|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
VROUWEN ZIJN SEKSUEEL VERANDERLIJKER DAN MANNEN
Geslacht op drift
De invloed van onderwijsniveau op orale seks blijkt hoog, vooral bij vrouwen. Tachtig procent van de hoog opgeleide vrouwen (in Amerika) heeft wel eens aan orale seks gedaan, tegen veertig procent van de laag opgeleide. Bij mannen heeft het volgen van hoger onderwijs minder effect: bij hen stijgt het percentage orale seks van zestig naar tachtig. En wat te denken van de invloed van religie, die is op vrouwelijke seksualiteit groter dan op die van mannen. Volgens een betrouwbaar opgezette, grote Amerikaanse enquête uit begin jaren negentig (de NHSLS) had van de strengst religieuze mannen zeven procent in het voorafgaande jaar wel eens aan anale seks gedaan. Bij de minst religieuze mannen was dat negen procent. Maar bij vrouwen ging het om zes procent bij de meest religieuze en zeventien procent bij de minst religieuze, bijna een verdrievoudiging. Een paar curieuze feitjes zeggen weinig over een mogelijk grotere beïnvloedbaarheid van de vrouwelijke seksualiteit door sociaalculturele omstandigheden. Maar de Amerikaanse sociaal-psycholoog Roy Baumeister presenteert in een recent artikel in Psychological Bulletin (mei 2000) een ware stortvloed van dit soort feitjes en analyses. En of het nu gaat om de invloed van onderwijs, religie en politieke opvattingen, of om de stabiliteit van homoseksuele geaardheid en de hoeveelheid orgasmes per week bezien over een langere periode, vrijwel alle verschillen tussen mannen en vrouwen wijzen in dezelfde richting: grotere flexibiliteit van de vrouwelijke geslachtsdrift. En hoe betrouwbaarder de enquête, hoe groter het effect. Bij geslachtsdrift gaat het in Baumeisters definitie om verlangen naar "activiteiten die leiden tot orgasme of genitale opwinding". In het lange debat over de invloed van biologie en cultuur (nature or nurture) brengt Baumeister, eerder bekend om zijn onderzoek naar zelfverzekerdheid, hiermee een geslachtelijk onderscheid aan in de werking van biologie en cultuur. Mannelijke geslachtsdrift is relatief onveranderlijk, hetgeen volgens Baumeister wijst op een belangrijke rol van biologische, aangeboren factoren - hoewel volgens hem de gegevens nog ontbreken voor een heldere verklaring voor de onveranderlijkheid. De vrouwelijke geslachtsdrift daarentegen is duidelijk sterker bepaald door culturele en sociale factoren. Voor vrouwen is de betekenis en de interpretatie van de seksuele daad binnen een bredere context belangrijker, schrijft Baumeister, voor mannen tellen de simpel fysieke aspecten van seks zwaarder. "Erg interessant", zo reageren Nederlandse seksuologen op Baumeisters stelling van grotere vrouwelijke seksuele flexibiliteit, "een belangrijke bijdrage aan het debat". Maar van een nieuwe nature- nurture-tegenstelling zijn ze niet erg gemakkelijk te overtuigen. "Er is wat voor te zeggen", aldus Paul Vennix van het NISSO (Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch Onderzoek), maar liever legt hij toch de nadruk op de voor vrouwen èn mannen grote invloed van de culturele omgangsregels: "Eerst was er de invloed van de kerk, toen van de seksuele revolutie, en daarna het feminisme. Mannen houden nu meer rekening met de wensen van de vrouw dan vroeger. Dat heeft grote effecten op de seksualiteit. Vrouwen hebben een veel sterkere positie dan vroeger." "Een open deur", zo noemt de Groningse hoogleraar seksuologie Harry van de Wiel het idee van de flexibele vrouwelijke geslachtsdrift. "Dat is al heel lang bekend: mannen hebben vooral problemen met 'kunnen', vrouwen met 'willen'. Maar wat moet je verder met die constatering? Er bestaat in feite helemaal niet zoiets als 'geslachtsdrift'. Dat is een theoretische constructie. Geslachtsdrift is het resultaat van een complex samenspel van positieve en negatieve factoren. Freuds stoomketelmodel 'het moet er een keer uit, en hoe langer je wacht hoe erger het wordt', klopt helemaal niet. Het werkt eerder andersom: hoe vaker je het doet, hoe meer behoefte je eraan krijgt. In dat samenspel van factoren zou je hooguit kunnen zeggen dat bij vrouwen meer veto's, meer remmende factoren meespelen. Maar om dat complexe spel nu terug te brengen tot de tegenstelling biologisch versus cultuur, nee. Als een man plotseling bedreigd wordt, is die erectie ook zo om zeep geholpen. Met zijn flexibiliteitsthese heeft Baumeister hooguit een grootste gemene deler vastgesteld van een ongelooflijk ingewikkeld proces. Over dat proces zelf zegt dat niet zo veel."
sociale signalen Van de Wiel wijst erop dat in de psychologie een algemeen gegeven is dat vrouwen over het algemeen field dependent zijn en mannen field independent: "Vrouwen houden meer rekening met het welzijn van anderen, heeft iedereen het naar de zin? Mannen zijn minder gevoelig voor sociale signalen. Een man kan bij een verjaardag binnenkomen en gewoon de tv aanzetten omdat hij de Tour de France wil zien. Ik heb dat een vrouw nog nooit zien doen. Die seksuele flexibiliteit is in feite slechts een verbijzondering van dat verschillende gevoel voor context: 'een man houdt van degene met wie hij vrijt, een vrouw vrijt met degene van wie zij houdt'. En ja, hoe je dat algemene verschil moet verklaren? Dan kun je alle grote theorieën uit de psychologie gaan langslopen. " Zoals gebruikelijk bevat hetzelfde meinummer van Psychological Bulletin ook direct kritiek. Ook daarin wordt de bewijsvoering voor de grotere flexibiliteit van de vrouwelijke geslachtsdrift an sich niet in twijfel getrokken. De kritiek betreft vooral de mogelijke verklaringen voor dit verschil met mannen, niet de constatering van dat verschil zelf. In de eerste kritiek verwijten de seksonderzoekers Janet Hide en Amanda Durik Baumeister een te grote nadruk op biologische verklaringen. De grotere neiging van vrouwen om zich aan de omstandigheden aan te passen ligt voornamelijk aan de grotere macht van mannen, schrijven ze. De tweede kritiek verwijt Baumeister juist te weinig aandacht voor de evolutie van de mens, waarin de vrouw (door het gevaar van zwangerschap) nu eenmaal altijd voorzichtiger moest zijn ten aanzien van sekspartners dan de man. Geen wonder dat de nadruk op de context van de daad bij vrouwen groter is, zo schrijven Barabra Andersen, Jill Cyranowski en Susan Aarestad. Overigens vinden deze drie de tegenstelling tussen natuur en cultuur te geforceerd: "De seksuele krachten van de beide geslachten worden hoogstwaarschijnlijk voortgedreven door een interactie tussen biologische en sociale factoren." Omdat Baumeister de nadruk legt op de flexibiliteit, en de biologische basis slechts als mogelijke verklaring presenteert, acht hij zich relatief immuun voor deze kritiek. En het gaat in zijn tegenstelling tussen biologie en cultuur slechts om relatieve verschillen, aldus Baumeister in zijn respons op de kritiek. De interactie tussen die twee bestaat natuurlijk bij vrouwen èn mannen. Wel twijfelt hij aan het belang van het evolutionaire verleden als verklaring voor het seksuele gedrag. "Het grootste verschil tussen geslachten in de seksuele arena betreft de mate van masturbatie (mannen veel, vrouwen weinig, red.) en die activiteit kan toch slechts een minieme rol in de evolutie hebben gespeeld. Masturbatie is zinloos voor overleving en voortplanting." Aanleiding voor Baumeisters analyse van de flexibiliteit van de vrouwelijke geslachtsdrift was het gegeven dat de seksuele revolutie van de jaren zestig en zeventig (gemiddeld) een grotere invloed op de vrouwelijke seksualiteit heeft gehad dan op de mannelijke. Vóór die ingrijpende doorbreking van seksuele taboes, had bij de (Amerikaanse) mannen ongeveer een derde op zijn dertigste meer dan vier seksuele partners gehad. Na de omslag nam deze seksueel ervaren groep toe tot ongeveer 50 procent van de mannen. Maar het percentage vrouwen dat op haar dertigste meer dan vier partners had gehad, steeg van nog geen drie procent tot bijna een kwart. Baumeister: "Bij mannen is er sprake van een bescheiden toename van de groep met vijf of meer seksuele partners, die misschien alleen al veroorzaakt wordt door de toegenomen gelegenheid. Maar bij vrouwen heeft de seksuele revolutie het leven van velen ingrijpend veranderd en een grote groep seksueel ervaren vrouwen gecreëerd die voorheen eigenlijk niet bestond." De seksuele verlangens van mannen en hun opvattingen daarover veranderden amper, al kregen ze (gemiddeld) dankzij de seksuele bevrijding wel meer gelegenheid om hun geslachtsdrift uit te leven. JAARGANGEN Onder meer dankzij het uitpluizen van de volledige jaargangen van twee seksuologische tijdschriften, The Journal of Sex Research (vanaf 1964) en Archives of Sexual Behavior (vanaf 1971), vindt Baumeister de meest uiteenlopende onderbouwingen voor de drie onderdelen van zijn flexibiliteitshypothese: individuele vrouwen vertonen tijdens hun leven meer variatie in hun seksuele gedrag dan mannen, de vrouwelijke seksualiteit is gevoeliger voor sociaalculturele invloeden en de tegenstrijdigheid van seksuele opvattingen en feitelijk seksueel gedrag is bij vrouwen groter dan bij mannen. De gevoeligheid voor invloeden blijkt bijvoorbeeld onder meer uit een onderzoek met de conclusie dat vrouwen in een vrijgezellenbar vaker seks bij een eerste afspraakje hadden dan ze van te voren verwachtten. Veel schoolmeisjes blijken te hechten aan maagdelijkheid, ook wanneer ze die zelf allang verloren hebben. Verder blijkt uit de vele gedetailleerde individuele seksuele levensgeschiedenissen die verzameld werden in het befaamde Kinsey-rapport uit 1953 dat sommige vrouwen grote slingerbewegingen in hun seksuele activiteit doormaken: een tijd veel seks, dan weer maanden zonder enige vorm van seks, gevolgd door grote activiteit, enzovoorts. Bij mannen werd dit patroon vrijwel nooit gevonden. Mannen die door een verbreking van de relatie of om andere redenen geen seks met hun partner meer hadden, houden hun aantal orgasmen per week redelijk constant door masturbatie. Een ander belangrijke aanwijzing voor Baumeisters flexibliteitsthese vormt het gegeven dat vrouwelijke homoseksuelen veel meer heteroseksuele 'uitstapjes' maken dan mannelijke. Veel meer lesbo's dan homo's beschrijven zichzelf dan ook als 'biseksueel'. In gevangenissen doen vrouwen ook gemiddeld meer aan (tijdelijke) homoseksuele seks dan mannen. In de extreme vleugel van feminisme bestond zelfs lange tijd een stroming waarin vrouwen bewust kozen voor lesbisch-zijn, een ideologische bepaalde seksualiteit die bij mannen onbekend is.
OPWINDBAARHEID Blijft een feit dat Baumeisters barrage aan gegevens lang niet iedereen overtuigt van de stelling dat de vrouwelijke geslachtsdrift flexibeler is en die van de man dus 'biologischer' is. "Ik zou zeggen: zo'n stelling is nogal wiedes in een cultuur waarin tot voor kort vrouwelijke seksuele opwinding als niet-relevant werd beschouwd en mannelijke seksuele opwinding de norm was", zegt Rik van Lunsen, hoofd van de afdeling Seksuologie van het AMC. "Wij hebben experimenteel geen verschil in seksuele opwindbaarheid tussen mannen en vrouwen gevonden." Geslachtsdrift bestaat niet, vindt ook Van Lunsen. "Je moet een duidelijk onderscheid maken tussen de fysiologische opwindbaarheid en wat daarna gebeurt. Een persoon moet gemotiveert zijn om met die opwinding iets te gaan doen, de cognitieve elaboratie noemen we dat. Pas dan kun je spreken van geslachtsdrift." Bij experimenten in het AMC wordt bij proefpersonen de mate van doorbloeding van de geslachtsorganen gemeten tijdens blootstelling aan allerhande zaken, variërend van pornofilms tot het hormoon testosteron, dat ook bij de vrouwelijke seksualiteit een cruciale rol speelt. Van Lunsen: "Tot in de reactietijd in milliseconden vonden we amper fysiologische verschillen tussen mannen en vrouwen. Bij mannen ligt de opwindbaarheid iets hoger." Wat de AMC-seksuologen wèl duidelijk constateerde was dat in de beoordeling van de fysiologische opwindingen vrouwen zich sterker lieten leiden door externe omstandigheden, ze vonden hun gevoelens daarbij ook belangrijker dan de fysieke opwinding. Van Lunsen: "Maar in dat beoordelingsmoment van: ga ik iets met deze opwinding doen, is het volstrekt onmogelijk om een onderscheid te maken tussen culturele en biologische factoren. Mannen denken gemiddeld ongeveer 150 keer per dag aan seks, vrouwen 30 keer. Ik zou niet kunnen zeggen of dat biologisch of cultureel bepaald is. " Van Lunsen ziet zelfs nog een sociaal gevaar aan Baumeisters theorie: "Als mannen deze biologische verklaring nu maar weer niet als excuus gaan gebruiken voor allerlei grensoverschrijdend gedrag."
|
NRC Webpagina's 22 JULI 2000
|
Bovenkant pagina |
|