|
|
|
NIEUWSSELECTIE Dossier Kosovo
|
Ex-militieleider Arkan vermoord
Door onze correspondent YAEL VINCKX
Arkan werd zaterdagmiddag om kwart over vijf in de lobby van hotel Intercontinental in Belgrado neergeschoten door een of meer gemaskerde mannen. Hij werd getroffen in de mond, een oog en een slaap en stierf op weg naar het ziekenhuis. De daders schoten 38 kogels af. Een lijfwacht en een vriend van Arkan - naar later bleek een hoge functionaris van de speciale politie van het ministerie van Binnenlandse Zaken - werden ook gedood. De daders ontsnapten. Arkan had eerder via zijn advocaat contact gezocht met het Joegoslavië- tribunaal, mogelijk om strafvermindering te krijgen in ruil voor informatie over de betrokkenheid van het regime in Belgrado bij de Balkanoorlogen. De Amerikaanse Balkan-diplomaat Jacques Klein zei: "Ik kan geen tranen plengen voor een psychopathische massamoordenaar. Voor mij is rouwen om Arkan rouwen om [nazi-moordenaar Adolf] Eichmann. Het trieste is echter dat hij nooit is berecht." 'Arkan wist te veel' Over de motieven voor de moord wordt druk gespeculeerd. In Belgrado houdt men rekening met een criminele afrekening. De 47-jarige Arkan, die zijn loopbaan begon als bankrover en die in 1980 in Amsterdam nog tot zeven jaar gevangenisstraf is veroordeeld, werd tijdens zijn plundertochten in Bosnië steenrijk en bouwde in Joegoslavië een crimineel zakenimperium op. Maar Mirza Hajric, adviseur van de Bosnische president, stond gisteren ook stil bij de mogelijkheid van een politieke moord. "Arkan had belangrijk bewijs kunnen leveren over de betrokkenheid van [de Joegoslavische president] Milosevic bij de oorlogsmisdaden in Bosnië. Iemand heeft bepaald dat een van de sleutelfiguren die te veel wist niet te lang zou leven." Volgens een woordvoerder van het tribunaal bestonden contacten met "lieden die beweerden Arkan te vertegenwoordigen" maar die wellicht alleen uit waren op het inzien van de dagvaarding tegen Arkan. Volgens geruchten in Belgrado hoopte Arkan op een afspraak waarbij hij in ruil voor informatie over Milosevic strafvermindering zou krijgen. Zijn advocaat, Giovanni di Stefano, heeft naar eigen zeggen namens Arkan bewijsmateriaal in Den Haag gedeponeerd. Dat wordt bij het tribunaal ontkend. Er deden ook geruchten de ronde als zou Arkan naar het Westen willen overlopen, al dan niet in ruil voor informatie over de rol van Milosevic bij de oorlogen in Kroatië en Bosnië. Andere bronnen speculeren dat Arkan geenszins van plan was 'uit te pakken' en zich daarom juist zeer veilig voelde; daarom zou hij niet zoveel lijfwachten rond zich hebben als tot voor kort. ARKAN (1952-2000) Etnische zuiveraar
Door onze redacteur PETER MICHIELSEN
Een week later, op 8 april, was Zvornik aan de beurt. Het werd eerst gebombardeerd door het JNA. De Tijgers kwamen naar de stad en stelden de moslims een ultimatum. Een dag later gaven die zich over. De Tijgers rukten binnen en de etnische zuivering begon. Vervolgens trok het JNA binnen: dat was het patroon dat zich in Bosnië zou blijven herhalen. De leider van de Tijgers heette Zeljko Raznjatovic. Zijn nom de guerre: Arkan ('Roofkat'). De Amerikaanse diplomaat Richard Holbrooke stelt in zijn memoires dat Arkan 'de etnische zuivering vrijwel heeft uitgevonden'. Nu is etnische zuivering als concept zo oud als de mensheid, maar Arkan heeft wel de strategie van de etnische zuivering bepaald en verfijnd: een paramilitaire