|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
David Vital: A People Apart. The Jews
in Europe 1789-1939. Oxford University Press, 944 blz. 113,90
Arthur Hertzberg en Aron Hirt-Manheimer: Joden. Identiteit en karakter van een volk. Vertaald door Tinke Davids. Ambo/Icarus, 316 blz. 49,90 Jozeph Michman, Hartog Beem, Dan Michman: Pinkas. Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland. Tweede, aangevulde druk. Contact, 671 blz. 89,90 Drie studies over het Europese jodendom Emancipatie als buitenkans en catastrofe
Manja Ressler In de eigentijdse joodse geschiedschrijving worden de Verlichting en haar politieke gevolgen in de achttiende eeuw veelal gezien als het begin van het einde van de Europese diaspora. In deze visie, die overeenkomsten vertoont met die van de filosofen Horkheimer en Adorno in hun Dialektik der Aufklrung (1947), bevatten de universalistische beginselen van de Europese Verlichting en de Franse Revolutie, die de joden voor het eerst staatsburgerschap en politieke rechten verleende, óók de ziektekiem die honderdvijftig jaar later de shoah mogelijk zou maken. De Franse Philosophes en de leiders van de Franse Revolutie, die deze emancipatie op de agenda plaatsten, combineerden volgens deze historische analyse aloude vooroordelen tegen joden met het nieuwe superioriteitsgevoel, zélf geen particuliere maar moderne en universele waarden en inzichten te vertegenwoordigen, waardoor de joden het predikaat 'achterlijk' kregen. Met de emancipatie van de joden deed zich dus juist een 'noodsituatie' voor, waarvoor de traditie geen oplossing bood. In A People Apart, zijn geschiedenis van de Europese joden van 1789 tot 1939, stelt de historicus David Vital de pijnlijke vraag naar het politieke en geestelijke joodse leiderschap in een periode waarin zowel het fysieke, als het geestelijke overleven op het spel stond. Vital beschrijft de politieke en staatkundige ontwikkelingen in Europa en de joodse reacties daarop tussen de Franse Revolutie en de Tweede Wereldoorlog. Door de beschaafde maatschappij voor hen open te stellen en hun de kans te geven zich aan te passen, zouden de joden zich tot nuttige medeburgers kunnen ontwikkelen, was de verwachting. Op de achtergrond leefde de hoop, dat de joden via deze omweg uiteindelijk voor het christendom gewonnen zouden worden. In het Europa van vóór de Franse Revolutie leidden de joodse gemeenschappen een marginaal bestaan. Ze waren afhankelijk van de goedgezindheid van de machthebber van het moment, die meestal moest worden gekocht en die zonder rechtvaardiging weer kon worden ingetrokken. Dat laatste gebeurde regelmatig, vaak op gewelddadige wijze, waarna men naar elders vertrok, of opnieuw de gunst van de heerser probeerde te verwerven. Het was een onzeker en onveilig bestaan; daar stond tegenover dat de joodse gemeenschap religieus en juridisch relatief autonoom was. In de nieuwe staatsopvatting van de Verlichting daarentegen, waarbij de nadruk lag op centralisatie en ordening, werd elke burger direct onder het staatsgezag geplaatst en bleef er geen ruimte voor een autonoom collectief. Zo besprak de Franse Assemblée Nationale op 23 december 1789 de kwestie van de religieuze minderheden: men was het erover eens dat de staat zich niet in een privé-aangelegenheid als het geloof mocht mengen. Maar wat betreft de joden lag de zaak ingewikkelder: zij werden immers tevens beschouwd als een volk. De vraag was dus of men hen wel als Fransen moest zien. De belangrijkste spreker in het debat, Graaf Stanislaw de Clermont-Tonnerre, pleitte vurig voor het aan joden op individuele basis verlenen van burgerrechten op grond van de principes van de Revolutie: 'Als natie moet de joden alles ontzegd worden, als individuen moet hun alles verleend worden.'A People Apart bestrijkt heel Europa, maar gaat niet in op de situatie in Nederland. Dat gebeurt wel in Pinkas. Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, waarvan onlangs een tweede druk met een geactualiseerde literatuurlijst verscheen. Pinkas ('notulenboek') is een in opdracht van het Israelische museum Yad Vashem gemaakte encyclopedie van alle joodse gemeenten die ooit in Nederland hebben bestaan. Volgens de auteurs verliep de ontwikkeling hier, na het uitroepen van de Bataafsche Republiek, parallel aan die in Frankrijk. Een kleine groep joodse aanhangers van de Verlichting, verenigd in Felix Libertate, pleitte vurig voor burgerrechten en hervorming van de verstarde bestuursstructuur in de joodse gemeenschap. In beide kregen deze verlichte joden hun zin. Wat betreft het eerste waren zij zelfs zo succesvol, dat na de verkiezingen voor de tweede Nationale Vergadering in 1797, twee van hen de eerste joodse parlementsleden ter wereld werden. Het succes van hun tweede streven, naar hervorming van het joodse bestuur, leidde er echter niet alleen toe, dat de meeste Nederlandse joden zich tegen de idealen van de Franse Revolutie keerden, maar nota bene ook tot een inperking van godsdienstige vrijheid. Tot de Grondwet van 1848 zou de staat verregaande zeggenschap krijgen over bestuur, onderwijs en cultuur in de joodse gemeenschap. Dat ging zo ver, dat het gebruik van het Jiddisch op scholen en in de synagoge werd verboden. De auteurs van Pinkas tonen zo aan dat ook in Nederland de prijs van de gelijkberechtiging een bijna compleet verlies van autonomie was voor de joodse gemeenschap. Door deze constructie werd de emancipatie in grote delen van Europa de oorzaak van een breuk in de joodse gemeenschap, die nooit meer geheeld zou worden. De groep die de verandering verwelkomde, zou steeds meer assimileren in de niet-joodse samenleving en van de eigen traditie vervreemden, een ontwikkeling die ook gevolgen had voor vorm en inhoud van de religie. De joodse variant op de Verlichting, de Haskala, ijverde voor een joodse cultuur gebaseerd op de inzichten van de Verlichting en de moderne wetenschap. De 'antimodernisten' beten zich vast in de traditie, die nu tot een orthodoxie ontwikkeld zou worden, voordien een onbekend verschijnsel in het jodendom.
Voor de welgestelden, die - als 'nuttige' joden - al vóór de emancipatie via privileges meer contact hadden met de omringende wereld, was de burgerlijke gelijkstelling zeker een bevrijding. Moses Mendelssohn, de filosoof van de joodse Verlichting, pleitte voor scheiding van kerk en staat, gelijke rechten voor joden en modernisering van het jodendom. Wat Mendelssohn niet besefte, was dat een seculiere maatschappij in Europa noodzakelijk een geseculariseerde christelijke maatschappij zou zijn. Daardoor zou van gelijkwaardigheid geen sprake kunnen zijn. Gelijkheid zou ontstaan door het opgaan van de joodse minderheid in de christelijke meerderheid. Het nominaal seculiere karakter van de maatschappij maakte het in principe - en in toenemende mate in de praktijk - wel mogelijk te assimileren, zonder de voor de meeste joden onaanvaardbare doop te moeten ondergaan. De leiders van de traditionele gemeenschappen zagen de emancipatie daarentegen als een ramp, die het einde van het jodendom inluidde. De Talmoed waarschuwt dat men zich in de nabijheid van de rasjoet, de heersende macht, blootstelt aan gevaar, corruptie en morele verwarring. Afstand houden leidde vaak tot gebrek aan inzicht in de heersende verhoudingen, maar garandeerde tenminste geestelijke onafhankelijkheid. In noodsituaties handelde men volgens de relevante religieuze voorschriften, die vorm gaven aan het principe van solidariteit. Zelfs in het tsaristische Rusland, waar de Verlichting nooit echt doordrong en miljoenen joden in bittere armoede en onderdrukking leefden, gaven de traditionalisten de voorkeur aan deze situatie boven de 'catastrofe' van emancipatie en assimilatie. Het is een grote verdienste van Vital dat hij met A People Apart, ondanks de grote verschillen tussen Oost- en West-Europa, erin is geslaagd een duidelijk en overtuigend beeld te geven van een uiteindelijk verbijsterende historische ontwikkeling: een poging de maatschappij te hervormen volgens universele principes van vrijheid, gelijkheid en broederschap, riep een tegenreactie op die een heel werelddeel in een nachtmerrie van bloeddorstig nationalisme stortte. In Vitals visie ontrolt dit drama zich als een Griekse tragedie: als de keuze voor de emancipatie eenmaal is gemaakt, volgt de rest met de ijzeren logica van het noodlot. De negentiende eeuw bracht polarisatie: de brede verspreiding van het gedachtegoed van de Franse Revolutie stuitte op een steeds sterkere reactie, die niet alleen het nationalisme, maar ook een nieuwe, uiterst kwaadaardige vorm van antisemitisme zou voortbrengen, namelijk politieke theorieën die de joodse aanwezigheid in Europa centraal stelden als oorzaak van maatschappelijke problemen. In tegenstelling tot de situatie van vóór de emancipatie werden de joden nu zélf medespelers in de politieke en maatschappelijke arena. Zo ontstaat het zionisme, onder druk van het antisemitisme en beïnvloed door het nationalisme. Ondanks de enorme aanhang die het al spoedig verwerft, althans in Oost-Europa, brengt het geen eenheid onder de joden. In grote lijnen zijn zowel orthodoxie als 'assimilanten' antizionistisch, zij het om verschillende redenen. Voor de orthodoxie is de diaspora een straf, die pas zal ophouden met de komst van de masjiach. De assimilanten wijzen de notie van een 'joods volk' af; het jodendom is slechts hun religie. In de loop van de negentiende eeuw ontstaat nog een vierde groep, voornamelijk in Oost-Europa: de socialisten. Een deel van hen sluit zich aan bij algemene socialistische partijen, een groot deel (in Polen en Rusland) kiest voor de Bund, die het socialisme combineert met liefde voor de cultuur van het Jiddisch sprekende proletariaat.
In de loop van de negentiende eeuw wint het concept van de natie- staat terrein. Het gevolg is, dat de status van de joden opnieuw ter discussie komt te staan: nu gaat het er niet slechts om, hen als staatsburgers te accepteren, maar ook als leden van de natie te accepteren. De hoop en verwachting van de geassimileerde joden - vooral in Duitsland, maar ook in Frankrijk en Engeland - dat dit uiteindelijk zou gebeuren, zijn niet uitgekomen. In het gepolariseerde Europa van die tijd worden zij in de vele verbale, maar ook fysieke conflicten, stelselmatig ingedeeld bij de vijand: voor socialisten zijn zij de bourgeoisie par excellence, voor de Franse aanhangers van het ancien régime belichamen zij de Revolutie, de tsaar ziet hen als sociaal-revolutionaire samenzweerders. Tegen het einde van de eeuw, als oorlogen en revoltes Europa in hun greep hebben, ontstaat een golf van pogroms in Rusland, Polen en Roemenië. Ook in Midden-Europa neemt de agressie tegen joden toe: de oude beschuldiging van rituele moord op christenkinderen duikt weer op. De situatie wordt er in de aanloop tot de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie niet beter op. Op de vredesconferentie in Parijs in 1919, waar Europa volgens het principe van nationale staten opnieuw wordt ingedeeld, wordt onder druk van de zionisten een 'minderheden-overeenkomst' gesloten, die de rechten en de veiligheid van nationale minderheden, waaronder de joden, moet beschermen. Uitstekend gedocumenteerd beschrijft Vital het beschamende conflict daarover tussen de antizionistische joodse organisaties en de zionisten. Omdat de antizionisten tegen elke prijs willen voorkomen dat joden als 'natie' aangemerkt worden, voeren zij een lobby om de zionisten te dwarsbomen. Hoewel die zonder resultaat blijft, blijkt de minderheden-overeenkomst in de praktijk geen effect te hebben. In de jaren tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog werden niet alleen in Duitsland, maar ook in Polen, Roemenië, Oostenrijk en Hongarije joodse burgerrechten weer ingetrokken. Uit Vitals relaas is de conclusie te trekken dat de emancipatie de gevaarlijke illusie schiep dat de joden via deelname aan de politiek van het land waar zij woonden, invloed zouden kunnen uitoefenen op hun lot. Ze bleven echter een minderheid, afhankelijk van de goed- of kwaadgezindheid van de machthebbers. De situatie voor de joden werd paradoxaal genoeg zelfs nog onzekerder dan voorheen, zou men kunnen beredeneren. In de nieuwe, moderne staatsinrichting was het volk immers soeverein, en waarschuwde Pirkee Awot (Spreuken der Vaderen) niet al: 'Bid voor de veiligheid van het koninkrijk; want zonder de angst die men ervoor heeft, zou de mens zijn naaste verslinden.' En nu was de verslindende mens zelf soeverein geworden. Al met al geeft A People Apart een heldere analyse van honderdvijftig jaar joodse aanwezigheid in Europa. Vital concentreert zich wel vrijwel uitsluitend op politieke en staatsrechtelijke ontwikkelingen, waardoor religieuze en culturele aspecten nauwelijks worden besproken. Dat is begrijpelijk, gezien zijn doelstelling, maar toch jammer. Op deze gebieden was de periode tussen 1789 en 1939 juist een van de vruchtbaarste uit de joodse geschiedenis, misschien wel door de vele externe en interne conflicten die het collectief en het individu verscheurden. Met zijn negatieve waardering van de Verlichting en emancipatie bevindt Vital zich ook in de hoofdstroom van het joodse denken na de Tweede Wereldoorlog. A People Apart biedt dan ook op zichzelf niet veel nieuwe inzichten; de waarde ervan ligt vooral in de verbazingwekkend helder gepresenteerde hoeveelheid feiten, die het mogelijk maakt in één denkbeweging de grote lijnen van dit gecompliceerde onderwerp te overzien. De Tweede Wereldoorlog heeft vervolgens, buiten het bestek van Vitals boek, een einde gemaakt aan de ideologie van de assimilatie, zij het niet aan het verschijnsel. De eerste uiting van een andere, positievere houding van een minderheid was de kreet die de radicalisering van zwarte Amerikanen in de jaren zestig begeleidde: 'Black is beautiful'. In zijn schijnbare eenvoud was die leus niet minder dan het politieke manifest van de ethnic pride. Net als het nationalisme in nieuwe staten (zie de huidige Balkan) is ethnic pride vaak extreem en onsympathiek. Maar het lijkt een psychologisch noodzakelijk element in de emancipatie van onderdrukte groepen.
Als reactie op de shoah, maar zeker ook beïnvloed door de zwarte emancipatie, is onder joden de afgelopen decennia de nadruk steeds meer komen te liggen op de eigen identiteit. Een als 'provocerend' gepresenteerde uiting hiervan is Joden, identiteit en karakter van een volk van rabbijn Arthur Hertzberg en journalist Aron Hirt-Manheimer. De auteurs gaan met grote sprongen door de joodse geschiedenis, waarbij zij geen onderscheid maken tussen historische feiten en bijbelse legenden. De centrale these dat er een inherent joods 'volkskarakter' zou bestaan, behoort tot het griezelige erfgoed van het negentiende-eeuwse nationalisme, dat nu opduikt als ethnic pride. Ook al heeft dit boek geen wetenschappelijke pretenties, de oppervlakkigheid van de geschiedsinterpretatie die het bevat is toch uiterst storend. Zo negeren de schrijvers het cruciale onderscheid tussen de religieuze joodse opdracht 'anders te zijn' (door te leven volgens de regels van het Verbond) en het essentialistische 'anders zijn' waarin antisemieten maar ook joodse chauvinisten geloven: de inherente 'andersheid' van joden. Daarmee sluiten deze auteurs de uitweg af uit de strijd tussen universalisme en particularisme die sinds de Verlichting het westerse politieke discours beheerst. En dat terwijl een mogelijk antwoord in de joodse traditie zelf te vinden is: de acceptatie van de paradox dat beide wezenlijke kenmerken van de mens zijn. Daardoor wordt het mogelijk verschillen tussen culturen te respecteren en tegelijkertijd het algemeen menselijke door die verschillen heen te blijven zien. Deze eenzijdige opvatting van het 'volkskarakter' maakt Joden tot een modieus werkje, dat over tien jaar waarschijnlijk alleen nog maar gne zal oproepen. Dat de Nederlandse vertaling christelijke aanduidingen als Oude Testament met een hoofdletter schrijft en joodse termen als Tora en Talmoed met een kleine letter; dat men 'rabbi' gebruikt in plaats van 'rabbijn', is anderzijds weer een ironische illustratie van het gebrek aan respect voor joden en jodendom dat een deel van de motivatie vormt voor een verschijnsel als ethnic pride. De idealen van de Franse Revolutie zijn te mooi om op de mestvaalt van de geschiedenis te belanden. In aangepaste vorm kunnen zij de basis worden voor het volgende maatschappelijke 'project', dat de tekortkomingen van zowel Verlichting als nationalisme moet ondervangen: de multiculturele samenleving. Te vrezen valt wel, dat de reactie op de Verlichting nog lang niet is uitgewoed. De denkers van de Verlichting hebben het menselijke verlangen naar collectieve identiteit helaas fataal onderschat.
|
NRC Webpagina's 28 JANUARI 2000
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |