F I L M V O O R A F :
Cotton Club
EDO DIJKSTERHUIS
Ter ere van Duke Ellingtons
honderdste verjaardag speelde het Smithsonian Jazz Masterworks
Orchestra vorig jaar op het North Sea Jazz Festival repertoire uit de
tijd dat het orkest van de in 1974 overleden meester optrad als
huisband van de Cotton Club. De entourage klopte helemaal: de
muzikanten zaten opgepoetst achter fraaie lessenaars, er was een revue
met langbenige glitterdames en een paar bevlinderdaste tapdansers. Toch
lukte het de groep niet het spinrag weg te vegen dat een museumband
aankleeft. Verder dan makke oppervlakkigheid kwam het optreden niet.
En dat terwijl de New Yorkse Cotton Club vanaf de opening in 1923
jarenlang gold als de hipste club in jazz-land. Het blanke publiek had
er graag een avondje 'slumming' voor over om zich er te kunnen vergapen
aan de exotische shows van zwarte entertainers en zich te laten
vollopen met illegale whisky. Vermaard waren de grootschalige
wervelpartijen van schaars geklede danseressen en de razendsnelle
tapdansnummers. Maar waar het in de club eigenlijk om draaide was de
muziek, en dan vooral de muziek van Duke Ellington. Vijf jaar lang was
Ellington in vaste dienst bij de club en volgens velen vormde deze
periode het hoogtepunt van zijn carrière.
De regelmatige radio-opnames in de club hebben een niet te onderschatten
rol gespeeld in de groeiende populariteit van jazz in het algemeen en
Ellington in het bijzonder. Bovendien gaf de luxe van een vaste
aanstelling de bandleider de ruimte om te experimenteren. Het Cotton
Club-publiek was zo als eerste getuige van de 'jungle'-stijl met zijn
tribale drums en grommende kopersectie. Ook de bluesachtige 'mood
pieces' en abstract instrumentale 'concertos' werden er ten doop
gehouden. Het wereldberoemde 'It don't mean a thing if it ain't got
that swing', het eerste nummer met het woord 'swing' in de titel,
beleefde hier zijn première.
In Francis Ford Coppola's film Cotton Club (1984) gaat er geen
minuut voorbij of er is wel een Ellington-tune te horen - de momenten
daargelaten dat er een flard Cab Calloway of Bix Beiderbecke voorbij
komt. Maar de muziek staat zelden op de voorgrond, net zomin als de
Cotton Club waar de film toch zijn naam aan ontleent. Ze blijven
akoestisch en visueel decor. Coppola is niet geïnteresseerd in de
rol die de Cotton Club heeft gespeeld in de ontwikkeling van de jazz.
Hij heeft andere verhalen te vertellen, een overdaad aan verhalen
zelfs. Zo is Cotton Club in eerste instantie een gangsterfilm
over de frictie tussen lokale mafiabazen. Eén daarvan, Dutch
Schultz, eigent zich met geweld de zwarte loterijgelden toe en opent
daarmee een complete oorlog. De verhouding van Schulz' maîtresse
Vera (Diane Lane) met trompettist Dixie Dwyer (Richard Gere) zorgt voor
de nodige romantische verwikkelingen. En dan zijn er nog een stuk of
wat subplotjes.
Maar het is allemaal net niks. Regiseur Coppola en scenarist Mario Puzo
wilden toen nog blijkbaar geen derde Godfather maken, maar
kwamen er niet uit welke kant ze dan wél uit wilden. Het
resultaat is een onevenwichtige polifonische kakofonie van
verhaallijnen.
Cotton Club (Francis Ford Coppola, VS, 1984), zaterdag, Ned.1,
23.24-01. 27u.