B E E L D :
Drukdrukdruk
H.J.A. Hofland
De zomer is de tijd van de
invallers: vreemde bestuurder op de tram, vreemde portier achter de
balie, vreemde televisiecriticus. Ik kijk een week televisie en schrijf
voor de krant wat ik ervan vind. Het is een eigenaardig beroep, want
iedereen vertelt op de zaak al iedere ochtend wat zij/hij van de vorige
avond vindt. Ik ben een uitzondering omdat ik, behalve het nieuws, de
afgelopen tien jaar praktisch geen televisie heb gezien. Dit bij wijze
van introductie.
Paul Rosenmöller had onder toezicht van RKK/KRO voor het programma
Kruispunt drie dagen in het Franciscaner klooster bij Megen in
Noord Brabant gelogeerd. Uit de aankondiging in de gids maakte ik op dat
het een godsdienstig-politiek Big Brother zou zijn, maar dat was
het niet. De leider van GroenLinks was één dag gebleven en
's avonds weer naar huis gegaan. Jammer, want als je drie dagen met
elkaar in een klooster bent opgesloten, kom je als politicus misschien
vlugger tot de bekentenissen, die je in de Tweede Kamer niet doet.
Rosenmöller had het gevaar vermeden. Hij was even komen aanwippen.
"Laat ik heel eerlijk zijn", zei hij tegen het einde van het half uur.
"Dit is onderdeel van mijn werk." Vanzelfsprekend. De politicus bestaat
bij de gratie van zijn bekendheid. En nu kom ik tot mijn eerste spijker
op laag water. Waarom heel eerlijk? Wat is het verschil tussen
eerlijk en heel eerlijk? Dat de heel eerlijke mensen uit
politiek Den Haag komen. Dat is al tientallen jaren zo. De eerste die ik
het heb horen zeggen is Hans Wiegel. Nu dus Rosenmöller in het
klooster.
De monniken beantwoordden aan wat je je van monniken voorstelt: aardige,
eenvoudige mannen met een onschuldige oogopslag. Ze maakten zich zorgen
over de mensen buiten het klooster die - ik vat het samen - steeds meer
het slachtoffer werden van de waanzinnige haast en heb- en genotzucht
waaraan de wereld zich overgeeft. Eén broeder werkte onder de
verslaafden, bij de blowers en de spuiters. Als kiezer dacht ik: nu komt
het gedoogbeleid ter sprake. Die kans werd niet gegrepen. Het geprek
kwam op de condooms. De broeder had critiek op de Paus. Ik verwachtte
dat Rosenmöller iets over abortus zou zeggen. Misschien heeft het
op zijn lippen gelegen maar het kwam er niet overheen. Hij zei iets
(tweede spijker) over "de gehoorzaamheid naar Rome" (in plaats
van aan Rome. Naar Rome toe had ook gekund, als proeve van
politiek-Haagse taalvernieuwing. Wie verzint dat toch?).
In de kloostertuin werd verder over de noodzaak van "een stuk
onthaasting" gesproken. Een monnik zei, met een mengsel van glimlach en
zorg: "Je moet de geest de gelegenheid geven, het lijf in te halen."
Rosenmöller kende het vraagstuk: 'Drukdrukdruk!' Van tijd tot tijd
werden de gedachtenwisselingen onderbroken door kalmerende godsdienstige
muziek. Ik dacht aan het altijd mooie en interessante programma van Wico
Clemens, Laudate, dat tegelijkertijd op Radio Vier werd
uitgezonden. Als ik dat eens aanzette en het geluid van de televisie
uit? Dan kreeg ik het ook drukdrukdruk.
Het bezoek liep op zijn eind, er werd afscheid genomen, met de accolade.
Het beste dan! Okee. Ja, okee! Nog meer okee. Zou de heilige Franciscus
van Assisi het horen? Voor hem hoopte ik dat hij naar een ander
programma zat te kijken.
Waar had ik naar gekeken? Naar een aantal aardige mensen, ongetwijfeld.
Rosenmöller, had ik in dit half uur geleerd, is van katholieke
huize en ook nog misdienaar geweest. Geen gedachte hadden ze onder
woorden gebracht die de moeite van het onthouden waard was. Niets had ik
geleerd over het kloosterleven, niets over de dilemma's van een
politicus die iedere dag zijn doelstellingen moet verzoenen met het
bereikbare (wat bij iemand van GroenLinks misschien moeilijker zou zijn,
veronderstelde ik, dan bij de routineurs van Paars). Het was, als ik het
heel eerlijk moet zeggen, niet veel meer dan een half uur
courante prietpraat. Waarom doen ze het?