|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Nederlandse bolletjesslikkers zitten, staan en sterven
in de cel in Suriname
Wij mogen de zon niet zien
Als een beest hebben ze hem behandeld. Dat kan ons ook overkomen." Woede en ontreddering in de cellen van politiebureau Nieuwe Haven in Paramaribo. Deze maand overleed daar de 36-jarige Nederlandse gevangene C.R. uit Spijkenisse. Aan longontsteking, volgens het sectierapport. Aan de gevolgen van nalatigheid van de autoriteiten, volgens celgenoten. De Nederlandse verdachten en veroordeelden vestigen nu hun hoop op de Surinaamse minister van Justitie. Zij wil Nederlandse drugscriminelen naar hun land terugsturen. Opwinding in de politiecellen: "We hebben de minister gehoord op de radio. Zit er schot in de zaak?" Politiebureau Nieuwe Haven heeft plaats voor 96 arrestanten. Maar er zitten 267 mannen. Tachtig van hen zijn al veroordeeld en hadden moeten doorstromen naar de gevangenis. "We zijn net sardientjes in een blikje", schampert een jongen met ontbloot bovenlijf, rastavlechtjes en een onmiskenbaar Rotterdams accent. "Het is hier geen Noordsingel, maar Moordsingel." Hij is een van de 33 bewoners van de 'Grote 1', een cel met twaalf bedden en acht hangmatten. Van die 33 hebben er elf een Nederlands paspoort. Het aantal Nederlanders in de Surinaamse cellen is volgens de Nederlandse ambassade aanzienlijk toegenomen; het overgrote deel zit vast in verband met overtreding van de Opiumwet. Waren het er eind 1997 45, in 1998 waren het er 80 en eind vorig jaar 203. Vorig jaar zijn in Suriname 483 drugskoeriers van diverse nationaliteiten aangehouden. In de eerste helft van dit jaar zijn dat er 254, van wie er 76 bolletjes hadden geslikt. Hun leeftijd liep uiteen van elf tot zestig jaar. Een bolletje bevat ongeveer vijf gram cocaïne, stevig verpakt in plastic, met een omhulsel van de vingers van rubberen huishoudhandschoenen. Voor hun diensten ontvangen de koeriers een ticket, verblijfskosten en honderd gulden per bolletje. Bolletjesslikkers onderscheiden zich van 'normale' criminelen, vindt Chandrika Santokhi, een van de twee hoofdcommissarissen van politie en hoofd van de Justitiële dienst van Suriname. "Hun gemiddelde opleiding ligt veel hoger dan die van andere verdachten. Het zijn vaak geen dropouts, maar mensen met een goede maatschappelijke job. Armoede is niet hun hoofdmotief. Zij zijn uit op verhoging van hun welvaartsniveau, versterking van hun eigen financiële positie, de aanschaf van meer spullen, duurdere kleding. Hebzucht lijkt de belangrijkste drijfveer." De Surinaamse minister van Justitie en Politie, Yvonne Raveles-Resida, wil dat Nederlandse drugscriminelen voortaan hun straf uitzitten in hun eigen land. "Ons land kan en wil de verzorging van die mensen niet meer bekostigen. Als de vraag niet zo groot was, zou het aanbod er ook niet zijn. Wij zijn het er absoluut over eens dat de mensen moeten worden weggestuurd en door Nederland zelf moeten worden aangepakt." Tot nu toe heeft Raveles Den Haag nog niet op de hoogte gebracht van haar plannen. "Het moet nu wel op schrift gesteld worden, dat is een elegante manier om dingen af te handelen. Ik ga het bespreekbaar maken en dan ga ik het doen", zei de minister vorige week.
