U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Digitaal monument voor vervolgde joden in Nederland

Opdat hun naam niet wordt uitgewist


Isaac Lipschits is de initiatiefnemer van een ambitieus project op internet. Het leven van alle joden in Nederland aan de vooravond van deportaties wordt gereconstrueerd.

door Lien Heyting

De omschrijvingen zijn vaag: Ploegende paarden. Spelend kind. Man met baard. Gracht Venetië. Boeket seringen. Interieur boerenschuur. Avond. Zo staat het genoteerd op de lijst van schilderijen die in de oorlog door joden werden ingeleverd bij de Duitse roofbank Lippmann, Rosenthal & Co (Liro). Dit gebeurde nadat de Duitsers in 1942 hadden verordonneerd dat de joden in Nederland al hun kunstvoorwerpen en kostbare bezittingen moesten afstaan. De lijst telt zo'n 3500 schilderijen. Dat was veel minder dan het totale joodse bezit aan schilderijen - de Duitse bevelen werden niet door iedereen stipt opgevolgd.

Wanneer een joods gezin later in de oorlog was gedeporteerd, lieten de Duitsers door de Nederlandse politie meteen een inventarislijst maken van de inboedel van het verlaten huis. Daarna werd het huis verzegeld en vervolgens 'gepulst' - leeggehaald, vaak door het Amsterdamse verhuisbedrijf A. Puls. Op de inboedellijst werden alle meubels vermeld tot kleerhangers en kleerborstels aan toe, snuisterijen en vloerbedekking, boeken en muziekinstrumenten. Ook op deze lijsten komen menigmaal schilderijen voor die de eigenaren kennelijk niet hadden ingeleverd.

De schilderijen- en inboedellijsten zijn twee van de vele bronnen waarvan de Groningse emeritus-hoogleraar Isaac Lipschits (69) gebruik maakt bij de oprichting van een 'digitaal monument' voor alle joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland zijn vervolgd. Met dit monument wil hij op internet een nauwkeurig beeld geven van de joodse gemeenschap aan de vooravond van de deportaties. Voor dit project stelde het Verbond van Verzekeraars eind vorig jaar een bedrag van vijf miljoen gulden beschikbaar. De financiering is een onderdeel van het accoord over de afhandeling van de oorlogspolissen dat in november werd gesloten tussen het Verbond van Verzekeraars en het Centraal Joods Overleg. Van de vijf miljoen gulden is twee miljoen bedoeld om het web- monument 'eeuwigdurend' in stand te houden en zo nodig met nieuwe gegevens aan te vullen.

Lipschits hoopt dat het 'Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland', zoals het officieel heet, over drie jaar klaar is, maar waarschijnlijk wordt het al eerder onthuld, of beter gezegd: geopend. In de afgelopen maanden heeft hij een 'Plan van aanpak' opgesteld en volgende week wordt een stichting opgericht die toezicht moet houden op de uitvoering van het monument. De directeur van het Algemeen Rijksarchief M. van Boven, de Groningse hoogleraar F. Stokman, de directeur van het Verbond van Verzekeraars E.J. Fischer, de burgemeester van Velzen-Zuid A.P. Hertog en Ronny Naftaniel, directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI) hebben toegezegd in het bestuur zitting te willen nemen.

Drijfveer

Kort na zijn emeritaat als hoogleraar eigentijdse geschiedenis, publiceerde Lipschits in 1992 het boekje Onbestelbaar waarin hij, in de vorm van een brief aan zijn moeder, schrijft over zijn in Auschwitz vermoorde ouders. Lipschits: , ,Ik wilde dat hun bestaan niet in de vergetelheid zou raken. Dat wil ik niet alleen voor hen, maar voor alle joden die in Nederland zijn vervolgd, dus ook de Duitse vluchtelingen. Vandaar het monument." Hij vertelt over een zinsnede uit het Oude testament: '... opdat diens naam uit Israel niet uitgewist worde': "Als een gehuwde man zonder kinderen kwam te overlijden dan moest zijn weduwe met een zwager trouwen en kinderen krijgen, opdat de naam van die man niet uitgewist werd. Zo staat het in Deuteronomium. Die naam, die niet verloren mag gaan, is belangrijk in het joodse geloof. In de Tweede Wereldoorlog zijn hele familietakken gewist. Van de 135.000 Nederlandse joden zijn er 107.000 gedeporteerd van wie er maar zo'n 5000 terugkeerden. Al die namen wil ik terugbrengen in de herinnering. Dat is mijn drijfveer. Daarom wil ik voor elke persoon afzonderlijk de levensomstandigheden uit het begin van de oorlog reconstrueren: naam, adres, leeftijd, beroep, maar ook de samenstelling van het gezin waar iemand toe behoorde, hoe dat gezin woonde, het aantal kamers en de meubilering, of er boeken in huis waren, schilderijen, muziekinstrumenten. Welke sieraden iemand bezat. Aan elke naam worden dus zoveel mogelijk gegevens gekoppeld die iets zeggen over de familiebanden, de welstand, de culturele belangstelling of liefhebberijen. We kunnen ons dan een beeld vormen hoe deze mensen hebben geleefd. Ook de mensen van wie de naam dreigt te worden uitgewist omdat ze geen nakomelingen hebben. Ik hoop dat dat beeld later nog wordt aangevuld door familieleden of vrienden met hun herinneringen, foto's of andere documenten. Zulke aanvullingen moeten via een webmaster lopen want er is altijd het gevaar van anti- semitische en andere ongewenste toevoegingen."

Lipschits legt uit dat het monument niet alleen een interactieve website wordt waarop gegevens kunnen worden opgezocht en toegevoegd over alle joden die aan het begin van de oorlog in Nederland waren, er zal ook veel achtergrondinformatie te vinden zijn over onderwerpen die met de jodenvervolging te maken hebben, zoals het doorgangskamp Westerbork of de Liro. Hierdoor moet het ook betekenis krijgen voor het onderwijs.

Uit het 'Plan van aanpak' blijkt dat Lipschits zich geen beperkingen wil opleggen bij het verzamelen van gegevens over de joodse gemeenschap in de oorlog. De lijst van bronnen en 'op te nemen gegevens' beslaat dan ook ettelijke pagina's. Zelfs het naoorlogse rechtsherstel - de afwikkeling van de claims van overlevenden en nabestaanden - en alle recente onderzoeken naar de restitutie van geld en goederen aan joodse oorlogsslachtoffers zullen deel uitmaken van het monument. De bezoeker van de website kan gegevens opvragen over een bepaald persoon, maar hij kan bijvoorbeeld ook de hele lijst met bij de Liro ingeleverde sieraden inzien, de 'Westerborklijsten' waarop de Duitsers de geldbedragen bijhielden die de joden in Westerbork werden afgenomen, of het boek waarin alle naoorlogse claims zijn genoteerd. De gegevens uit al die lijsten en archieven worden dus zowel afzonderlijk opgenomen als gekoppeld aan de betrokken personen.

Op mijn vraag of het wel kies is om mensen die hij niet meer om toestemming kan vragen met al hun persoonlijke gegevens en al hun bezittingen op het internet te etaleren, antwoordt Lipschits gedecideerd: "Het is een eerbetoon. Ik zie daar niets onkies in. Het is toch geen schande dat mensen sieraden hadden, boeken, of kunstwerken? Als ze nou schulden hadden, dan was het wat anders."

En als mensen schulden hadden, vermeldt u dat ook?

"Dat weet ik nog niet, die brug moet ik nog nemen."

Als iemand misdaden heeft begaan, in de gevangenis heeft gezeten?

"Ja, dat wordt problematisch. Als zo iemand nazaten heeft, gaan we er met hen over praten. Ik zal er zeker niet zelf naar gaan zoeken. Maar stel dat iemand me vertelt: 'Mijn grootvader heeft in de gevangenis gezeten', dan weet ik nog niet wat ik zal doen."

Onbevangen

Behalve de voorstelling van elk schilderij, vermeldt de Liro-lijst van ingeleverde schilderijen ook de naam van de joodse eigenaar, de naam van de schilder, de getaxeerde waarde, het bedrag waarvoor het werd verkocht en de naam van de koper. De Liro verkocht een groot deel van de buitgemaakte kunstwerken door aan het Keulse veilinghuis Lempertz en de Berlijnse kunsthandel Reinheldt. Van deze werken werd na de oorlog vrijwel niets teruggevonden en de meeste zullen dan ook nog steeds in Duitsland zijn. Een kleiner deel werd door de Liro verkocht aan Nederlandse veilinghuizen, kunsthandelaren en musea.

De omschrijving van de voorstellingen is weliswaar vaag, maar in combinatie met de naam van de schilder zullen sommige schilderijen toch herkenbaar zijn. Het kan dus voorkomen dat iemand nietsvermoedend een schilderij koopt en later merkt dat het op de Liro-lijst stond. Zo'n schilderij is dan ineens besmet met een akelig verleden - je kunt er niet meer onbevangen naar kijken. Lipschits vindt dat onzin: "Ik denk niet dat de emotionele waarde van een voorwerp wordt aangetast doordat het geroofd is van een in de oorlog vermoorde of vervolgde jood."

Maar stel dat iemand zo'n schilderij aan de muur heeft en het herkent, wat moet hij dan doen?

"Als hij zich niet aanmeldt, zullen wij er niet achter komen dat het doek bij hem hangt. Als hij het wel meldt en kan aantonen dat hij het te goeder trouw heeft verworven dan kan het niet worden teruggeëist. Hij kan ook proberen de beroofde eigenaar, of nazaten, op te sporen en zorgen dat er een verrekening komt. Een conservator van Museum Boijmans ontdekte dat het museum twee aquarellen van Marius Bauer heeft die op de Liro-lijst staan. Doordat ik toegang heb tot de verklaringen van erfrecht van omgekomen joden, kon ik zien wie de erfgenaam was van die aquarellen. Die mevrouw woonde in Israel en ik heb deze kwestie daar aangekaart in de hoop dat zij of haar eventuele kinderen kunnen worden opgespoord."

De schilderijenlijst van de Liro kwam in 1998 in het nieuws toen Lipschits een kopie voor de televisie toonde. Hij had de lijst gevonden in het archief van de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK) die na de oorlog de recuperatie en teruggave van door de Duitsers geroofde kunstwerken regelde. Het SNK-archief is ondergebracht in het Algemeen Rijksarchief maar het valt nog onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën waar het tot voor kort werd bewaard. Het ministerie verbiedt openbaarmaking van de lijst, zoals een woordvoerder laat weten 'uit pricavy-overwegingen': "We willen voorkomen dat mensen die te goeder trouw kunstwerken hebben gekocht als verdachten worden bestempeld, of dat adressen bekend worden waar die kunst terechtkwam. De lijst is niet geheim, we proberen niets weg te stoppen, maar we willen ook geen onnodig kwaad aanrichten."

Lipschits is niet van plan zich aan het verbod te storen: "In het Rijksarchief heb ik verschillende lijsten van geroofde goederen gekopieerd. Alleen voor de schilderijenlijst geldt een publicatieverbod, doordat het Ministerie van Financiën dwarsligt. Met die lijst ben ik wel iets voorzichtiger geworden, ik laat geen kopieën meer aan journalisten zien, maar voor het monument zal ik hem toch gebruiken. De privacy, wat wel en niet op internet mag, wordt bij het hele project een groot probleem. De privacy van doden telt niet meer, maar de overlevenden zullen we om toestemming moeten vragen."

Op mijn vraag of hij zijn Digitale monument als een kunstwerk beschouwt, zegt Lipschits eerst: "Nee." Daarna: "Het hangt ervan af wat we precies verstaan onder het begrip 'kunstwerk'."

NRC Webpagina's
28 JANUARI 2000

Archief
Cultureel Supplement


( a d v e r t e n t i e s )

Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) DECEMBER 1999