militie - niet gehinderd door welke scrupules dan ook - trekt het dorp binnen; de moslim-elite wordt vermoord of weggevoerd; de leiderloze moslim- bevolking wordt met executies, verkrachtingen, brandstichting en het opblazen van de moskee geterroriseerd en verdreven of 'rijp' gemaakt voor een 'vrijwillig' vertrek, met afstaan van hun bezittingen. Vervolgens trekt het reguliere leger van de Serviërs het dorp binnen. Het vuile werk is dan geklaard en de Tijgers (of een van de andere milities) trekken verder, met de buit natuurlijk. In 1992, als Arkan zijn geurvlag als massamoordenaar uitzet, heeft hij er al een indrukwekkende carrière op zitten. De in 1952 in het Sloveense Brezice geboren zoon van een Montenegrijnse officier begint in de jaren zeventig een loopbaan als bankrover. In 1975 krijgt hij in Brussel vijftien jaar gevangenisstraf. Hij ontsnapt na vier jaar. Op 7 mei 1980 krijgt hij in Amsterdam zeven jaar. In 1981 ontsnapt Arkan opnieuw, nu uit de Bijlmerbajes, om zijn loopbaan voort te zetten in Italië, Duitsland en Zweden. Er zijn veel aanwijzingen dat Arkan dit werk combineert met dat van geheim agent voor de Joegoslavische geheime dienst, die vaak gebruik maakt van de diensten van criminelen voor aanslagen op in het Westen wonende critici, vooral in de Kroatische diaspora, en die Arkan voorzag van valse paspoorten. Duidelijk is dat Arkan voortreffelijke relaties met het regime onderhoudt en steeds is blijven onderhouden. In 1986 keert hij naar Belgrado terug en opent hij een banketbakkerij. Vier jaar later valt hij op als de grote man bij de voetbalclub Rode Ster Belgrado. Hij leidt er de supportersclub, en met name de gewelddadige harde kern, die zich Delije (Strijders) noemt. Als Arkan, vooruitlopend op de desintegratie van Joegoslavië, op 11 oktober 1990 in het Pokajnica-klooster de Servische Vrijwilligergarde (SDG), bijgenaamd 'Tijgers', opricht, bestaat de kern uit de vechtjassen van Delije. De Tijgers krijgen volop belangstelling van de politieke leiding in Servië. Ze krijgen geld, wapens en toegang tot de Servische media van zowel politieke leiders als van de geheime dienst en de speciale politie van het ministerie van Binnenlandse Zaken MUP. Na 1992 worden de Tijgers als kampioenen van de Servische zaak in Bosnië ook gefinancierd met miljoenen die de Servische bevolking uit de zak zijn geklopt door frauduleuze banken en piramidefondsen als Jukoskandic. Het begin van Arkans carrière als oorlogsmisdadiger is niet veelbelovend: hij wordt op 29 november 1990 door de Kroaten in Dvor gearresteerd als hij Kroatische Serviërs recruteert voor zijn Tijgers. Hij krijgt 20 maanden, maar komt vrij als Milosevic daar een miljoen mark voor over heeft. Hij laat zich pas weer in Kroatië zien als een jaar later de oorlog uitbreekt. Hij levert dan zijn bijdrage aan de volledige verwoesting van Vukovar. Zijn Tijgers halen Kroaten uit hun huizen en drijven hen de mijnenvelden door. In het naburige Erdut richt hij een kamp in waar Tijger-recruten - leden van Delije, maar ook uit Servische gevangenissen vrijgelaten gangsters, fanatieke vrijwilligers en Serviërs met een etnische grief - leren dat bij etnische zuiveringen vrouwen, kinderen en bejaarden niet moeten worden gespaard. Het afsnijden van kelen wordt er geoefend op varkens. Later worden in het kamp - dat tot eind 1995 blijft bestaan - ook gevangenen opgesloten. De topcrimineel met het babyface is dan allang steenrijk, niet alleen door het systematisch plunderen van moslims in Bosnië, maar ook door de genereuze subsidies van zijn grote beschermheer Slobodan Milosevic en banken als Jukoskandic. Hij investeert zijn oorlogswinsten in de olie-industrie van Oost-Slavonië, geeft forse steekpenningen (en gouden medailles) aan de gangsters-politici die de oliesmokkel regelen, bouwt zich in de luxe wijk Dedinje een vijf verdiepingen hoog huis met kleine raampjes met reflecterende ramen, en opende hotels, cafés, banketbakkerijen en een casino. Arkan is altijd bij uitstek een instrument van Milosevic geweest. In vredesoverleg deed de Joegoslavische leider doorgaans of hij nooit van Arkan had gehoord ("Is dat niet de lijfwacht van Biljana Plavsic?"), maar als mensen als Holbrooke hem met CIA-informatie wezen op de nauwe banden tussen de Tijgers en Belgrado, bleek kort daarop dat Arkan zijn acties terugschroefde. In december 1992 probeert hij het even in de politiek: met een groep vrienden stelt hij zich in Kosovo kandidaat bij de Servische parlementsverkiezingen. Hij krijgt slechts 0,3 procent van het electoraat achter zich, maar bemachtigt toch vijf zetels, wegens de totale boycot van de Albanese kiezers. Eind 1993 richt hij op last van Milosevic (die een tegenwicht wil tegen de eigengereide fascist Seselj) een eigen ultra-nationalistische partij op, de Servische Eenheidspartij (SSJ). De partij krijgt veel geld en veel media-aandacht, maar redt het niet: nul zetels. In de Bosnische oorlog kan Arkan met zijn Tijgers ongestoord zijn gang gaan, óók na de breuk tussen Milosevic en de leiders in Pale in 1993: hij geniet de steun van Belgrado. Als eind 1995 de Bosnisch-Servische legerleider Ratko Mladic, woedend over het plunderen en moorden van de Tijgers, Arkan beveelt Bosnië te verlaten, kan die dat simpelweg weigeren. Zijn Tijgers worden verantwoordelijk gehouden voor de dood van 24.000 mensen in Kroatië en Bosnië. Na 1995 houdt Arkan zich bezig met voetbal - hij schaft zich een andere club aan: Obilic - en zaken. Met veel succes: Obilic wordt kampioen, Arkan multimiljonair. Zijn (derde) huwelijk, met turbofolk-zangeres Svetlana Velickovic, alias Ceca, is op 19 februari 1995 de sociale gebeurtenis van het decennium: bij een met enorme luxe en pseudo- traditionele parafernalia omgeven plechtigheid geeft de oorlogsmisdadiger, onder knikkend toezien van een rits Servisch- orthodoxe bisschoppen en de hele criminele, economische en politieke elite van het land, het jawoord aan de popster. De bruidegom heeft zich gestoken in een Montenegrijns officiersuniform uit de Eerste Wereldoorlog. Ceca gaat gekleed als Maagd van Kosovo, die op zoetelijke Servische schilderijen uit de 19de eeuw gewonden uit de Slag op het Merelveld in 1389 verzorgt. Arkan, onderwereldkoning en massamoordenaar, is zijn rechters ontkomen. Hij stierf de dood die welhaast gebruikelijk is geworden in het met criminaliteit verweven politieke milieu van Belgrado. Voor het laatst deed hij van zich spreken in de oorlog in Kosovo, waar zijn Tijgers nieuwe bijdragen leverden in de etnische zuivering. Hij ontkende dat in een interview met John Simpson van de BBC, die, alle routine ten spijt, zo onder de indruk raakte van de met veel bravoure (en charme) doordesemde uitlatingen van Arkan dat zijn kritisch vermogen ineenschrompelde tot dat van een zak aardappelen.
|
NRC Webpagina's
17 JANUARI 2000
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |