blijkt dat het beleid werd gedomineerd door binnenlandse emoties, waarbij te weinig werd gekeken naar de militaire mogelijkheden."
De rol van het ministerie van Defensie was uitgespeeld? "Na langdurig verzet door Defensie werden daar uiteindelijk militaire criteria vervangen door bureaucratisch-politieke. Topmilitairen wilden zeker zijn van de steun van de Tweede Kamer voor de aanschaf van gevechtshelikopters voor de luchtmobiele brigade. Als bij Defensie het verzet gestaakt is tegen de locatie, ontstaat bij de militairen de houding: dan zullen we ze eens laten zien ook dat die brigade écht helikopters nodig heeft."
In mei bent u op dit onderwerp gepromoveerd en bijna op hetzelfde moment begon de commissie-Bakker met haar onderzoek. Wat hebt u de commissie ingefluisterd?
"Mijn hele proefschrift. Buitenlandse Zaken had de afspraak met de commissie gemaakt dat ze een exemplaar zou krijgen; dat is gebeurd. Ik heb de indruk dat de commissie er verstandig gebruik van heeft gemaakt."
Tot welke beleidsaanbevelingen leidt uw onderzoek?
"Emoties, moreel leiderschap, moeten nooit doorslaggevend zijn in buitenlands beleid. Een gedegen militaire onderbouwing en de kostenkant mogen nooit ontbreken. En de echte morele vraag bij Srebrenica kunnen de Nederlandse blauwhelmen echt bescherming bieden aan de moslimbevolking in de enclave? heeft in de besluitvorming nooit een rol gespeeld. Maar het moet ook niet doorslaan naar de andere kant: buitenlands beleid moet niet amoreel worden, je moet wel ergens voor stáán. Het is niet erg om op te komen voor de zwakken, het is niet erg dat Nederland een internationale rechtsorde nastreeft. Maar laten we nooit vergeten dat we dat uit eigenbelang doen. "En wat betreft uitzending is de vraag die een politicus zich zou moeten stellen, simpel: zou ik mijn eigen zoon of dochter er naar toe sturen?"
Uw onderzoek loopt tot 1995. Er is daarna nog veel gebeurd op de Balkan.
"Tijdens de Kosovo-crisis zie je een betere coördinatie in de ministerraad en tussen departementen. We hebben een paar tikken gehad. Srebrenica, maar ook de onthullingen over de joodse tegoeden en hoe wij zijn omgegaan met joden die terugkwamen uit de kampen. We weten nu dat we geen aanspraak kunnen maken op morele superioriteit."
Moet er nog een parlementaire enquête komen naar de val van Srebrenica?
"De commissie-Van Kemenade, de VN, de commissie-Bakker, volgend jaar komt het NIOD met haar rapport. Dat zijn al heel veel rapporten. Maar het oordeel is aan de politiek."
|
NRC Webpagina's 31 AUGUSTUS 2000
|
Bovenkant pagina |
|