Vluchtpoging Voor iedere cel in bureau Nieuwe Haven staat een emmer. "Om in te urineren. 's Nachts mogen wij niet naar de wc en overdag horen de agenten ons niet altijd roepen. Die anderen plassen in flesjes. Die steken ze tussen de tralies. Maar wij zijn met te veel, er is niet genoeg plaats voor al die flesjes. Die jongen daar wilde gisternacht naar de wc, maar de agent hoorde hem niet. Dus maakte hij wat meer kabaal en toen trok de agent zijn pistool." De naam van die agent? "Die is mij ontschoten." Volgt een verhaal over een ontstoken kies. "Ik had een abces, mijn gezicht was helemaal dik. Maar ze wilden me niet laten opereren. Ik heb mijn kies toen maar zelf getrokken." In een hoekje van de cel zit een bleke, magere jongen op de vloer. Een Tsjech van 24, in zijn buik geschoten tijdens een vluchtpoging. "Ik kan niet lopen, ze moeten me dragen naar het toilet. Ik heb wel gevoel in mijn voeten, maar ik denk dat er een zenuw is geraakt." Op aandringen van de anderen toont hij zijn littekens. "Ze ontsteken en erom heen begint het te schimmelen. De zuster zegt dat ik met babyzeep moet baden. Maar ik ben afgestudeerd bioloog, ik weet echt wel dat dat niet helpt." Werk, sport, beweging en privacy zijn niet weggelegd voor arrestanten en gedetineerden in een cellenhuis. "Luchten? Wij mogen de zon niet zien. Alleen als je de cel gaat schoonmaken, mag je vijf minuten op de gang. Heb je vrienden in de leiding, dan krijg je wat meer ruimte. Wat we de hele dag doen? We praten, we kaarten, we dammen, en soms zijn er vechtpartijtjes. Door de spanning, begrijpt u wel?" Het ruime kantoor van hoofdcommissaris Chandrika Santokhi ligt pal boven het bomvolle cellenhuis. "Onze cellenhuizen zijn perfect, ze voldoen aan internationale standaarden", verklaart hij. "Er is rekening gehouden met slaapgelegenheid, sanitaire voorzieningen, ruimte voor de advocaat en medische faciliteiten. Maar politiecellen zijn bedoeld voor een kort verblijf van maximaal veertien dagen, en daarna nog hooguit dertig dagen. Op het moment dat iemand in bewaring gesteld wordt, moet hij naar het huis van bewaring." Toch verblijven sommige gevangenen reeds jaren in een politiecel. Aan huizen van bewaring en gevangenissen, waar wel de regel wordt gehanteerd van één persoon per cel, is een tekort. De criminaliteit is volgens Santokhi behoorlijk verruwd, en de meest voor de hand liggende oplossing zou uitbreiding van de cellenhuizen zijn. "De verdachten moeten gehuisvest worden, de maatschappij moet beschermd worden. Maar de publieke opinie keert zich tegen een overheid die teveel investeert in opvang en begeleiding van criminelen, terwijl de gezondheidszorg en het onderwijs achteruitgaan en er nog kinderen op straat werken." Hij haalt een bekende Surinaamse uitdrukking aan, A kis' den moi. "'Hun verdiende loon' betekent dat, vrij vertaald. Dat horen wij heel vaak." Overbevolkte politiecellen zijn in Suriname geen nieuw fenomeen. Aan het einde van de jaren tachtig zaten Surinaamse cellen zó vol dat de politie verdachten moest onderbrengen in werkruimten. Begin jaren negentig bezocht een Nederlandse Tweede-Kamermissie de politiecellen. Net als hun Surinaamse collega's waren de parlementariërs geschokt door de overbezetting en de mensonterende situaties. Santokhi lacht bij de herinnering. "Na dat bezoek lustten nog maar weinig mensen een hapje en een drankje." Na het bezoek van de Kamerleden werden enkele cellenhuizen met medewerking van Nederland ingrijpend gerenoveerd, op voorwaarde dat ook het 'insluit- en heenzendbeleid' werd herzien. Daarover werden afspraken gemaakt waar nog niets van is terechtgekomen. Nog steeds zijn alternatieve straffen niet mogelijk, worden - soms minderjarige - kruimeldiefjes opgesloten samen met moordenaars en zitten verdachten veel langer vast dan volgens het - te laat gevelde - vonnis had gehoeven. Velen zitten een groot deel van hun straf uit in de politiecellen, die op niet meer dan een kort verblijf zijn berekent. Santokhi: "Dan krijg je inderdaad een oncontroleerbare situatie: overbevolking; achteruitgang van hygiëne; en onvoldoende controle want daarvoor zijn maar vier politiemannen beschikbaar. De achteruitgang van de algemene sociaal-economische situatie zorgt in de cellenhuizen voor minder materiaal, minder reinigingsmiddelen, minder investeringen. En dat komt de kwaliteit niet ten goede."
Gesmokkelde brief Daar kunnen de mannen in de cellen van Nieuwe Haven van meepraten. In een vorige maand naar buiten gesmokkelde brief noemden tien gevangenen de behandeling in het cellenhuis 'mensonterend'. Hiermee wilden zij de wereld informeren over de dood van hun medegevangene C.R. Op 6 december vorig jaar belandde hij in de cel Grote 1. De dag ervoor was hij aangehouden op de luchthaven met 79 bolletjes cocaïne in zijn maag, die hij naar Nederland zou smokkelen. Ruim een half jaar later overleed hij. Hij zat nog in voorarrest; de rechtsgang in de voormalige kolonie verloopt bijzonder traag. Zuster K. Ramjiawan, die dagelijks spreekuur houdt op het politiebureau, leest uit een schriftje voor wat er aan zijn dood vooraf ging. Zij maakt deel uit van het medisch team van vier verpleegkundigen en een arts dat waakt over de gezondheid van gevangenen in acht politiecellen. "Op maandag 5 juni kwam hij voor het eerst bij mij. Hij klaagde over hartkloppingen, hyperventilatie en slaapstoornissen. Zijn bloeddruk was te hoog: 140/100. Van dokter Tewarie mocht hij 's avonds vijf milligram valium. Twee dagen later was zijn bloeddruk nog steeds hoog. Bovendien waren zijn enkels gezwollen." Vrijdag stuurde de dokter R. voor onderzoek naar het lab; zuster Ramjiawan gaf het briefje persoonlijk af aan de parketwacht. Pas dinsdag had de parketwacht tijd hem naar het lab te brengen. Politiewoordvoerder R. Gajadhar en huisbewaarder K. Gulzar luisteren aandachtig mee. Donderdag 15 juni kwam R. niet naar het spreekuur. Gulzar had die dag dienst. "Tegen half twaalf riep een agent mij. Hij zei dat die man ziek was. Ik ben gaan kijken. Hij zat op een stoel op de gang en ademde hevig. Ik heb de broeder gebeld, maar die was er niet. Hij ging weer naar zijn cel, maar op een gegeven ogenblik droegen de andere mannen hem naar buiten. Ze zeiden dat hij er ernstig aan toe was. Ik heb onmiddellijk de EHBO gebeld, maar alle ambulances waren uitgereden in verband met een verkeersongeluk. Nog geen uur later was de zuster hier. Ze keek en zie: die man is overleden." De uitslagen van het laboratoriumonderzoek - een verstoorde nierfunctie - kwamen binnen toen C.R. al was overleden. De parketwacht heeft het wel vaker te druk om patiënten te vervoeren, zegt zuster Ramjiawan. "Ik heb gisteren ook weer kabaal geschopt. Een man had scheermesjes ingeslikt en moest met spoed naar het ziekenhuis. Maar ze hebben hem niet gebracht. Ik was zó boos, zó geïrriteerd, dat ik zei: als u die mensen niet brengt, was ik mijn handen in onschuld." C.R. was kerngezond toen hij in Grote 1 kwam, zegt een voormalige celgenoot. "Maar er kwam nooit bezoek, dus hij kreeg geen extra voeding. Alleen de Nederlandse ambassade kwam hem zien, één keer in de zes weken of zo. Maar sinds zijn dood is hier niemand van de ambassade geweest. Waar hij sliep? Op de grond. Hij kon zich nooit helemaal uitstrekken." Vier dagen voor zijn dood was C.R. naar een andere cel verhuisd, een met zes bedden en vijf hangmatten voor zestien mannen. "Hij was de oom van mijn vriendin", vertelt een jongen van 21 met een gouden tand en een wenkbrauwpiercing. "Zij zeggen dat hij longontsteking had, maar dat geloven wij niet. Zijn enkels waren heel erg dik en in zijn slaap moest hij poepen en plassen. Of de familie al weet dat hij dood is? Dat weten wij niet."
