|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
"Ik heb een puur emotionele relatie met dat
boek"
MARGOT DIJKGRAAF
Biljarten om half tien, een roman waarin de Duitse Nobelprijswinnaar Heinrich Böll (1917-1985) de geschiedenis beschrijft van drie opeenvolgende generaties architecten, verscheen in 1960. De vader uit het boek bouwt een beroemd klooster, dat wordt opgeblazen door de zoon, die in de Tweede Wereldoorlog als officier diende. De kleinzoon, die net als zijn vader en grootvader architect is, maakt zich op om het te restaureren. Opvallend genoeg weet Van Zomeren zelf nauwelijks meer waar het boek over gaat. "Wat ik mij vaag herinner is de Dom van Keulen, mensen uit een bevoorrecht milieu (want die konden het zich permitteren om om half tien te biljarten) en familierelaties, vooral de verhouding tussen vader en zoon. Het was een boek over de oorlog, over bouwen en verwoesten. Wat mij altijd bij is gebleven is de sfeer van hunkering naar geluk, van noodlot en van onafwendbaarheid. Met dit boek is het mij vergaan zoals bij een mooi muziekstuk: je hebt er geen verhaal bij, maar je kunt wel in een paar woorden de sfeer weergeven." Van Zomeren heeft het nooit herlezen, met opzet. "Het is geen boek dat ik op intellectueel niveau heb bewonderd. Ik heb er een puur emotionele relatie mee, dat is uitzonderlijk." Waarom het boek juist toen zoveel indruk maakte op de negentienjarige Van Zomeren, heeft te maken met zijn literaire overtuigingen uit die tijd. In hetzelfde jaar zou hij debuteren met zijn eerste (en enige) dichtbundel De wielerkoers van Hank (1965). "Op mijn negentiende stond ik heel wantrouwend tegenover het menselijk vermogen om emoties te rationaliseren. Dus om ze te herleiden tot God of tot politieke slogans. Dat klinkt nu heel volwassen en dat was het toen ook al," zegt hij, niet zonder zelfspot. "Die eerste dichtbundel was heel noterend, emotieloos en weinig lyrisch. Er staan voetbaluitslagen in en de liefdesrelatie met een caissière van V&D wordt opgeroepen aan de hand van kassabonnen. Het was de tijd van Barbarber, van Schippers en Bernlef - de tijd waarin men vond dat de kunst niet zo deftig en niet zo ingewikkeld moest zijn. De kunst moest niet zo'n nummer maken van emoties, want het enige waar je houvast aan had was aan de concrete werkelijkheid. Ik was anti-ideologisch. Dat was mijn ideologie. Dat had ik bedacht," zegt Van Zomeren. In die perode las hij Biljarten om half tien, een boek waarin emoties wel degelijk een rol spelen en dat in zeker opzicht ook lyrisch is te noemen. Het lijkt achteraf alsof Böll hem een andere weg heeft ingestuurd. "Als ik nu mijn eigen werk bekijk, ben ik toch min of meer bij de lyriek uitgekomen", zegt hij, "mijn werk gaat over zintuigen, over gevoelens die geëvalueerd worden. Van nature neig ik toch naar een nostalgische toon." Van Zomeren, die op de drempel van het nieuwe millennium zijn veertigste boek publiceerde, Een dag in oktober, weet nog precies hoe hij zijn exemplaar van Biljarten om half tien is kwijtgeraakt. Van 1966 tot 1970 werkte hij als journalist bij Het Vrije Volk en daarna werd hij actief lid van de Socialistische Partij, in die tijd nog een radicale splinterpartij. "In die uiterst linkse kringen gold een enorm wantrouwen tegen de hele wereld van de kunst en de literatuur. Die was bourgeois, kleinburgerlijk en nutteloos. Als iets niet bijdroeg aan de strijd voor een betere wereld, dan droeg het bij aan de strijd daartegen. In die tijd heb ik ontzettend veel boeken van de hand gedaan. Zo'n boek als dat van Böll treft dan toch het lot van je leven." Na zijn vertrek uit de SP, in 1975, ging Van Zomeren thrillers schrijven. Hij vond dat Nederlandse schrijvers meer maatschappelijke betrokkenheid moesten tonen. "Ik dacht daarbij altijd aan Heinrich Böll. Er was in die tijd in Duitsland veel commotie rond de Rote Armee Fraktion. Er werd gediscussieerd over hoe je moest omgaan met radicale politieke organisaties. Böll had daar vaak een matigende invloed op. Zijn gezag ontleende hij aan zijn literaire werk. Toen ik twee jaar geleden actie voerde voor de varkens (tegen de bio-industrie - MD), zat Böll toch in mijn achterhoofd - al is mijn positie natuurlijk absoluut niet te vergelijken met die van hem." Zelf voelt Van Zomeren een zekere verwantschap met Bölls geboorteland. "Om te beginnen kom ik uit Arnhem. Dat verschilt niet zo verschrikkelijk veel van Duitsland," grinnikt hij. "Als ik met de trein of met de auto door Duitsland reis, stel ik me altijd voor hoe het zou zijn geweest als ik er geboren was, in 1946." Ik word gefascineerd door problemen van goed en kwaad, van schuld en verantwoordelijkheid. Mijn werk gaat daar ook vaak over. Wij in Nederland kunnen daar van alles over formuleren, maar dat doet er allemaal betrekkelijk weinig toe. Wat er in Duitsland gedacht wordt, wat er uitgedrukt wordt in politieke keuzes, is beslissend voor het vervolg van de Europese geschiedenis. Dat kun je van debatten in Nederland zelden zeggen - al hoop ik natuurlijk wel dat we de Waddenzee voor Europa behouden." Even later blijkt zijn denkexperiment ('Stel dat ik een Duitser was') toch niet geheel op fantasie te berusten. "Mijn moeder heet Hüttgens," vertelt Van Zomeren, "Ik heb me nooit over die naam verwonderd, totdat een oom van mij eens zei dat dat een Duitse naam was - met die umlaut, zo echt Rijnlands. In een bliksemflits dacht ik aan Böll. Is dat nou niet intrigerend? Op het moment dat mijn oom dat zei, dacht ik niet: wij zijn Duitsers. Nee, ik dacht: wij hebben een naam die heel goed in een roman van Heinrich Böll zou hebben gepast. Dat vond ik fantastisch."
Heinrich Böll: Biljarten om half tien. Elsevier, vert. Michel van der Plas, uitverkocht. Billard um halb zehn, DDV, 336 blz. 19,45
|
NRC Webpagina's 21 JANUARI 2000
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |