|
|
|
NIEUWSSELECTIE Verenigde Naties
|
Mary Robinson, Hoge Commissaris van de VN
'We moeten beter luisteren en eerder interveniëren'
ROTTERDAM, 9 NOV. "Je leert geduld hebben als je voor de Verenigde Naties werkt", zegt Mary Robinson en ze lacht erbij. Robinson (55), voormalig president van Ierland, is sinds twee jaar Hoge Commissaris voor de rechten van de mens van de Verenigd Naties (VN). Vandaag ontving 'Holy Mary', zoals ze liefkozend door de Ieren wordt genoemd, de prestigieuze Erasmusprijs uit handen van prins Bernard in zijn functie van regent van de Stichting Praemium Erasmianum. Zij krijgt die prijs, bestaande uit 'versierselen' en een geldbedrag van 300 duizend gulden, "voor de bijzonder krachtige wijze waarop zij vorm geeft aan het begrip 'gemeenschappelijke verantwoordelijkheid'. Robinson zegt zeer vereerd te zijn met haar nominatie. "Het thema gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is bij uitstek relevant op het terrein van de verdediging en het uitdragen van de rechten van de mens. Daarom draag ik de prijs ook op aan al degenen die zich in het veld daarvoor inzetten." Het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten is een relatief jonge functie binnen de organisatie die in 1993 in het leven werd geroepen door de algemene vergadering van de VN. Robinson is na de Equadoriaan José Ayala-Lasso de tweede Hoge Commissaris, en bij de uitvoering van haar taak meer uitgesproken dan haar voorganger. Die taak bestaat officieel uit het coördineren van de bescherming en verbreiding van de mensenrechten door de hele VN-organisatie. Haar voorganger werkte vooral door middel van stille diplomatie. Robinson treedt regelmatig in de schijnwerpers met kritiek op regeringen die het met de verdediging van de rechten van de mens niet erg nauw nemen. Vrij snel na haar aantreden in 1997 bepleitte ze een internationaal onderzoek naar de moordpartijen in Algerije, zeer tot woede van de Algerijnse regering. Onlangs nog veroordeelde Robinson in scherpe bewoordingen het optreden van het Indonesische leger in Oost-Timor. Ook nu bepleitte ze een internationaal onderzoek. In haar rapportage na een bezoek aan Indonesië schrijft Robinson onder meer: "Het zou een verraad zijn van alles waar de VN voor staat op het terrein van de universele promotie en bescherming van de rechten van de mens als we deze eeuw en dit millennium afsluiten terwijl we straffeloosheid tolereren voor degenen die zich schuldig gemaakt hebben aan deze schokkende schendingen." De speciale onderzoekscommissie die vorige maand ter plekke zou moeten onderzoeken wat zich in Oost-Timor heeft afgespeeld, wacht ondertussen nog steeds op groen licht van de overkoepelende Economische en Sociale Raad (Ecosoc). Robinson noemt die vertraging "spijtig". "Daar staat tegenover dat er in de tussentijd belangrijke politieke ontwikkelingen te zien zijn in Indonesië. Zo is de voorzitter van de Nationale Commissie voor de Mensenrechten, Marzuki Darusman, benoemd tot openbaar aanklager en is er een nieuw ministerie voor Mensenrechten gekomen. Dat beschouw ik maar als een compensatie voor de opgelopen vertraging. Het is ook beter wanneer een cultuur van bescherming van rechten van de mens van binnen uit groeit, dan wanneer die van buitenaf wordt opgelegd. Dat werkt toch niet." Robinson heeft de laatste tijd regelmatig VN-secretaris-generaal Kofi Annan geciteerd die heeft gezegd dat de volgende eeuw de eeuw van de verbreiding van de mensenrechten en van de preventie van conflicten moet worden. Over hoe dat zou moeten bestaat, weinig duidelijkheid. Er zijn volgens haar hoopvolle ontwikkelingen op het terrein van het internationaal recht met de speciale tribunalen voor Joegoslavië en Rwanda. Ook "interessant" vindt Robinson de internationale vervolging die de Chileens dictator Pinochet mogelijk boven het hoofd hangt. Bovendien is vorige jaar afgesproken een permanente internationaal strafrechtbank te installeren. Maar tot nu toe hebben slechts vier van de meer dan zestig landen die afspraak geratificeerd. "We moeten in zijn algemeenheid beter luisteren naar waarschuwingen en eerder interveniëren", zegt Robinson, "Dat hebben we nagelaten in Kosovo, Sierra Leone, in het Grote Meren-gebied in Afrika en ook weer in Oost-Timor." Een probleem daarbij is dat landen waar dit soort grootscheepse mensenrechtenschendingen plaatshebben niets moeten hebben van wat zij beschouwen als inmenging in interne aangelegenheden. "Op dit moment speelt dat probleem met Rusland", aldus Robinson, "Ik heb herhaaldelijk mijn grote bezorgheid uitgesproken over het optreden van het Russische leger tegen onschuldige burgers in Tsjetsjenië. Zij houden vol dat het gaat om bestrijding van terroristen maar ik ben van mening dat er buitenproportioneel geweld wordt gebruikt."
|
NRC Webpagina's
9 NOVEMBER 1999
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |