|
|
NIEUWSSELECTIE The Gladiator (officiële site) The Gladiator (Internet Movie Database)
|
Verschrikking en verval in de film 'Gladiator'
Rome is zwart
De wereld is van ijzer. Je loopt; je hele omgeving is één grote, logge ijzeren machinerie die vuur spuwt en verderf zaait; de modder en sneeuw reiken tot aan je kuiten; paarden stuiven je woest snuivend voorbij; in de mist kun je nauwelijks je eigen legeronderdeel herkennen; je kameraden zijn nevelachtige spoken van ijzer; ergens in het onzekere vóór je hoor je het angstaanjagend gebrul van de barbaren uit de bossen opstijgen en het enige waardoor je in beweging blijft is die hoge, bijna klagende roep door de mist: 'Houdt de lijn!'Het is bitter koud en donker aan deze noordelijke grenzen van het Romeinse rijk, en nevelig en overal is een onzichtbare vijand, die zich schuilhoudt in ondoordringbare paleizen van dennenbossen. De hellingen zijn bedekt met pakken sneeuw, de wouden vormen er angstaanjagende zwarte vlekken op. Wat er achter de heuvels ligt is onbekend. Er kunnen wolven schuimen, of beren. Hier houdt de wereld op - en overal loeren de ogen van de barbaren die zich achter de natte dode stammen van de dennen ophouden, oplossen in de mist, verdwijnen in het niets. 'Het leven is een angstige droom', zegt de Romeinse keizer Marcus Aurelius in de film Gladiator, enkele uren voordat hij sterft. Om hem heen is niets dan de duisternis van Germania, Rome is ver weg, zo ver dat Rome nog slechts een idee lijkt, een samenzwering, een luchtspiegeling wellicht. Het is het jaar 180 na Christus. De slag om Germania, het enige gebied dat zich zo koppig niet wil neerleggen bij onderwerping aan de Pax Romana, toont het beste van wat Hollywood vermag. Zo'n dreunend geweld, zulke gigantische troepenbewegingen, zo'n enorm winterkwartier - het is allemaal huiveringwekkend dichtbij en plastisch. Zó zag de wereld er uit in dat jaar, leeg, onbewoond behalve door dreigende hordes, gehuld in berenvellen, aan wie niets menselijks te bekennen was. De wereld vóórdat de macht en het licht van Rome zich er vestigden, leeg en onherbergzaam. Sombere en koude beelden zijn de opmaat van het verhaal dat de ondergang van Rome inluidt. Keizer Marcus Aurelius is stervende en wijst als opvolger níet zijn zoon Commodus aan, maar generaal Maximus. Commodus geeft opdracht Maximus te doden en neemt toch de macht in handen. De keizer is dood, lang leve de keizer! Het was de historicus Edward Gibbon die in zijn klassiek geworden standaardwerk The History of the Decline and Fall of the Roman Empire (1788) voor het eerst stelde: "Als je één periode in de geschiedenis van de wereld zou moeten noemen, waarin het menselijk ras het gelukkigst en welvarendst was, dan was het wel vanaf de dood van Domitianus tot aan de troonsbestijging van Commodus." Velen hebben het hem nadien nagezegd: met Commodus zette de neergang van het Romeinse Rijk in. De film Gladiator toont die neergang in de wederwaardigheden van één man: de door Commodus ter dood veroordeelde generaal Maximus, die aan zijn dood weet te ontsnappen en na vele jaren als gladiator naar Rome terugkeert. Het is niet de eerste keer dat Hollywood zich uitslooft met een historische spektakelfilm uit het tijdperk van het Romeinse rijk. Integendeel, je zou bijna zeggen dat de Romeinse overheersing het gegeven bij uitstek is waarmee de Hollywoodfilmers willen laten zien wat ze kunnen, de meesterproef zogezegd. Het schip de Titanic is maar één keer op een ijsberg gelopen, maar er zijn Romeinse keizers, consuls en generaals genoeg om nog jaren vooruit te kunnen. De eerste film van dat soort was Sam Zimbalist's Quo Vadis, een twee uur en drie kwartier durend megawerk uit 1951. Daarna volgden, snel achter elkaar, Ben Hur van William Wyler uit 1958 (dríe uur en drie kwartier!); The Fall of the Roman Empire van Anthony Mann (1960) (meer dan drie uur) en ten slotte, uit datzelfde jaar, Spartacus van Stanley Kubrick (drie uur achttien minuten). Er is geen babyboomer in Nederland te vinden die niet minstens twee van de vier genoemde spektakelfilms heeft gezien. Hollywood reed met het geweld van honderd zegekarren ons, arm West-Europa, binnen en we stonden te kijken zoals de barbaren in het jaar 180 na Christus naar de twintigduizend legionairs van Marcus Aurelius moeten hebben gekeken: zoveel macht en kracht hadden we nog nooit gezien. Ik met mijn tien jaren had althans nog nooit zoiets moois gezien: die wapperende rode mantels en die rode vederbossen op de helm; die marmeren paleizen waar men altijd in het zwembad lag; die enorme mensenmassa's die uit één keel brulden 'Hail Cesar!' Pas later, veel later, toen ik de films terugzag, ben ik me gaan verwonderen over het feit dat zo kort na '45 massascènes werden geregisseerd die in het Neurenberg van 1935 niet zouden hebben misstaan. De strak uitgestoken arm, als in één beweging, en de ene stem uit duizenden kelen, de eenzame leider die dat alles hoog boven het gewoel aanziet - je zou bijna kunnen raden waar Hollywood zijn inspiratie had opgedaan. Niemand in West-Europa zei: die beelden komen ons bekend voor. Was dat niet de wereld van de vent die we vermorzeld hebben? Nee, men verwelkomde de massafilms met enthousiasme. Van 1950 tot en met 1960 liet Hollywood zich vele keren inspireren door de geschiedenis van het Romeinse rijk, niet in de laatste plaats omdat het de kans bood een blik te werpen op het beginnende christendom. In Quo vadis zijn het de eerste christenen die de martelaarsrol mogen spelen in het circus van Rome onder keizer Nero. Alsof er niet in een nabij verleden wel iets anders was om ach en wee over te roepen. Blijmoedig zingend als op een EO-dag in Spakenburg lopen de christenen in de open bek van de leeuw, terwijl Peter Ustinov als Nero met zijn ogen rolt en zijn dikke lijf kronkelt als speelde hij nog in de stomme film. Rome ligt er trouwens aan de golf van Napels. Geen idee had Hollywood. Bij Ben Hur had men de geschiedenis beter bestudeerd, maar ook deze film had wat je noemt een blijde boodschap. Pas bij The Fall of the Roman Empire heeft men enig oog voor de politieke verhoudingen tussen keizer en senaat, voor de historische feiten en voor de loop van de wereldgeschiedenis toen Hollywood nog niet bestond. Toch moet er, hield ik mezelf voor toen ik een kaartje kocht voor Gladiator, een verschil te zien zijn tussen de vier vroege klassieke films en de Romeinse Hollywood-film die na een stilte van veertig jaar het licht ziet. Ik zou nu niet meer zo gauw vallen op het blote, bezwete bovenlijf van Charlton Heston als galeislaaf. Zijn blik zou me te blauw zijn, zijn borstkast te breed. Maar wie doet ooit de zeeslag na, waarin honderden roeispanen het verloop van de strijd bepaalden? En wie durfde zes volle minuten te nemen voor het wagenmennersconcours dat in het circus van Rome werd gehouden? Zulke fantastische filmscènes zouden moeilijk worden geëvenaard. Maar de rest van al die films? Was er iets wat ik in Ben Hur niet meer verdroeg en in Gladiator wel? Ja, dat is er en het is nogal in het oog springend. Hoe grillig mensen met hun eigen lot omgaan blijkt uit het feit dat niet lang na de Tweede Wereldoorlog het beeld van Rome dat in de vroege films wordt geschetst, even vals is als verheerlijkend, even triomfantelijk als foutief. Rome is in de eerste plaats grandeur, zowel op het materiële als op het individuele vlak en het is een grandeur waar men naar hunkert, al is het dan vanaf de bioscoopstoel. Zo triomfantelijk Rome binnenrijden als Messala doet (in Ben Hur), als Commodus doet (in The Fall of the Roman Empire), als Crassus doet (in Spartacus), terwijl duizenden mensen je toejuichen, terwijl de standaarden naast je worden gedragen door je eigen soldaten, terwijl je de hoge brede trap van het Forum in je eentje oploopt om de eer in ontvangst te nemen omdat je Rome hebt gediend, dat Rome was het hoogste waarnaar een individu kon streven. Er konden machthebbers zijn die als wrede ijdeltuiten Rome naar de filistijnen hielpen, er konden bloedige oorlogen woeden aan de grenzen van het rijk, Rome zelf bleef het hoogste goed. Op verhaalniveau was er kritiek op tirannieke keizers, op de wreedheid van het systeem, maar in de beeldtaal sprak de verheerlijking van het Imperium boekdelen. Je vond Rome slecht, maar je had het lief, dat wilden ze je in je bioscoopstoel laten denken.
Het laatste, uiteindelijk doel in het leven was Rome te dienen. Wie Rome zei, sprak een ideaal uit, een hogere werkelijkheid waar je deel aan kon hebben, zoals Amerika dat misschien nog vertegenwoordigde in de jaren '50. Pax Romana, de Romeinse vrede die elk volk, na onderwerping, deelachtig kon worden, was in principe een toestand van vrede en welvaart voor iedereen, de ideale staat. Hollywood geloofde erin, de toeschouwers geloofden erin, het was een gedeelde droom die even werkelijkheid werd. In de revolutionaire tijden aan het eind van de jaren '60 kon in zo'n ideaal niet meer worden geloofd. Macht was verdacht en zeker de overgedisciplineerde macht van een leger als het Romeinse, hoe mooi rood hun mantels ook waren, hoe goud hun borstplaten en standaarden, hoe trefzeker hun pijlen en gelijk hun tred. 'Heldenmoed' en 'victorie' hadden afgedaan, 'eer' was een woord dat buiten gebruik was geraakt. Er verschenen geen Amerikaanse spektakels meer over een van de Romeinse keizers. Stanley Kubrick ging met zijn Spartacus, over een slaaf in opstand tegen de macht van Rome, zo ver als je in een spektakelfilm maar kon gaan. Hij was de laatste regisseur die het had aangedurfd, op voorwaarde dat de sympathie bij de underdog lag en niet bij de macht van Rome. Het belangrijkste kenmerk van die macht was immers dat zij in wezen een geïnstitutionaliseerde terreur was: álles was in handen van Rome en Rome was uiteindelijk in handen van het leger. Tegen de tijd van Commodus droeg elke burger persoonlijk bij aan het welzijn en de gezondheid van het ijzersterke wereldleger, door zelf dienst te nemen, door graan te verbouwen voor het leger of de uitgebreide administratie van een gemilitariseerd rijk te beheren, dat zich uitstrekte van Schotland tot aan de Eufraat, van de Atlantische Oceaan tot aan de Donau. Het rijk van Rome besloeg de wereld. "Waar je ook bent", zei Cicero tegen een balling, "herinner je dat je altijd binnen het bereik van de veroveraar bent." Je kon nergens anders heen, buiten het Romeinse rijk was niets, was wildernis. Over een politiestaat kun je geen Hollywoodfilm maken. Hollywood bemint immers altijd de macht. Dat regisseur Ridley Scott het, een kleine halve eeuw nadat het genre leek uitgestorven, nog eens probeert met Gladiator leek me nogal brutaal. De film is voor een groot deel een herhaling van wat we al wisten uit de vorige vier films. Hollywood heeft nu eenmaal zijn eigen mythe gemaakt, zijn eigen Rome geschapen. De Romeinen zien er uit zoals ze voor het eerst in Quo vadis zijn geschapen, geen mens die daar nog wat tegenin kan brengen. (Zoals die middeleeuwse Disneyfilm, waarvoor de kostuumafdeling na gedegen onderzoek kledij had ontworpen. Waarop de producenten zeiden: "Dat ziet er niet uit. Daar kijkt niemand naar. We willen geen kleding die middeleeuws ís, maar die middeleeuws líjkt.")Maar er is een verschil, hoe subtiel dat ook is. Ik onderging Gladiator vanaf de eerste beelden van de ijzeren slag om Germania niet als een liefdesverklaring, maar als een verschrikking. Het Romeinse leger straalt niet meer onoverwinnelijkheid in stralende kleuren uit, maar een meedogenloos en bruut geweld. Loodkleurig is de hemel, loodkleurig de oorlogsmachinerie. Het landschap waar generaal Maximus te paard doorheen jakkert op weg naar huis, is leeg en dor. Boven de krakkemikkige arena's in de Noord- Afrikaanse kashba's waar hij terechtkomt, zwalken de gieren. De gladiatorengevechten waar hij aan deelneemt zijn heet en wreed. De vechters dragen zwarte, dode stierenkoppen op het hoofd, de toekijkende massa's kolken van drift, geel stof dwaalt op onder een zon die bijna zwart lijkt van onbarmhartigheid. Dit is het leven als een nachtmerrie. De triomfantelijke intocht van Commodus in Rome is dezelfde als die uit The Fall of the Roman Empire, maar wat een verschil. Rome is niet meer het stralend toppunt van macht, Rome is zwart. De hemel erboven is laag. Een van de senatoren smaalt vanaf het Capitool over Commodus: "Hij komt binnen als een triomfator. Als een triomfator over wat?" Over de dood, denk ik als het zie, dit is een Rome waar dood in de lucht hangt. Honderdvijftig dagen Spelen, klaagt de senaat in Gladiator. Dat is nog eens een welkome klacht voor iemand die lijdt onder de terreur van een voetbalkampioenschap! Want het is een film over de macht van de Spelen, waaraan al het andere uit het openbare leven ondergeschikt is. Over hoe een wereldrijk in verval kan raken door de opperheerschappij van drie begrippen. Het Rome van Commodus is een maatschappij waar de Spelen het belangrijkste bindmiddel zijn geworden. Er wordt geen acht meer geslagen op de dreiging aan de grenzen. Er bestaat geen eer meer en geen victorie. Er bestaat geen andere stadscultuur meer. Het gaat om massa, om getal, om geld. "Hoe kan een menselijk brein zoiets bedenken?" vraagt Maximus zich af als hij de arena in Rome voor de eerste keer ziet. Het Amphitheatrum Flavinium, beter bekend als het Colosseum, is het imposantste gebouw van de stad. Het bouwwerk laat elke dag 50.000 toeschouwers binnen, evenveel als de Amsterdamse ArenA kan bergen. Beneden zijn de enorme, sinistere holen en gaten waar de gladiatoren de dag van hun dood afwachten. Boven zit het volk van Rome op de tribunes, kokend van woede en hartstocht, zwetend van dorst naar méér, méér bloed, meer tijgers, meer doden. Het Idee van Rome is vervallen tot het genot van de dood. "Hij brengt ze de dood en het volk heeft hem daarom lief", zucht een van de senatoren over Commodus. Aan het begin van de film twijfelt Marcus Aurelius op zijn sterfbed aan het Imperium. Wat de rest van de film toont maakt mij onrustig. Het verhaal van de gladiator is oninteressant en historisch twijfelachtig, een filmverhaal zoals er zoveel gemaakt kunnen worden. Maar de beelden spreken een andere taal, vertellen een andere geschiedenis. Nog nooit in de wereldgeschiedenis is een imperium met zo'n klap ingestort als het Romeinse rijk. De gevolgen ervan zijn tot op vandaag merkbaar. De film laat de eerste tekenen zien dat die klap er aan staat te komen. Het leven is een angstige droom, de mens niet meer dan stof en schaduw, de wereld is onherbergzaam en het eens zo stralende Rome van Hollywood is lijkkleurig geworden, als een moeder van de dood.
De film 'Gladiator' van Ridley Scott draait in verschillende bioscopen in het hele land.
|
NRC Webpagina's 23 JUNI 2000
|
Bovenkant pagina |
|