|
|
|
NIEUWSSELECTIE Ministerie Buitenlandse Zaken, Israel Palestijnse Nationale Autoriteit
|
'Ik wilde dat mijn vader dit had meegemaakt'
BINT JUBAYL, 24 MEI. Op het kruispunt van het Zuid-Libanese dorpje Bint Jubayl, tot gisterochtend vroeg het hoofdkwartier van de Israelische bezettingsmacht, regelt de fundamentalistisch-shi'itische beweging Hezbollah het verkeer. Geflankeerd door een kapotte tank van de gevluchte pro-Israelische militie SLA en een busje met Hebreeuwse letters en een poster van de Iraanse Opperste Leider ayatollah Khamenei, dirigeren mannen met getrimde baarden in zwart uniform, kalasjnikov om de schouder, de stromen verkeer. Overal in het overwegend shi'itische dorpje hangen vlaggen met teksten als 'Wij zijn allen het verzet' en 'De Islamitische revolutie in Libanon'. Het oude commandocentrum van het Israelische leger heeft al een nieuwe lik verf en is nu het hoofdkwartier van Hezbollah. Eromheen hangen ingelijste foto's van de martelaren, jochies nog, die stierven om Israel uit Zuid-Libanon te krijgen. Op een spandoek staat: 'Het bloed van onze slachtoffers is onze stem in de wereld', een uitspraak van wijlen de Iraanse leider imam Khomeiny. Het Libanese regeringsleger is nergens te bekennen, laat staan de VN-vredesmacht UNIFIL. De drukte op het kruispunt van Bint Jubayl wordt gevormd door honderden families die voor het eerst sinds de Israelische invasie in 1982 hun huizen en bekenden komen terugzien. Verder zitten de wegen in Zuid- Libanon vol met dagjesmensen uit Beiroet die de bevrijding van het Zuiden met eigen ogen willen zien, en vooral met de sympathisanten en strijders van Hezbollah en die van Amal, de andere shi'itische militie in Libanon. Bij een enkeling liggen de katjoesja-raketten open en bloot op de hoedenplank. Soms herkennen ergens in de drukte bij toeval twee personen elkaar, en leggen ze het hele verkeer stil voor een uitgebreide hereniging. "Ik was 21 toen ik hier vertrok", zegt Abu Nadir, elektricien uit Beiroet. "Bijna alles is veranderd, maar toch is het hetzelfde gebleven. Ik zou willen dat mijn vader hier nog had kunnen zijn." Voor Hezbollah is dezer dagen in Libanon een hoofdrol weggelegd. Ongetwijfeld het meest symbolische moment kwam vanochtend, toen strijders en sympathisanten het kasteel Beaufort binnentrokken. Dit zeer strategisch gelegen fort, duizend jaar geleden gebouwd door de kruisvaarders, werd vannacht in allerijl door Israel ontruimd. Nu wapperen er Hezbollah-vlaggen en zijn lokale bewoners bezig de halfopgeblazen barakken te plunderen. Gesluierde meisjes slepen met kartonnen doelwitten van de schietbaan, kerels met benzineblikken en kleine jochies verzamelen munitie. Op de grond liggen tussen het puin gedenkkaarten met daarop het portret van een op 4 februari 1997 in Libanon gesneuvelde Israelische soldaat. 'Thanks for your condolances. The Shreibman-family', staat binnenin. Al met al ontstond in Zuid-Libanon de afgelopen dagen, precies zoals eerder gevreesd, een machtsvacuüm in de door Israel geëvacueerde delen, en sneller nog dan gevreesd, werd dit gevuld door Hezbollah. 'Ik ben blij dat hij veilig in de gevangenis zit'
Maar tegen de verwachting in deed Hezbollah zijn uiterste best om de overdracht ordentelijk te doen verlopen. Het trad zelfs op om de veel minder gedisciplineerde leden van Amal in toom te houden. "Dit duidt op instructies van het hoogste niveau om de zaak in de hand te houden", zegt een Westerse diplomaat in Beiroet. Vooral in de christelijke, pro-Israelische dorpjes in Zuid-Libanon leefde grote angst voor een afrekening. Uit het dorpje Rmeich vluchtten liefst 1.500 Libanese collaborateurs naar Israel, hun auto's in een lange sliert achterlatend. Maar provocaties of zelfs vijandelijkheden van de zijde van Hezbollah bleven geheel uit; er werden in de christelijke dorpjes geen Hezbollah-vlaggen opgehangen noch triomfantelijke parades gehouden. Hezbollah trok er integendeel samen met sjeiks, islamitische geestelijk leiders, op uit om met geestelijken in de christelijke dorpjes te praten en ze op hun gemak te stellen. Op het eigen televisie- en radiostation Al-Manar zond Hezbollah naast de patriottische liederen en nieuws, ook de hele dag programma's uit waarin mensen opbelden om te vertellen dat niemand in het zuiden reden had voor angst. Zolang militieleden van het SLA, het Zuid-Libanese Leger, zich overgaven zou hun niets overkomen. Dat is ook precies de hoop van mevrouw en meneer Hussein uit Naqura, een gisteren bevrijd dorpje aan de Middellandse Zee. Hun zoon Muhammed werd zes jaar geleden, op z'n 15de, geronseld door het SLA. "Ik zei tegen hen: hij is nog een kind, laat hem eerst opgroeien", vertelt meneer Hussein, zelf vuilnisophaler bij het hoofdkwartier van UNIFIL. "Maar ze zeiden: 'wij voeden hem verder wel op.' We konden niets doen: ze dreigden ons allemaal in de gevangenis te gooien en ons huis op te blazen als we Muhammed niet afstonden." Mevrouw Hussein heeft alle vertrouwen in de beloften van de Libanese regering dat SLA-leden die zich vrijwillig overgeven, een eerlijk proces krijgen waarbij hun individuele situatie wordt meegewogen. "Ik ben erg blij dat hij nu veilig in de gevangenis zit. Hiervoor wist ik nooit waar hij was, in al die gevechten met Hezbollah." Ze zwijgt en werpt een blik op de televisie, waarop beelden te zien zijn van de door het SLA en Israel geëvacueerde dorpjes. "Hij had geen keus. Een mens moet eten. En hij was ook nog zo jong; toen hij het SLA inging, had hij nog niet eens een snor."
Zie ook:
Israel versneld weg uit Libanon (23 mei 2000)
|
NRC Webpagina's
24 MEI 2000
|
Bovenkant pagina |