Adequate verzorging Inmiddels is de familie in Spijkenisse hierover geïnformeerd door de Nederlandse ambassade in Paramaribo. Vier medewerkers van de consulaire dienst bezoeken de 265 Nederlandse gevangenen, die bijna allemaal vastzitten voor drugssmokkel. Over het overlijdensgeval mag alleen het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag mededelingen doen. Woordvoerder Bas Brusche zegt dat C.R. regelmatig is bezocht. "Helaas was toen niet duidelijk dat hij ziek was. Wij hebben pas een paar dagen na zijn dood er melding van gekregen. Wij hebben nog dezelfde dag de autoriteiten gevraagd om ons te informeren over de doodsoorzaak." Minister Van Aartsen ( VVD) van Buitenlandse Zaken erkende vorige maand dat de situatie in de overvolle cellenhuizen 'inderdaad bijzonder slecht is'. In reactie op vragen van het Tweede-Kamerlid Jan de Wit ( SP) schreef hij: 'Hoewel het de ambassade niet mogelijk is deze situatie in de cellenhuizen wezenlijk te verbeteren, probeert zij wel enige verlichting te bewerkstelligen door het verstrekken van artikelen om in het levensonderhoud te voorzien en door te bemiddelen bij medische klachten.'De ambassade in Paramaribo heeft inmiddels een autopsierapport ontvangen over de dood van C.R. Volgens ingewijden staat daar in dat de politiedokter R. vijf dagen later naar het laboratorium heeft verwezen dan de zuster aangaf. Woordvoerder Bas Brusche gelooft niet dat het ministerie om nader onderzoek zal vragen. "Wij zijn wat dat betreft afhankelijk van de Surinaamse autoriteiten. In z'n algemeenheid vinden wij het heel belangrijk dat de Nederlandse gevangenen in zo goed mogelijke omstandigheden verkeren. En ja, het baart enige zorg dat iemand longontsteking heeft. Dat is voor ons een reden om te blijven bekijken hoe goed die omstandigheden zijn en dat mensen een adequate medische verzorging krijgen."
Pakkans De certificaten, badges en diploma's aan de muren van hoofdcommissaris Santokhi's kantoor getuigen van een brede oriëntatie op het gebied van internationale drugsbestrijding. Over de pakkans van drugscriminelen maakt Santokhi zich geen illusies. "Die is nog steeds gering. Interpol gaat ervan uit dat ongeveer vijftien procent van alle smokkelaars wordt aangehouden. Er zijn dus nog steeds veel succesverhalen. Jongeren horen: het is hem vier keer gelukt, zij is er drie keer doorgekomen. Dan denken ze: als het zoveel mensen lukt, waarom zou ik het dan niet redden?" De Surinaamse politie beschikt sinds kort over twee drugshonden, maar de middelen blijven beperkt, erkent Santokhi. "Wij werken nog vrij traditioneel. Op Zanderij ontbreekt scanapparatuur en wij kunnen geen urinetests doen. Bij de narcoticabrigade in de stad is een ruimte waar de verdachten blijven tot de bolletjes zijn uitgepoept. In een emmer, ja. Vroeger gingen ze naar de cellenhuizen, maar daar zaten celgenoten letterlijk te wachten tot de kip de gouden eieren ging leggen. Mensen zijn daar door lotgenoten behoorlijk toegetakeld." De narcoticabrigade werkt onder onhygiënische omstandigheden. "We hebben erover gesproken met de Nederlandse ambassade, en er is een projectdossier naar Den Haag gestuurd voor een werkruimte met moderne sanitaire voorzieningen. Buitenlandse Zaken reageerde met de mededeling dat ze het wel begrepen, maar dat ze zich afvroegen wat de basis voor de samenwerking zou moeten zijn." Santokhi kan zich voorstellen dat Suriname's minister van Justitie Nederlandse bolletjesslikkers wil terugsturen. "Zij heeft initiatieven ontplooid om gesprekken aan te gaan met Nederland. Elke gelegenheid heeft zij te baat genomen om dat signaal te geven: luister, ik wil praten over die bolletjesslikkers. Het is een probleem dat de minister als zeer nijpend ervaart. Maar het probleem is voor Nederland misschien wel groter dan voor Suriname. Dat weet ik via contacten die ik heb. Dit is een mooi voorbeeld van een probleem dat twee staten als nijpend ervaren, maar dat door allerlei politieke zaken niet bespreekbaar is." Hij is voorstander van rechtstreekse samenwerking. "Criminaliteit is een technisch probleem. Mensen worden in Holland gerecruteerd. Hollandse politiekorpsen weten wie de bolletjesslikkers werven en naar Suriname sturen. Wij houden hier bolletjesslikkers aan. We móeten gewoon gaan samenwerken. Maar in de praktijk blijkt dit allemaal moeilijk te verlopen. Gelukkig zien we de laatste tijd dat de Centrale Recherche Informatiedienst ( CRI) meer ruimte geeft aan de politiekorpsen om rechtstreeks contacten met ons te leggen. Dat werkt soms beter. "Maar je kunt nog zoveel informele samenwerking hebben, als de zaken bij de rechter liggen, hebben de resultaten totaal geen waarde. Want je moet het bewijsmateriaal toch formeel opvragen op basis van het rechtshulpverdrag. En daar zie je het nadeel van de politieke geladenheid van de hele relatie." De samenwerking met landen waarmee Suriname géén verdrag heeft, verloopt juist veel soepeler. "Vandaag komt onze Franse collega, een paar weken geleden waren er wat Belgen, ze sturen gewoon een faxje, ze bellen even en ze komen. Maar Nederlandse collega's staan al weken in de startblokken en ze wachten nog steeds. De samenwerking met Nederland is eigenlijk zeer technisch van aard, maar kan niet van de grond komen omdat alles via de ministers moet lopen." Het Schipholteam, een speciaal team van marechaussee, douane en FIOD, dat sinds 1994 bestaat, is enkele keren in Suriname geweest voor overleg. "We hebben toen een afspraak gemaakt: wat wij hier niet kunnen onderzoeken, geven we aan jullie. In het vliegtuig kunnen ze toch niets doen en jullie hebben daar die hele testapparatuur, de X-ray, de honden. Dat werkte perfect, namen werden doorgefaxt en de mensen werden daar gecontroleerd en eventueel aangehouden. Tot Nederland zich anderhalf, twee jaar geleden op het standpunt stelde dat alle informatieuitwisseling met Schiphol via de CRI moest lopen. Wat bleek? De vliegtuigen landen tegen zeven uur 's ochtends op Schiphol. En ik wil zaken doen met mensen die daadwerkelijk op de controle zitten. Niet met instellingen die nog slapen als ik die informatie moet doorgeven." Drie Nederlandse drugscriminelen besloten niet te wachten op minister Raveles. Deze week keerden zij vermoedelijk op eigen gelegenheid terug naar Nederland. Het drietal wist zondagnacht samen met twee Surinamers te ontsnappen uit het cellenhuis van Nieuwe Haven nadat ze de tralies hadden doorgezaagd. Politiechef Santokhi verwacht niet dat hij de drie nog terugziet. "Uit ervaring weten we dat Nederlanders direct naar het buurland Frans- Guyana gaan. De Franse autoriteiten zijn gebonden aan het beleid van de Europese Unie. Zij leveren geen Nederlanders uit aan Suriname. Die krijgen daar een laissez passer en gaan naar Amsterdam."
|
NRC Webpagina's 1 JULI 2000
|
Bovenkant pagina |
|