|
|
NIEUWSSELECTIE Instituut voor informatierecht
|
Egbert Dommering (red.):
Informatierecht. Fundamentele rechten voor de
informatiemaatschappij. Otto Cramwinckel, 536 blz. 98,-
Het recht in de digitale wereld Betalen om te bladeren
F. Kuitenbrouwer
Als het om de gezondheidszorg gaat, is internet niet alleen een kwestie van publieksvoorlichting. Het medium biedt individuele gebruikers ook concrete mogelijkheden voorschriften over geneesmiddelen of behandelaars te omzeilen. Internet trekt zich immers weinig aan van de nationale grenzen waaraan die voorschriften gebonden zijn. De Verenigde Staten hebben in dat verband onlangs een opmerkelijke actie ondernomen. In samenwerking met de Thaise overheid, sloten federale autoriteiten verscheidene websites die geneesmiddelen zonder recept leverden die in de VS alleen met recept verstrekt mogen worden. De gezondheidszorg is slechts één van de vele voorbeelden van de groeiende betekenis van internet. Maar de veelbesproken 'nieuwe economie' levert behalve allerlei voordelen voor de samenleving ook een lastige dilemma op voor het recht: moet gebruik worden gemaakt van overredingskracht of van verboden? Al vóór de schrik van het I Love You-virus waren er steeds meer aanleidingen om deze vraag te stellen, ook buiten de wereld van poeders en pillen. Enkele voorbeelden: de zwarte kaartjes voor het Europese kampioenschap voetbal die op verschillende sites worden aangeboden; de memoires van de lijfarts van wijlen president Mitterrand die in Frankrijk werden verboden maar onmiddellijk opdoken op een website; eveneens in Frankrijk, in 1997, het ontduiken met behulp van internet van het verbod om opiniepeilingen te publiceren in de laatste dagen voor de verkiezingen. Of valt het allemaal wel mee? Het officiële uitgangspunt van het Nederlandse beleid is dat de elektronische snelweg weliswaar ingrijpende veranderingen voor het recht meebrengt, maar 'geen radicale breuk met het verleden'. Dit schreef de vorige minister van justitie Sorgdrager twee jaar geleden in de kabinetsnota Wetgeving voor de elektronische snelweg. Haar recept was simpel: 'wat off-line geldt, moet ook on-line gelden'. Dat was toen al niet helemaal waar. De minister kondigde een - inmiddels ingediend - wetsvoorstel aan dat het de rechter-commissaris in strafzaken mogelijk moet maken een internetprovider te bevelen de verspreiding van bepaalde informatie onmiddellijk stop te zetten. Dat gaat een hele stap verder dan wat in de gewone mediawereld geldt. Geen rechter-commissaris die het in zijn hoofd zal halen een diender naar het mediacomplex in Hilversum te sturen met het bevel een bepaalde uitzending te staken.
Controle De elektronische snelweg, zoals gesymboliseerd door internet, stelt ons voor een keus, betoogt de Amsterdamse hoogleraar E.J. Dommering in de slotbeschouwing van het door hem geredigeerde handboek Informatierecht, het eerste van deze omvang in Nederland. Het boek is verzorgd door specialisten van het Instituut voor informatierecht van de Universiteit van Amsterdam. Een belangrijke boodschap van het boek is dat informatierecht meer is dan een kwestie van uitingsvrijheid. Ook grondrechten als het brief- en telefoongeheim en bescherming van de privacy spelen een rol. Dat levert een opmerkelijke mix op: uitingsvrijheid brengt openbaarmaking met zich mee, de andere twee grondrechten impliceren juist geheimhouding. Het handboek behandelt een aantal klassieke spanningsvelden, zoals de controle op persfusies, versterking van de publieke omroep en de ongemakkelijke verhouding van het auteursrecht met de informatievrijheid. Een voor het informatierecht niet onbelangrijk knelpunt als de toegang tot informatie komt er overigens opmerkelijk bekaaid af. Veel van de besproken vraagstukken komen samen op het internet. De titel van het slothoofdstuk spreekt boekdelen: 'Naar een nieuwe controlemaatschappij?' Erg vrolijk ziet het er niet uit. De netwerkmaatschappij is volgens de auteur op zoek naar nieuwe controlepunten, met name de databank en het individuele afluisterpunt. Vergeet echter de intermediair (provider) niet. Deze vormt, zoals het Nederlandse wetsvoorstel laat zien, voor de overheid het handigste aanknopingspunt. En niet alleen voor de overheid. Achter de rechter- commissaris verdringen zich in strafzaken namelijk al gauw de meest uiteenlopende andere kandidaten die een verbod eisen. Een organisatie in Frankrijk pakte een provider aan wegens de doorgifte van naar haar oordeel racistische teksten. Als het om de reguliere media gaat, stelt de Franse wet aan een dergelijke klacht een termijn van drie maanden. Deze was in dit geval reeds gepasseerd, maar een hof van beroep oordeelde dat het handhaven van een gewraakte publicatie op internet neerkomt op een 'voortgezet delict': zolang de uiting van een mening daar niet is verwijderd, wordt hij geacht telkens opnieuw te zijn gedaan. Zo kan de mogelijkheid van een verbod op internet in Frankrijk onbeperkt van kracht blijven. Ook hier blijkt dat er on-line meer kan dan off-line. Het is dan slechts een kwestie van tijd dat de uitingsvrijheid van de traditionele media op gelijke wijze wordt ingeperkt als die op internet: dat zou betekenen dat, zolang een boek of krant niet is uitverkocht, hij gevaar blijft lopen. De vraag is zelfs gewettigd of internet door beleidsmakers niet wordt gebruikt als een excuus om beperkingen van vrijheidsrechten door te voeren waarover de samenleving normaliter niet zou piekeren. Ronduit somber over de ontwikkelingen is Lawrence Lessig, hoogleraar aan de Harvard Law School en auteur van een recent boek dat wereldwijd de aandacht heeft getrokken: Code and Other Laws of Cyberspace (Basic Books, New York). De titel verwijst naar de overeenkomst tussen digitale systeemarchitectuur en (rechts)regels; beiden bepalen de speelruimte voor het individu. Tijdens een gastcollege op de Universiteit van Amsterdam herinnerde Lessig onlangs aan de nieuwe, min of meer intuïtieve opvatting van vrijheid die ten grondslag ligt aan internet. De ontstaansgeschiedenis van internet gaat zoals bekend terug op de Koude Oorlog. Er moest een netwerk komen dat ook na een vijandelijke aanval door kon functioneren. Het resultaat was wat wel 'een elektronisch postkantoor ontworpen door een gek' is genoemd: een netwerk dat bewust is onttrokken aan centrale regie. Maar dat verandert volgens Lessig snel. Niet door overheidsingrijpen maar door commercialisering, met de bijbehorende vorming van monopolies. Een van de trends die het bij Lessig moeten ontgelden is de vermeende aantasting van intellectueel eigendom. Nog afgezien van gewone teksten, klagen rechthebbenden dat het op internet kinderspel is om de betaling voor muziekopnamen of videobeelden te omzeilen. Lessig is veeleer bezorgd 'dat copyright té goed wordt beschermd'. Daarmee doelt hij op de introductie van wachtwoorden en streepjescodes die ervoor gaan zorgen dat in de toekomst moet worden betaald voor zelfs de geringste vormen van individuele consumptie op het Net. Dat zou het einde betekenen van het tegenwoordig zo populaire browsen (bladeren). Stel je dat eens voor in een gewone boekhandel. Lessig is in de New York Times Book Review afgeschilderd als een 'digitale Cassandra', hetgeen naar de mythologie leert niet per se betekent dat hij ongelijk heeft. Maar de moderne informatie- en communicatietechnologie hoeft niet automatisch uit te pakken als een 'technology of control'. Er blijft een maatschappelijke keuze mogelijk voor een 'technology of freedom', zoals het is uitgedrukt door een eerdere beroemde Amerikaanse auteur, Ithiel de Sola Pool. Dommering besluit het handboek Informatierecht met twee scenario's: een doemscenario en een verlicht scenario. Het laatste heeft echter de handicap dat het vager is dan het eerste, waarschuwt de auteur. De reden stemt tot nadenken: 'Vrijheid is in tegenstelling tot controle een open begrip'. Moeilijker dus.
|
NRC Webpagina's 23 JUNI 2000
|
Bovenkant pagina |
|