NIEUWSSELECTIE Sociaal en Cultureel Planbureau |
Druk, druk, druk, druk, druk
Door onze redacteur DICK VAN EIJK ROTTERDAM, 2 DEC. De tijdsbesteding van burgers staat in een ongekende politieke belangstelling. Winkelsluitingswet, commissie dagindeling, vierdaagse schoolweek, 24-uurseconomie - het zijn symptomen voor de afbrokkeling van de oude collectieve dag- en weekritmen. De greep van de overheid op die collectieve ritmen neemt af, de ruimte voor individuele keuzes neemt toe. De vraag is, bij alle discussie, hoe groot de veranderingen in tijdsbesteding nu werkelijk zijn. Om de tijdsbesteding van mensen in kaart te brengen vraagt het Sociaal en Cultureel Planbureau om de vijf jaar zo'n drieduizend mensen om een week lang per kwartier te noteren wat ze aan het doen zijn. Die activiteiten kunnen vervolgens worden gerelateerd aan kenmerken als geslacht, leeftijd, huishoudens situatie en opleidingsniveau. Omdat het onderzoek sinds 1975 op vrijwel identieke wijze is uitgevoerd, geven de resultaten zoals die zijn verzameld in de vandaag verschenen studie Naar andere tijden? een behoorlijke indicatie van de veranderingen in de tijdsbesteding in Nederland in het laatste kwart van de twintigste eeuw. De dominante ontwikkeling is dat Nederlanders het steeds drukker hebben gekregen. Dat 'drukker krijgen' is de resultante van drie ontwikkelingen. De eerste is dat verplichtingen als werk, studie en huishouden steeds meer tijd vergen. In 1975 was daar wekelijks nog 43uur per persoon mee gemoeid, twintig jaar later was dat 45,6 uur. Vrouwen zijn aanzienlijk meer gaan werken, maar mannen ook iets meer. De verkorting van de contractuele arbeidsduur in CAO's blijkt in de praktijk niet of nauwelijks te betekenen dat we echt korter werken. Met name personen met een opleiding op havo-niveau of hoger gingen juist meer tijd aan hun werk besteden.
Vrouwen compenseerden de extra uren werk door minder tijd in het huishouden te steken. Per saldo zijn vrouwen gemiddeld gesproken niet meer tijd aan verplichtingen kwijt dan twintig jaar geleden. Mannen wel: zij gingen niet alleen een uur langer werken, maar ook tweeënhalf uur meer in het huishouden doen. Rond het gemiddelde is sprake van grote verschillen: zo hebben beide partners in een tweeverdienershuishouden samen gemiddeld 105 uur aan verplichtingen, in een kostwinnershuishouden 91 uur. Achter die verschuivingen in uren zitten verschuivingen in activiteiten. Zo kookte 41 procent alle volwassen (man én vrouw) in 1975 nooitop een doordeweekse dag; in 1995 was dat nog maar 26 procent. In 1975 stofte of stofzuigde 27 procent nooit, in 1995 was dat nog maar 14 procent. Steeds meer mensen hebben zowel een baan als een substantiële taak in het huishouden. Het percentage dat meer dan twaalf uur per week werkt én meer dan acht uur per week aan het huishouden spendeerde nam toe van 22 procent in 1975 tot veertig procent in 1995. Een samenleving van kostwinners en huisvrouwen veranderde in een samenleving van tweeverdieners en alleenstaanden dieop de arbeidsmarkt én in het huishouden actief zijn. De onderzoekers spreken van de opkomst van een deeltijd maatschappij: nogveel meer mensen dan in deeltijd werken doen in deeltijd het huishouden. Al die toegenomen verplichtingen drukken ongelijk op verschillende categorieën in de samenleving. Zo hoeven verreweg de meeste mensen op zondag nog altijd niet te werken. Maar onder leidinggevende en hogere employees nam het percentage dat 's zondags meer dan vijf uur werkte toe van vier tot dertien. Ook ongeschoold werk nam toe opzondag. Het middensegment van de arbeidsmarkt - geschoolde arbeiders, lagere en middelbare employees - ziet de vrije zondag nauwelijks onder druk staan. Van een 24-uurs economie is duidelijk nog geen sprake. Sterker nog, in de jaren vijftig, toen Nederland veel meer vol continu-industrie kende, werd er waarschijnlijk aanzienlijk meer buiten kantooruren gewerkt dan nu. Wel is in toenemende mate sprake van wat de onderzoekers een 24-uursmaatschappij noemen: huishoudelijke werkzaamheden zijn in de loop der jaren steeds meer naar de avonden en de weekeinden verschoven. De tweede ontwikkeling, na de toename van verplichtingen, is een verschuiving in de vrijetijdsactiviteiten: mensen hebben minder vrije tijd gekregen, maar ondernemen daarin meer verschillende activiteiten minder vaak. Ze doen van alles wat.
Dit geldt vooral voor hoger opgeleiden en personen onder de vijftig. Ouderen en lager opgeleiden hebben zelfs wat meer vrije tijd gekregen. Mensen blijken de afgenomen vrije tijd niet met de kaasschaaf in mindering te brengen op al hun wekelijkse activiteiten. Ze ondernemen per week gewoon minder activiteiten. Maar op jaarbasis doen ze juistméér verschillende dingen. Hun repertoire verbreedt. Meer dan twintig jaar geleden tref je bij een concert en een voetbalwedstrijd dezelfde mensen aan. Hoge cultuur en vermaak zijn geen gescheiden werelden meer. De derde ontwikkeling is deels het gevolg van de eerste twee: de routinematigheid van het leven neemt af, coördinatieproblemen nemen toe. Voorzichtig opperen de onderzoekers dit als verklaring voor gesignaleerde gevoelens van rusteloosheid en gejaagdheid. Het vergt na het wegvallen de huisvrouw als 'buffer' steeds meer kunst en vlieg werk om de ritmes van individuen binnen één huishouden op elkaar af te stemmen. Opmerkelijk is dat juist de druk bezette hoger opgeleidenméér tijd zijn gaan steken in activiteiten met hun kinderen: spelen, voorlezen, tochtjes maken. Dat is bij lageropgeleiden niet het geval. Weliswaar is daar wat minder werkdruk dus wellicht minder verlies van terloopse aandacht, maar lager opgeleiden zijn minder tijd gaan besteden aan activiteiten met hun kinderen. Hogeropgeleiden ruilden de terloopse aandacht voor hun kinderen in voor meer expliciete aandacht: voor quality time. Wie 75 uur werkt kan niet ziek worden
AMSTERDAM, 2 DEC. Remco Hopman (22), eigenaar van groentespeciaalzaak De Twee Gebroeders in winkelcentrum Brazilië in Amsterdam: "Elke dag ben ik klokslag zeven uur op de zaak. Dan wacht ik op de vrachtwagen van de veiling. Die brengt precies wat ik de vorige middag per computer heb besteld. Dat is nauwkeurig werk: als je te veel koopt, rot het weg. Koop je te weinig, dan heb je teleurgestelde klanten. "Als de chauffeur is vertrokken, til ik alle kratten naar binnen en begin met het inruimen van de winkel. Daar besteed ik veel aandacht aan, want dat is het lokkertje voor de klanten: je moet zorgen dat heter aantrekkelijk uitziet. "Daarna help ik klanten. Vanaf half negen heb ik hulp, maar het liefst sta ik zoveel mogelijk zelf in de winkel. Ik maak een praatje met die klanten, geef de kinderen een mandarijntje. Ik ben het gezicht van de zaak. Als het even rustig is, geef ik de bestelling voor de volgende dag weer door. De winkel draait nu een jaar. Ik heb ongeveer twee ton moeten lenen om hem op te zetten. Ik heb het geld grotendeels van de Twee Gebroeders-winkelketen kunnen lenen. Als je op je eenentwintigste bij de bank komt, geven ze je niet zo snel twee ton mee. De eerste paar jaar verdien ik niet veel, eerst die schuld aflossen. "De winkel is open tot zeven uur. In deze wijk wonen veel twee verdieners en die doen boodschappen na hun werk. Om zes uur gaat het personeel naar huis. Ik help de klanten die daarna nog komen. Dan gaat alles de koeling in en tel ik het kassageld. Zo rond half acht sluit ik af en ga naar huis. "Elke dag is min of meer hetzelfde, ook zaterdag. Het zijn wel lange dagen, ja. Als je een eigen zaak wil opzetten, moet je hard werken endag en nacht aanwezig zijn. Mijn vriendin wist waar ik aan begon, dus ze klaagt niet. Zij studeert en als ik hulp nodig heb, komt ze. "Mijn vriendin doet het meeste in het huishouden. Ik kook wel vaak inhet weekend en we wassen na het eten samen af. Op dinsdagavond stofzuig ik het huis, dat is vaste prik. Zij doet meestal de boodschappen, de was en de rest. "Een paar maanden geleden had ik erg last van mijn rug,die zat helemaal vast. Overbelasting door verkeerd tillen, maar ook vermoeidheid, zei de fysiotherapeut. Ik moest maar een weekje rust nemen, zei hij. Maar ziek zijn kan absoluut niet. Ik heb wel geprobeerd anders te tillen en wat meer te slapen. Toen ging het gelukkig over. "Op zondag ben ik vrij. Het is de dag om vrienden of ouders te bezoeken. Maar vaak moet ik dan wel mijn administratie doen. Er komt veel bijkijken, hoor, een eigen winkel. Maar het is ook hartstikke leuk. Mijn toekomst? Over een paar jaar heb ik een tweede zaak." Zondag blijft 'rustdag' heten, al werk je urenlang
UTRECHT, 2 DEC. Minder dan ooit is de zondag een rustdag. Vooral 'hogere employés' en leidinggevenden zijn volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) op zondag gaan werken. Uit deze groep werkte in 1975 vier procent vijf uur of langerop zondag, in 1995 al dertien procent. Daarmee overtreft de groep zelfs de zelfstandige ondernemers, waar het percentage steeg van 8,5 naar 10 procent. Het verschijnsel doet zich volgens het SCP-rapport vooral voorbij mensen die toch al heel veel uren maken. Zoals verzekeringsadviseur Marco van Beek van Waltmann en Co, die "geen idee" heeft hoe lang zijn werkweek gemiddeld duurt. "Dat zou ik moeten bijhouden." 's Avonds doethij regelmatig thuis dingen waar hij overdag niet aan toekomt. En dan is er nog de studie, benodigd voor het bijhouden van nieuwe ontwikkelingen. Dat is iets wat hij "sowieso" in zijn vrije tijd moetdoen. Dezer dagen is hij daar elke zondag wel één tot drie uur mee kwijt. Erg vindt hij het niet, want studie is leuk. "Hetzou iets anders zijn als ik bergen werk had en iedere zondag moest werken." Hoe is dat bij Rob Brouwer, behalve adviseur ook eigenaar van het bedrijf Hypotheekvisie? Brouwer zit "zo'n vijf keer per jaar" 's zondags op kantoor, zegt hij. "Maar ik ontvang geen klanten." In principe is en blijft de zondag vrij. "Wij werken al van maandag tot en met zaterdag en iedere avond behalve de zaterdag. Er moet ook een rustdag zijn." Op zaterdagavond neemt hij alvast zijn agenda voor de volgende week door. Dat, de voorbereiding thuis, is een vrij algemeen verschijnsel, maarwordt niet door iedereen ervaren als werk. "Ik werk nooit op zondag",zegt advocaat D.J. Gutter van De Groot en Partners. Maar hij blijkt wel iedere zondagavond alvast de planning voor de komende week te maken, waar hij een half uur een uur mee kwijt is. "Dat doe ik omdat er hierop maandagmorgen allerlei zaken zijn waardoor ik er niet aan toekom. De postbespreking, mensen die opbellen." Ook een concern controller die niet met zijn naam in de krant wilis gemiddeld twee zondagavonden per maand van acht tot elf - "na het voetballen" - geheel vrijwillig bezig met de week die komen gaat."Helemaal niet vervelend", vindt hij. "Eerder prettig om een goede start te maken." Zijn werkweek schat hij in totaal op 50 tot 55 uur. Voor mensen met een vrij beroep komt de zondag gemakkelijk in hetgedrang, maar toch blijft werken op die dag voor sommigen taboe. "Daar heb ik geen zin in", zegt vertaler H. Dielessen. "Ik heb andere dingente doen. Ik rijd paard." S. Nelissen-Bradova van vertaalbureau Praag,die zo'n 40 50 uur per week aan werk besteedt, werkt voor spoedvertalingen een keer of tien per jaar het hele weekend door. Dat vindt ze prima, zolang het maar niet elke week hoeft. Weer een andere vertaler/docent zegt "redelijk vaak" op zondag les te moeten geven aan "hoge pieten" die niet op een andere dag kunnen. "Ik heb het nog van me af weten te houden", zegt zelfstandig accountant Esko van Hattem. "Ik probeer het werk toch zoveel mogelijk te beperken tot de vijf doordeweekse dagen. Ik werk nu 50, 55 uur per week. Als ik nog meer zou werken zou dat de productiviteit niet ten goede komen. "Maar de administratieve druk in zijn branche, "ook opgelegd door de overheid", is volgens hem de afgelopen jaren zo zeer opgelopen dat ookde zondag onder zware druk staat. "Nu weer die belastingplannen", zucht hij. "Iedere verandering brengt weer nieuwe dingen met zich mee."
Kinderen in het ballenbad niet echt 'qualitytime'
GRONINGEN, 2 DEC. Samen naar Ikea waar de kinderen in het ballenbad verdwijnen en de ouders iets moois gaan uitzoeken. Dat lijkt de Groningse psycholoog Jan Bijstra (43) niet het juiste voorbeeld van "quality time". Maar "inderdaad", hij weet ook dat nogal wat ouders daarbij wél het idee hebben samen met hun kinderen bezig tezijn. "Ik zou zeggen, je suggereert op deze manier alleen maar dat jesamen iets doet." Het Sociaal en Cultuur Planbureau stelt vast dat ouders in 1995 meer tijd vrij maakten om met hun kinderen te praten, ze voor te lezen enspelletjes met ze te doen of tochtjes te maken. Bijstra: "Ja, al die verhalen over gewijzigde patronen. We moeten ons wel realiseren dat hetgaat over de 'upper ten'. In het grootste deel van de huishoudens is de aanpak nog traditioneel, ik merk dat regelmatig bij de school. Veel moeders hebben een baantje, maar de meesten zorgen er toch wel voor datze rond half één weer thuis zijn als de kinderen middagpauze hebben." Als beide ouders op school komen om over hun kind te praten, zwijgen nog altijd de meeste vaders als gevraagd wordt hoehet zich thuis gedraagt. Wel ziet Bijstra een verschuiving: "Als ik het vergelijk met mijn jeugd, wordt er nu meer ondernomen, is er in steedsmeer gezinnen bewust aandacht. Vroeger ging dat ter loopser." Hij herinnert zich zijn vader als een man die nooit een luier verwisselde. " Thuis gingen er wel verhalen over een oom die 's nachts zijn bed uit stapte als de kinderen een bange droom hadden. Die kinderen riepen hem ook altijd het eerst, niet hun moeder. Mijn ouders spraken daar met enig dédain over, ze vonden dat mijn tante zoiets niet kon maken." Bijstra werkt halve dagen als medewerker aan de universiteit en de rest van de werkweek op een school. Zijn vrouw werkt als medisch analiste voor halve dagen. "We hebben ons in duizend bochten gewrongen om teregelen dat er altijd iemand thuis was voor de kinderen." Daarbij werd vaak een beroep gedaan op familie. Hebben zijn vrouw Dincka en hij voorquality time gezorgd? "We zijn niet zo'n uithuizig gezin, maarwe hebben samen veel gedaan. In de weekeinden vooral fietsen, eens een keer naar de bioscoop, samen een spelletje." Anders dan de trend vannu, blijft in het gezin Bijstra de televisie onder het eten uit: "Datis voor ons een verplicht moment om samen bezig te zijn." Volgens hem is noch televisiekijken noch achter de computer zitten een activiteit waarbij je samen bezig bent. "Het is meer náást elkaar bezig zijn en dat is tegelijk een ontwikkelingsfase in het leven vaneen kind. Laten we hopen dat de volgende fase waarin je sociaal bezig gaat vanzelf aanbreekt", aldus Bijstra. Waar de (ontwikkelings)psycholoog het begrip 'upper ten' gebruikt,bedoelt hij de tweeverdieners met één of meer kleine kinderen. Hij kan zich voorstellen dat deze ouders de tijd met hun kinderen zeer bewust invullen. "Meestal zal het zijn omdat ze er plezier aan beleven, maar als je het negatief wilt benaderen zou je het excuusgedrag kunnen noemen. Een goedmakertje omdat het kind naar decrèche moest." Hij constateert vooral de laatste tijd dat kinderen vaker hyperactief gedrag vertonen: "Het is niet zonder reden dat er steeds meer over ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder,een ernstige concentratiestoornis-red.) wordt geschreven." Voor Bijstra bestaat er een samenhang met het drukke leven van de ouders. "Er zijn kinderen die van het ene opvangadres naar het andere worden gesleept. Daar hebben ze ook nog te maken met wisselingen van personeel, dat zijn iedere dag heel wat prikkels. Als een kind daar gevoelig voor is, zal het voor hem moeilijk zijn structuur te vinden. Hier moet de qualitytime op een rustige, gestructureerde manier worden ingevuld. Als zo'n kind door de ouders ook nog eens van de ene naar de andere activiteit wordt gesleept, dan raakt het overvoerd met prikkels." Volgens Bijstra is ADHD, zich uitend in hyperactief gedrag en agressiviteit, op de basisscholen "een trend".
| NRC Webpagina's 2 DECEMBER 1999 ( a d v e r t e n t i e s ) |
Bovenkant pagina |