|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Met de bachelor- en master-structuur kun je alle
kanten op
Graaien in het Bama-model
TOT VERBAZING van de organisato ren was de grote zaal in het Zwolse congrescentrum te klein voor de conferentie 'Bachelor-Master revisited' van het Centre for Higher Education and Policy Studies ( CHEPS) anderhalve maand geleden. Toehoorders moesten op de trap of op de grond zitten. In de pauze werden klapstoelen aangesleept. De sprekers gaven hun opvatting over de invoering van het bachelor/mastermodel in het Nederlandse hoger onderwijs. Een onderwerp dat in een jaar tijd van borreltafelpraat voor liefhebbers is verworden tot een publiekstrekker van formaat. Niet zo gek, want de invoering van het bachelor/mastermodel (kortweg: 'bama-model') komt in hoog tempo naderbij. Vorig jaar tekende minister Hermans (Onderwijs) samen met 28 Europese collega's de zogenoemde Bologna-verklaring. Ze spraken af het Angelsaksische onderwijsmodel in Europa in te voeren. Dat betekent dat studenten (in Nederlandse verhoudingen: hbo'ers en wo'ers) een brede bachelorsfase volgen van 3 4 jaar, eventueel gevolgd door een meer specialistische masterfase van 1 2 jaar. Voordeel is dat studenten makkelijker kunnen overstappen naar een universiteit in het buitenland en vice versa. Bovendien zijn de diploma's internationaal beter vergelijkbaar. Duidelijke taal van de onderwijsministers. Hogescholen en universiteiten konden aan de slag. Er restte één probleem: hét bachelor/mastermodel blijkt niet te bestaan. Alleen al binnen de Angelsaksische landen, de bakermat van dit systeem, bestaan grote verschillen. De duur van de bachelorfase varieert van land tot land. In Groot- Brittannië mag een student zich na drie jaar studie bachelor noemen, in de Verenigde Staten duurt die opleiding vier jaar. De masterfase neemt in Groot-Brittannië een jaar in beslag, in de VS meestal anderhalf tot twee jaar. "Dat heeft ook te maken met de vooropleiding van de studenten", zegt Jindra Divis van de organisatie voor internationale samenwerking Nuffic. "Voor een bachelorstudie hebben Engelse scholieren A-levels nodig, te vergelijken met ons vwo. In de VS gaan alle scholieren naar de highschool. Dat niveau is veel lager dan het vwo. Iedereen met een highschooldiploma kan een bachelorprogramma volgen. Daar ligt het beginniveau van de bachelor dus veel lager." Ook verschilt de kwaliteit van de bachelor- en masterprogramma's van land tot land en tussen universiteiten. In Groot-Brittannië, net als in Nederland, zijn de opleidingen gemiddeld van goede kwaliteit. Al geeft een 'degree' van een elite-instituut als Oxford en Cambridge wel extra status. Binnen de VS zijn de kwaliteitsverschillen tussen de universiteiten enorm en maakt het een werkgever weinig uit dát een potentiële werknemer een bachelor- dan wel een masterdegree op zak heeft. Hij zal willen weten wáár hij hem gehaald heeft. Een degree van Harvard, Princeton of Yale heeft veel meer waarde dan een van een onbekende universiteit.
binair systeem Speciaal in Nederland is de adoptie van het bachelor/mastermodel lastig vanwege het zogenoemde binaire systeem met universiteiten én hogescholen. Een beroepsgericht bachelor of master op een hogeschool is anders dan een wetenschappelijk bachelor of master aan de universiteit. Maar hoe verhouden die zich tot elkaar? Mogen studenten met een beroepsgericht bachelor overstappen naar een wetenschappelijk master of vice versa? Mogen hogescholen eigenlijk wel masteropleidingen aanbieden? Moet aan de titel te zien zijn of iemand een universitair dan wel beroepsgerichte opleiding heeft afgerond? Wie bewaakt de kwaliteit van de verschillende opleidingen? Hermans werd dan ook in januari dit jaar bij de behandeling van het Hoger Onderwijs en Onderzoekplan ( HOOP) op het matje werd geroepen door Tweede-Kamerleden. Die wilden antwoorden op de vele vragen. Ze wilden weten hoe het bachelor/mastermodel in Nederland er zou gaan uitzien. Hermans moest het antwoord schuldig blijven. Hij wilde eerst nog overleggen met verschillende onderwijsorganisaties en wachten op het advies van de Onderwijsraad, het hoogste adviesorgaan van regering op het gebied van onderwijs. Dat advies heeft hij inmiddels. Afgelopen woensdag ontving hij het van de voorzitter van de commissie A. Rinnooy-Kan, de vroegere voorzitter van de werkgeversorganisatie VNO/NCW en thans bestuurslid van de ING Groep. Volgens de Onderwijsraad zouden hogescholen een vierjarig bachelor moeten aanbieden waarbij de student wordt klaargestoomd voor de arbeidsmarkt. Het bachelordiploma komt dus overeen met het huidige hogeschooldiploma. Universiteiten zullen een driejarig bachelor aanbieden, waarna in principe alle studenten verder zouden moeten gaan met een masteropleiding. De mastertitel is gelijk aan de huidige doctorandustitel de bachelordiploma is geen einddiploma, en te vergelijken met het in onbruik geraakte kandidaatsexamen. Tot zover heerste er min of meer consensus aan hogescholen en universiteiten. Maar de Onderwijsraad heeft meer in petto: als ze dat wensen, mogen hogescholen ook masteropleidingen aanbieden, luidt het advies. Die moeten ze dan wel zelf bekostigen. Voorzitter Leijnse van de HBO-raad is daar niet blij mee omdat de universitaire masteropleidingen wel worden gesubsidieerd. Dat is "ongelijke behandeling". Zowel universiteiten als hogescholen moeten studenten kunnen selecteren voor de masterfase, stelt de Onderwijsraad verder voor. In Engeland bijvoorbeeld is het de gewoonste zaak van de wereld dat studenten solliciteren naar een plek op een masteropleiding. In Nederland zou zo'n selectie op grote schaal een unicum zijn. Op dit punt hebben de studentenbonden grote kritiek. Zij vrezen dat universiteiten zich zullen profileren op kwaliteit en alleen de beste studenten toelaten. En mogelijk hoge collegegelden zouden de arme studenten wel eens kunnen ontmoedigen. De minder getalenteerde of minder rijke studenten vallen dan buiten te boot. I SO-voorzitter Maudy Keulemans is van mening dat het bachelorsdiploma elke student toegang moet verschaffen tot een masterdegree.
het zere been Het verschil tussen hogescholen en universiteiten moet blijven bestaan, vindt de Onderwijsraad. Dat is tegen het zere been van veel hogeschoolbestuurders, die juist willen hogescholen en universiteiten een gelijke status krijgen. H BO-raad voorzitter Leijnse pleitte zelfs verschillende keren voor het afschaffen van het binaire stelsel omdat de verschillen tussen de instellingen in zijn ogen steeds kleiner waren geworden. Zijn Utopia ligt in een "open hoger onderwijsruimte". Een van de belangrijkste aspecten van het advies van de Onderwijsraad ten slotte is wat er níet instaat. De commissieleden wilden nadrukkelijk geen blauwdruk maken voor de toekomst van het hoger onderwijs, zegt commissielid H. Adriaansens, dean van het University College in Utrecht, de eerste instelling in Nederland waar studenten - al sinds twee jaar - voor een bachelorsdegree worden opgeleid. Adriaansens: "Binnen aan te geven grenzen, blijft er voor instellingen veel vrijheid over om een eigen invulling te geven aan de bachelor/masterstructuur. Zo zal de bachelorsfase een brede opleiding zijn, maar hóe breed kan een universiteit zelf bepalen." De grenzen moeten worden bewaakt door een onafhankelijke accrediteringsraad, zegt de Raad. Die moet de kwaliteit van alle opleidingen beoordelen. Alleen goedgekeurde opleidingen worden erkend en komen in aanmerking voor bekostiging. Het gevolg van een dergelijke opstelling is dat de diversiteit in het hoger onderwijs zal toenemen. Dat ligt vooral voor de hand omdat er binnen instellingen zeer verschillend wordt gedacht over de invulling van het bachelor/mastermodel. De bestuursvoorzitter van de Universiteit van Amsterdam S. Noorda wil het liefst fuseren met de Hogeschool Amsterdam, waarbij studenten kunnen overstappen van universiteit naar hogeschool en vice versa. Aan de andere kant van het spectrum staat zijn college J. Veldhuis die vermenging juist wil voorkomen. "We hebben in Nederland al zo weinig differentiatie", is zijn belangrijkste argument. Veldhuis is van mening dat universiteiten en hogescholen ieder een eigen deel van de markt bedienen en wil dat vooral zo houden. Onderzoek en masteropleiding dienen in zijn optiek aan universiteiten te worden voorbehouden. Tussen Noorda en Veldhuis ligt een baaierd aan ideeën en opvattingen. Dat blijkt uit een rondgang langs de universiteiten van CHEPS-onderzoeker Marijke van der Wende. Zij vroeg bijvoorbeeld naar de duur van de opleidingen die de universiteiten voor ogen hebben. De Rotterdamse Erasmusuniversiteit zou graag een driejarig bachelor combineren met een tweejarig master. Vijf andere universiteiten blijken voorstander van zowel een- als tweejarige masterprogramma's, afhankelijk van de inhoud van de studie. De Katholieke Universiteit Nijmegen wil daarnaast nog een driejarig master invoeren voor de theologische opleidingen. Over de vraag van Van der Wende of studenten na het behalen van het bachelor voldoende zijn toegerust om te gaan werken, zijn de meningen eveneens verdeeld. De TU Delft en de Rijksuniversiteit Groningen zijn van mening dat een universitair bachelor pertinent niet als einddiploma mag worden beschouwd. De Katholieke Universiteit Brabant vindt dat studenten na hun bachelor gestimuleerd moeten worden om door te studeren. Vier andere universiteiten menen echter dat studenten zelf moeten weten of ze gaan werken of doorstuderen na het behalen van hun bachelor.
mobiliteit Ook op de vraag of hbo'ers, studenten van andere universiteiten of zelfs ook de eigen studenten voor een masteropleiding door de selectiemolen moeten worden gehaald, variëren de antwoorden. De meeste universiteiten richten zich met hun masterprogramma's, behalve op hun eigen studenten, ook op buitenlandse studenten. Hbo'ers zijn bij veel universiteiten eveneens welkom, maar niet in Utrecht. Vooralsnog denken alleen Wageningen en Nijmegen erover hun masterprogramma's toegankelijk te maken voor werkenden die verder willen leren.In het door Hermans zo geprezen idee van mobiliteit tussen Nederlandse universiteiten ziet alleen Maastricht voorlopig iets. De contouren tekenen zich af, maar hoe het hoger onderwijs er in Nederland precies gaat uitzien is dus nog een kwestie van afwachten. Zeker lijkt wel dat de verschillen tussen instellingen zullen toenemen en studenten een steeds ruimere keus zullen krijgen. Wellicht had Noorda (UvA) gelijk toen hij aan het begin van dit jaar in deze krant reageerde op de veelvuldige kritiek die hem te beurt viel nadat hij zijn opvatting over het bachelor/mastermodel had gepresenteerd: "Ik heb de waarheid niet in pacht, maar in Amsterdam doen we het zo. Van mij hoeven anderen dat niet over te nemen, laat iedereen zijn eigen weg kiezen."
|
NRC Webpagina's 8 JULI 2000
|
Bovenkant pagina |
|