F I L M V O O R A F :
De mens is de mens, een wolf
Mark Duursma
Twee mannen met panne in een
duinlandschap. De kleine zit zuchtend en steunend in de auto, de grote
loopt er zuchtend en steunend achteraan. Gestrand zijn ze, en ook nog
gewond. De opening van Roman Polanski's Cul-de-sac (1966) wekt
onmiddellijk associaties met Herenleed en Beckett. Absurdisme
uit een voorbije tijd. Vervreemding heette dat.
De twee mannen zijn gangsters en vinden onderdak in een verlaten
kasteeltje dat alleen met eb over land bereikbaar is. De kleine
overlijdt aan zijn verwondingen, de grote terroriseert het echtpaar dat
het kasteel bewoont. Kern van de film is het spel om de macht tussen de
gangster, de excentrieke Engelsman en zijn jonge, Franse echtgenote.
Cul-de-sac maakt een gedateerde indruk. Deels ligt dat aan de rol
van Françoise Dorléac. Ze speelt de jonge echtgenote als
een typische jaren zestig-vrouw: mooi, ongrijpbaar, grillig. Schijnbaar
sterk en onafhankelijk, maar ondertussen zoekend naar bevestiging van
elke man die voorbij komt. Nooit te beroerd om de zwarte koltrui uit te
doen, altijd in om even te douchen of te zwemmen, prikkelend door
zwijgzaamheid. Nouvelle Vague-regisseurs, Godard voorop, waren gek op
dat soort vrouwen, bij Antonioni duiken ze ook vaak op. Dorléac
is extra mysterieus: een jaar voor Cul-de-sac maakte Polanski
Repulsion met haar zus Catherine Deneuve, een jaar later
verongelukte ze als grote belofte, 25 jaar oud.
Meer in het algemeen is het de combinatie van absurdisme en
maatschappijkritiek, die de film zo onmiskenbaar tot een produkt uit de
jaren zestig maakt. Die de film tot toneelstuk-in-vermomming maakt.
Alleen in Parijs schijnt Ionesco nog steeds gespeeld te worden. Elders
in de wereld is het toch wel gedaan met die ingetogen nonsens, zwanger
van de suggestie dat er, verborgen in symboliek en zwarte humor, hele
zinnige dingen worden beweerd over de condition humaine en de
heimelijke mechanismen van onze samenleving. Wat er dan precies wordt
beweerd, blijft bij Beckett, Ionesco en aanverwanten altijd nogal
schimmig, maar duidelijk is wel dat wij mensen in onze omgang met
soortgenoten ernstig te kort schieten.
De mens is de mens, een wolf, daar kan het hele oeuvre van Polanski mee
worden samengevat. Bijna dertig jaar na Cul-de-sac maakte hij
Death and the Maiden, naar een toneelstuk van de Chileense
schrijver Ariel Dorfman. Opnieuw een spel om de macht tussen drie
mensen in een verlaten huis langs de kust. Opnieuw speelt de prachtige
locatie een belangrijke rol, en heb je toch het gevoel dat het theater
een betere plaats voor die tekst was geweest. Het grote verschil tussen
de twee films is het ontbreken van humor in Death and the Maiden.
De confrontatie tussen slachtoffer en beul is larmoyant, zonder enige
vorm van relativering. Dan toch maar liever het gedateerde absurdisme
van Cul-de-sac. Daar kon je tenminste nog lachen om Donald
Pleasance als de excentrieke echtgenoot.
Cul-de-sac (Roman Polanski, 1966, UK), BBC1, 1.50-3.35u.